LEÏDSCÏÏ gg| DAGBLAD.
N°. 9892, j^Xaaiidag 23 3Xei. A°. 1892.
iQeze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 21 Mei.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per S maanden1.10.
Franco per post1.40.
Aixonderlifke NcmaaereB 0.08.
Devde Blad.
De Billitoo-zaak In dc Tweede Kamer.
Ttceedc Kamer. Zitting van 20 Mei.
Hot Billiton-contract, berustende op een
winstaandeel voor den Staat van 5/S tegen
'S aan de Billiton-maatschappy, werd bo
etreden door den heer Keuchenius, die een
ader optreden togen de Maatschappij had
lewenscht en liefst gezien had, dat zy de
tietigbeid van het contract van 1S82 had
ckend. Z. i. toonde de minister nog te veel
rrees voor een proces. Daarentegen had hy
sindor moeten opofferen en meer voordeel
dingen. Het blijft nog altyd een geschenk
m de Billiton-maatschappy. Vooral was hy
ügen loslatiug van cyns naar de bruto-op-
•rengst. Eri scherp, liet hy zich uit over
de poging der Maatschappy, om nog bijzon
dere gunsten van den ontvanger op Billiton
te verwerven.
De heer Levy adviseerde tot goedkeuring
ran het contract. Men dringe de Regeering
geene staatsexploitatie op. Dit contract behar
tigt het algemeen belang beter dan het vorige
en laat de staatssouvereiniteit ongedèerd.
De heer Sanders is juist als voorstander
van de staatsexploitatie tegen dit contract.
De heer Roëll verdedigde krachtig dit con
tract, dat het landsbelang behartigt, op weinig
'na in den geest van den heer Keuchenius,
en een proces voorkomt.
De heer Tijdens betuigt zyn leedwezen over
de hervatting der onderhandelingen met de
Billiton-Maat schappij. Met haar is een gelyk-
soortig contract als het vorige gesloten en
zjj zal ook voortaan 40 pet. winst maken.
Waartoe dan dat contract? Alleen uit vrees
Toor een proces? Maar dat mag voor Regee-
ling of Kamer geen motief zyn. Er was toch
Tcrzekerd dat onze rechten vaststonden.
Koet nu een© Maatschappy toegegeven wor-
cen, die ongeoorloofde middelen
rebruikte om het suppletoir contract te ver-
rijgen. Het zyn zelfs g e m e e n e middelen
De heer Mich iels Van Verduynen (com-
-ssaris der Maatschappy): Bewys dat!
De heer Tydensvervolgende, betreurt het,
•A de Gouverneur-Generaal \s Jacob indertyd
ïiet in staat van beschuldiging is gesteld,
renschen, die den Staat willen bedriegen
De Voorzitter verzoekt spreker geene be-
huldigingen te richten tegen personen, die
zich hier niet verdedigen kunnen. (Bravo).
De heer Tydens, voortgaande, betreurt het
dat de minister niet don rug heeft gekeerd
aan hen, die willen loven en biedenaan een
bestuur van aandeelhouders, die opzetteiyk
een Staat willen bedriegen
De Voorzitter verzoekt spreker nogmaals
geene beschuldigingen te richten togen per-
wnen, die zich niet kunnen verdedigen.
De heer Tydens zegt ton slotte, met ge
noegen gehoord te hebben, dat H. M. de Ko
ningin geene aandeelen in de Billiton-Maat
schappy heeft. Hij zou van den minister
gaarne eene opgave hebben van de lyst der
aandeelhouders. (Gelach).
De heer Michiels v. Verduynen vraagt het
"soord voor een persoonlyk feit.
De Voorzitter vraagt welk persoonlijk feit.
De heer Michiels wenscht in hoedanigheid
commissaris der Maatschappy het be
stuur en de aandeelhouders te verdedigen.
De Voorzitter acht die hoedanigheid geen
voldoend motief voor een persoonlyk feit.
De heer Michiels wenscht dan als lid der
Earner het woord te voeren.
De Voorzitter zegt dat hy daartoe de orde
c.r sprekers moet volgen.
