LEIDSCÏÏ DAGBLAD. ,v 9892. Maandas 22 Mei. A0. 1892. feze 'Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Jf'emlieioii. JONG GEHUWD. PRIJS DEZER. COTJRAIïT: Voor leiden p«r S mumdeaf 1.10. frunco p«r post1-40. ^ndorlflko Nommert»8.05. PRIJS DER AD VERTENT EÊN Yui 16 regelt f 1.05. Iodere regel meer /"0.17J. Grootere lettert nttr plaatsruimte. Voor het incasseer*» bul tee ée tU4 wordt ƒ0.18 herekeb%. gagr Met 1 Juni begint een nieuw kwartaal van het Leidsch Dagblad. 2jj, die zich nu reeds op deze Courant jbonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. De LeMsche hoogleeraar K. Martin In de Molnkken. In verband met hetgeen wy in ons vorig lommer omtrent deze onderzookingsreis mede- len, ontleent het „Hbl."' aan particuliere toeven van 26 Febr. en 1 Maart, nu pas (dtvangen, nader de volgende byzonderheden. Den 23sten Febr. werd uit Lokki, waar het bszoek by den predikant den pas herstelden jeziger nog eens bijzonder verkwikt had, de t-vht voortgezet in gezelschap van den post houder van Hatoesoewa en diens tolk, een gtboren Alfoer en schrijver van beroep. Men begaf zich aan boord van eon orembaaid. i. eene zeilboot met twee masten en tien roei riemen, waar drie passagiers in de kajuit even «laats vonden om te zitten, en, bijna recht- cit liggende, te slapen. De Alfoersche roeiers, jachtige jonge mannen met een hoofd- en m lendendoek gekleed, met een spitsen hoed gedekt en getatoeëerd met het teeken van let geheime ka/averbond, werken zeer on tregeld, in weerwil van do twee trommen a den gong, welke onophoudelijk de maat rachten aan te geven. Zoodra er eenig bewys mi luchtstroom is, staken ssjj hot werk en yii vol hoop naar de slappe zeilen; dan wordt er getwist, door den posthouder gebul- -ri, en zon gaat het weer langzaam on onder groot rumoer vooruit. Gelukkig is die bruine ambtenaar, hoewel naar onze begrippen uiterst oaïïotend en laatdunkend, niet van gezond \irstand; goeden wil en energie verstoken, en met hy zijne onderhoorigen vrij wel in orde te houden. To zeven uren 's morgens steekt ren van wal, gevolgd door eene kleine boot net levensmiddelen, en een nog kleinere om rie te landen, waar de orembaai niet by den oever komen kan. Een regenboog staat met <h voet in zeealom vertoont zich een prach- t;e plantengroei met donkerblauwe schadu wen on verschieten. De zee is donker staal- r.s, dichterby blauw en op ondiepe gronden groen, naar onderen gezien doorschijnend, zoo- cit men do koralen en de visschen duidelijk oadcrscheidt. Plotseling valt er regen; de kajuit lekt danig, en de doornatte tochtge noten zyn blijde op de wortels van rhizo- phoren aan het strand te kunnen zitten dro gen, en zich te vermaken met de bernardskreef- ten, wormen en schelpen op den grond. Het dak van do kajuit wordt intusscben met palm bladeren waterdicht bedekt, en men gaat ter rusto onder den nachtelyken regon. Een andere dag, meer in het westen, be gint 's morgens te halfzes, met luid gekakel van kippen en gehuil van honden zonder lal. In der haast wordt ontbeten met chocolade en droge beschuit en men gaat op weg, het gebergte over. De Europoesche reiziger moet gedragen worden, want het gebergte is sclierp- kantig, zonder gebaande wegen en nog dam pende van den regen. De dragers zijn Ma- homedanen als die van Noord-Ambon, smerig bovenmate en nog riekende naar den pas ge geten doerianterwijl hun adem den passa gier van naby bestrijkt. Onder luid geschreeuw en gekibbel, en barsclie vloeken van den post houder, zijn eindeljjk do barometer, de photo- graphische toestellen, de vlinders en wat dies meer zij opgeladen en de meer dan dertig man sterke expoditie aanvaardt den tocht. Overal hoeft men den weg moeten openkap- pen. Om de tien minuten wordt stilgehouden, de barometer afgelezen, steenen verzameld, en op open plekken kompaspeiling gedaan in elke mogelijke richting. Bovenop groeit nog enkel lang gras, lcoesoe-koesoewaartusschen het ondraaglijk warm is; het kost moeite den barometer niet warmer dan SL'/j graad Cel sius (OM Fahrenheit) te laten worden. Het hoogsto punt is 390 meter boven het zeevlak gelegen; daar opent zich een heerlijk verge zicht over do zee tot aan de eilanden Sapa- roewa in het oosten, en Moenipe (Manipa) en Kelang in het westen; doch het is te druk kend Ij eet om er veel van te genieten. De noodige kompaspeilingen werden verricht, en het blykt opnieuw, dat de kaarten zeer veel te wenschon laten. Een heerlijke versnape ring is een stuk droog brood, van de predi kantsvrouw te Lokki medegedracht, dat met een pisang en een glas water genuttigd wordt. Daarmede is het laatste uur van den voor middag verstreken, en men vervolgt de reis, om to 4- uren by Kambello het strand te bereiken. K. is geen dorp, maar eene tydelyke neder zetting van Ternatanen, die er eenige pro ducten verbouwen. Fluks wordt onder een afdak eene tafel met banken geïmproviseerd; kokosolie is hier overal, en