De heer JE. Mackay verdedigt zyne vroeger
2-s minister gevolgde houding in dezen. Hy
"ffijst op de twyfelachtige kansen van een
proces, waarvoor hij stond. Dezo minister zelf
kseft zich, ondanks zijne sterkere positie, dan
ook verplicht gezien weer onderhandelingen
aan te knoopen mot de Maatschappy. Spreker,
als minister, had het zich nooit vergeven,
wanneer hij althans niet gepoogd had inder-
minne tot eene regeling te komen. Het door
hem gesloten contract is echter verworpen
en wy staan nu voor eene nieuwe overeen
komst. Wel is waar zyn daarby meerdere
voordeelen bedongen, maar er zyn toch ook
aanmerkingen tegen te maken. Ten onrechte
is vroeger aan de Billiton-Maatschappy ver
weten, dat de zuivere tinvoorraad niet is op
gegeven. Dat kon moeilyk, maar hier ware
de eisch zeker meer gegrond geweest, nu men
alleen met de netto winst heeft te rekenen.
Spreker verdedigt uitvoerig de vroegere voor
waarden in het verworpen contract. Hy stelt
er prijs op te constateeren, dat het bestuur
van de Maatschappy steeds met de meeste
loyauteit en openhartigheid jegens do Regee
ring heeft gehandeld. Overtuigd dat ook met
dit contract 's lands belang wordt behartigd,
zal spreker vóór dit contract stemmen.
De heer Vrolik zal zich wegens het ver
gevorderde uur alleen bepalen tot de vraag
aan den minister in hoever er zekerheid be
staat, dat de Maatschappy uitsluitend recht
had op het op 1 Mei 1892 in voorraad ver
kregen tin en tinerts. Die vraag is in de
stukken niet voldoende beantwoord.
De heer Michiels v. Verduynen wenscht op
de woorden, door don heer TydeDS gebruikt,
alleen dit te zeggen, dat, indien hy geene be-
wyzen kan aanvoeren voor zyne beschuldiging,
nl. dat het bestuur en de aandeelhouders der
Billiton Maatschappy zich schuldig hebben ge
maakt aan onbehoorlyke, gemeene en oneer-
lyke handelingen, hy deswege opheldering
verschuldigd is, zonder welke hy, ware hy
met gedekt door art. 97 der Grondwet, aan
eene vervolging zou blootstaan. Thans moet
hy zyne woorden aan do beoordeeling der
Kamer overlaten. Maar alsnog noodigt hy den
heer Tydens uit zyne beschuldiging eerlijk
en loyaal terug te nomen.
De heer Van Houten licht nader de juri-
dieke zijde der quaestie toe, voor zoover be
treft de kansen van een eventueel proces.
Deze quaestie houdt verband met den aard
der handelingen van den Gouv.-Gen. Overi
gens komt spreker op tegen ongemotiveerde
beschuldigingen. Wij hebben hier voor het
Staatsbelang te waken, maar ook te zorgen,
dat onze handelingen naar buiten juist wor
den beoordeeld. Spreker erkent ten slotte dat,
al ware het contract-Mackay aannemelyk,
deze minister het nog aantrokkolyker heeft
gemaakt, aannemelyker ook met het oog op
de groote belangen, welke wy in Indi heb
ben te behartigen op het gezag, dat wy daar
hoog hebben te houden.
De minister van koloniën rechtvaardigt in
de eerste plaats zyne houding in de quaestie
der Staats exploitatie. Hy licht nader de be
zwaren toe, die uit de kansen van een proces
kunnen voortvloeien en refereerde zich aan
het advies van den heer Van Houten. Proces
sen zyn altijd twijfelachtig en in dit geval
moet men voorzichtig zyn, met het oog op
het in 1882 gebeurde. Op den minister rustte
groote verantwoord el ykheid. Hy heeft rechts
geleerde adviezen ingewonnen en naar over
tuiging heeft hy toen gehandeld zooals een
goed huisvader zou gedaan hebben in bet
belang van zyn gezin. De minister voegt
hierby, dat een vaderlandlievend man, die
reeds meermalen groote diensten aan den
lande heeft bewezen, de grondslagen voor
deze regeling heeft gelegd.
Nu had de heer Keuchenius nog meer willen
bedongen zien, maar hyzelf zal wel kwalyk
in ernst kunnen meenen, dat de minister nog
eene winst van 35 millioen had kunnen
maken. Do bewering van den heer Keuchenius
omtrent de bezitters van aandeelen is nog
lichtvaardiger. By H. M. de Koningin en de
Koningin-Regentes zyn geene aandeelen meer
in bezit. Dit kan de minister stellig verzeke
ren. En toch noemde de heer Keuchenius
het aantal aandeel'en in het bezit van de erve
van Prins Hendrik. De heer Tydens heeft ten
minste eerlyk en loyaal die bewering omtrent
H. M. teruggenomen. De bepaling omtrent de
uitkeoring naar de netto-winst verdedigende,
zeide de minister dat geene oneerlyke bedoe
lingen in het spel geweest zyn by de renu-
meratie van den havenmeester te Tandjong-
Pandjong. Er kan hier van minder kiesche,
den ambtenaar onwaardige handelingen sprake
zyn, waarvoor eene berisping voldoende was,
by oneerlijke handelingen zou de betrokken
ambtenaar ongetwyfeld ontslagen zyn. Voor
eene behoorlyke contróle zal echter zorg ge
dragen worden. De hervatting der onderhan
delingen met de Maatschappy geschiedde in
het finantiëel belang van den Staat. Hy kon
tegenover Indië niet handelen als grand
seigneur, maar wel als schrale hansiets
wat hem wel eens verweten is van andere zyde.
Ten slotte komt de minister op tegen de
bewering, dat de Maatschappy onbehoorlyke
handelingen zou hebben gepleegd om het
suppl. contract van 1882 te verkrygen.
De heer Keuchenius had het woord willen
vragen voor een persoonlyk feit, n.l. dat de
minister hem in éón adem genoemd heeft
met den heer Tydens, om een verband, dat
niet bestaat. Door hem gelyk met den heer
Tydens te berispen en hem te zeggen dathy
de Koningin als aandeelhoudster of deelheb
ster in de Billiton-maatschappij zou hebben
genoemd, iets heeft gezegd wat volkomen
onjuist en onwaar is. Hy heeft alleen uit de
akte van oprichting aangehaald dat Prins
Hendrik en de heer Yan Tuyll als de con
cessionarissen voorkwamen, gesproken van
de erven van Prins Hendrik. Was nu de min.
gerechtigd tot tegenspraak? Heeft hy zich
vergewist of de Koninginnen geene aandeelen
meer bezitten als erfgenamen van Prins Hen
drik? Spreker hoeft alleen de verdeeling der
aandeelen uit de statuten nagegaan on daar
uit zyne gevolgtrekking gemaakt. Hy kent
niets van de geldelyke aangelegenheden van
het Koninklijk Huis en hoe hooger dit stygt
in eer en aanzien, des te aangenamer zal het
hem wezen. Het is aangenamer lofredenaar te
zyn van de Billiton Maatschappij dan van den
heer Tydens. Maar laten wy ons niet al te
veel stooten aan minder parlementaire taal van
den heer Tydens, die pas kort lid der Kamer
is. Ons voorbeeld zal hom wel tot voorzich
tigheid stemmen. Overigens, een debat met
dozen minister herinnert spreker telkens aan
de vrees van den heer Rutgers, dat deze
minister zóó dikwyls in toorn ontsteekt, dat
hy wellicht geneeskundige hulp zal behoeven
van de toenmalige doctoren Rombach en
ldserda.
De Voorzitter verzoekt den spr. niet te ver
van de orde af te wijken.
De heer Keuchenius herneemt dat hy het
hierby kan laten, omdat de doctoren Rom
bach en ldserda toch reeds dood zyn. (Gelach.)
Spreker beantwoordt verder het juridieke
betoog van den hoer Levy.
De heer Tydens zegt dat de Voorzitter
toelaat dat hier een spreker bemoeilykt wordt,
die niet in den geest der Kamer spreekt. De
heer Zaayer noemde hem een schetteraar
De Voorzitter zegt dat hij dit niet gehoord
heeft; anders had by het niet toegelaten.
De heer Tydens vraagt, hoe hy zich dan op
zulke uitlatingen als van den correspondent
van de „Amsterdammer", een huurling, moet
verdedigen.
Wat de vraag van den lieer Michiels betreft,
houdt spreker vol dat de Billiton-Maatschappy
in 1882 op sluwe wyze een contract heeft
gekregen van den Gouv.-Gen. 's Jacob. Bewyzen
kan hy het niet, want hij is er niet by
geweest (Gelach).
In hoofdzaak is de heer Keuchenius het
met hem eens (Protest). Wy hebben hier te
doen met eerlyke bewindslieden, maar tevens
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.17$,
Grootere lettere naar plaateruimto. Voor ho«
lztcasaoeren basten de stad wordt ƒ0.10
met lieden, wier eenig doel het is winst te
maken, en daarom kan dan ook niemand in
het belang van het Nederlandsche volk vüór
dat contract stemmen.
De minister blyft by zijne bewering dat de
heer Keuchenius heeft gezegd dat HH. MM.
nog in hot bezit waren van aandeelen (Tee
kenen van ontkenning).
De minister neemt dan aan dat de heer
Keuchenius eene andere bedoeling had. Hy
geeft nogmaals de verzekering, dat HH. MM.
geene aandeelen in de Billiton-maatschappij
hebben.
In stemming gebracht, wordt het wetsont
werp ten slotte aangenomen met Gö
tegen 10 stemmen.
Tegen stemden de heeren Van Gyn, Keu
chenius, Vrolik, Van Löben Seis, Sanders,
Veegens, Bahlmann, Lieftinck, G. Van Dedem.
Tydens, Pyttersen, Kerd(jk, Zjjlma, He: r.e-
quin en Seret.
De Kamer is tot nadere byeenroeping ge
scheiden.
Heden ontvingen wjj per Fransche mail
de Bataviasche bladen van 1622 April, als
mede de „Deli-Crt." van 20 en 23 April.
Het gras- en rietgewas van den Ouden,
dijkschen polder te Woubrugge, op 18 dezer
publiek verpacht, bracht ƒ881 op, dus ruim
ƒ200 meer dan in 1891; van het jachtrecht
in den z. g. Piaspolder kwam niet meer dan ƒ20.
Het grasgewas op de gemeentewegen bracht
ƒ419.50 op, o. a. de *s-Molenaarsweg 81.
Ook hier waren de pachtprijzen veel hooger
dan in 1891.
Ds. J. Boer Knottnerus, predikant te
Cothen, is beroepen bij de Ned.-Herv. gem.
te Kockengen.
Z. H. Paus Leo NIH heeft benoemd tot
bisschop van 's-Hertogenbosch, den hoogeer
waarden heer W. Van de Ven, plebaan van
St.-Jan aldaar.
BU het studentencorps te Utrecht is in
gekomen eene mededeeling van den Senaat
der universiteit, dat hy 't corps de gelegen
heid aanbiedt zich met de vaandels in de
kloostergang te posteeren bij de komst van
H.H. M.M. op 10 Juni a. s. en dat alsdar. in
't Groot Auditorium ruimte zal gereserveerd
worden voor studenten. Voorts heeft de Senaat
geoordeeld dat 't corps niet aan den optocht
uit de burgerij moet deelnemen, daar het
meer op zijne plaats is in de universiteit.
Dit besluit is door het corps bekrachtigd.
De afdeeling Delft der vereeniging -Het
Metalen Kruis" heeft opgehouden te bestaan.
De secretaris, tevens het eenig overgebleven
lid der afdeeling, de heer A. M. J. Drenth,
heeft de eigendommen der vereeniging, als
banier, ledenlijsten, schilderijen, enz. by den
burgemeester dier gemeente ingeleverd, om
onder het toezicht van het gemeentebestuur
voor het nageslacht bewaard te blyven.
De minister van buitenlandsche zaken
brengt ter algemeene kennis, dat de consul
te Chicago in een dezer dagen ontvangen
schryven waarschuwt tegen emigratie van
Nederlanders, die zich daarheen mochten be
geven in de hoop eene betrekking te vinden
met het oog op do aldaar in 1893 te houden
wereldtentoonstelling.
De consul heeft hierby voornamelyk Let
oog op die personen, welke niet aanbanden-
arbeid zyn gewend, doch uit hoofde van op
voeding en beschaving voor administratieve
betrekkingen in aanmerking wenschen te
komen.
Wegens den grooten toevloed van allerlei
emigranten uit Amerika en Europa loopen
thans zeer velen te Chicago ledig, zoodat
voor nieuwaangekomenen stellig teleurstelling
is te verwachten.
In elk geval raadt de consul emigratie naar
Chicago af, zonder dat vooraf inlichtingen
worden ingewonnen by het consulaat aldaar.