zoo is er meteen voor eene primitieve lamp gezorgd. Nu einde lijk kan cr gegeten worden; blikjes, rijst, misschien een onderweg geschoten vogel, visch en pisang vormen het gewoon menu. Ein- delyk laten zich de trommen en do gong van de orembaai in de verte hooren; het vaartuig was door wind en stroom opgehouden, doch komt nu op de fakkels der Ternatanen en het vuur van dorre palmbladeren af. Men gaat aan boord; de lucht is betrokken, maar in zee lichten ontelbare diertjes, alsof de sterrenhemel zich daarin spiegelde. De boot wiegt do vermoeide reizigers spoedig in slaap, 's Morgens gaat men nog even aan wal, o. a. om voor den middag eten te koken. De klei nere boot, een vlerkprauw, stelt onzen ge leerde of een zijner bedienden in staat om hier en daar te landen en steenen to verza melen. De Ternatanen zjjn met den drietand gewapend om visschen te steken. Overal is het landschap verrukkelijk: dichte bosschen, strandboc-hteo, rolsteenen, klippen in zee, soms met gaten er doorheen. Eens is er op oude strandterrassen gelegenheid om als door groote vensters, waarin men leunt, het indrukwek kende kustgezicht als omlijst te zien. Het is hier overal dioriet met velerlei verscheiden heden veelkleurige schelpen versieren den bodemsoms betreedt men eene zandbank of waadt naar het punt, dat men in oogenschouw nemen wil. Er komt water in de prauw; de opvarenden worden doornat, doch de orem baai is spoedig by de hand om ze op te ne men. Het weer wordt gaandeweg slechter. Verder naar het zuiden vindt men opgelichte koraalbanken, waarin de zee grotten heeft uitgewasschen, thans door visschers bewoond. Een oud man zit voor zyn hol, zoo verbaasd, dat zijn portret genomen is voordat hij zich heeft kunnen bewegen. Tegen het geelgrijze koraal steekt do gele maïs sierlyk af. Er hangen schildpadpantsers in de rondte, waar van de" man zich geneert; huisraad is er niet dan droogrokken, eene legerstede van gespleten bamboe en een vuurhaard; van leeftocht enkel wat sago. De reiziger neemt een zeebad, als altyd, tot groote verwondering der inlanders, die intusschen zorgen dat geen kaaiman of haai hem koqst storen. Den volgenden dag werd er een uur lang in de branding by kaap Sial gewerkt zonder vooruit te komen; ein- delyk gelukte het onder het gewone rumoer, en voorby de kaap bleek de daareven nog zoo onstuimige zee spiegelglad Wij hebben hier slechts het een en ander kunnen aanstippen, om een denkbeeld te geven van de omstandigheden, waaronder prof. Martin zijn wotenschappelijken arbeid verrichten moet. Op Saparoewa was het nog minder gerieflyk, waar de smerigste bevolking ter wereld hem onthaalde op rijst met uien on bedorven boter, en niet gedoogen wilde dat hy zich aan eige.i voorraad versterkte. Terloops wordt zoo het een en ander van zyn wedervaren in familie brieven vermeld; en voor deze blyft er na het byhouden van zyn dagboek en andere noodzakelyke werkzaamheden uiterst weinig tyd over; daarbij komt nog de schaarsche gelegenheid tot verzenden. Ceram hoeft hem lang beziggehouden; of er voor Boeroe tyd zou overschieten was nog de vraag. Doch zoo veel is zeker, dat hy zeer tevreden is over de verkregen resultaten, en zich thans weder in den besten welstand mocht verheugen. In den nazomer wordt hy met een schat van aanteekeningen, voorwerpen en afbeel dingen te Leiden terugverwacht. Leiden, 21 Mei. Heden is aan de universiteit alhier de heer D. A. H. Van Eek, geb. te Gorkum, bevor derd tot doctor in de klassieke letteren, met academisch proefschrift, get.„Quaestioms Scnicae Romanae." In eene vergadering van leden der coöpe ratieve winkelvereeniging van „Eigen Hulp Donderdag avond te 's Gravenhage gehouden, is do rekening over 1891 goedgekeurd en dientengevolge tot uitkeering van 15 pet. van liet verbruik besloten. Herbenoemd werd de aftredende commissaris de heer A. "W. Ph. Weitzel, en het aftredend bestuurslid, de heer "\V. A. J. Van den Hurk, terwyi ter vervanging van den heerJ. M. Van Woerden, die bedankt had en aan wiens too- wyding hulde was gebracht, als bestuurslid is gekozen de heer H. J. G. Fürstner. De heer IJzerman, hoofdingenieur bij den' aanleg van staatsspoorwegen in Incrió, en als zoodanig belast met den aanleg van den spoorweg van Padang naar liet Ombiliën- kolenveld, heeft van zyn verblijf hier te lande gebruik gemaakt om eenige mynopzichte.s te engageeren, aie bij de exploitatie van die kolenvelden zullen dienst doen. Over eenige weken zal de heer IJzerman met zijn per soneel naar Indiö terugkeeren ter aanvaarding der exploitatie. De commissie tot de zaken der Protes- tantsche kerken in Oost- en West-Indië stelt voor een drietal predikanten hier te lande de gelegenheid open om in Indischen dienst over to gaan op eene minimum-bezold:ging van f 400 's maands. Beroepen is tot predikant by de Ned.- Herv. gemeente te Drachten, de heer K. ,A. Nyenhuis, predikant te Diepenhoim. 42.) „Natuurlijk!" denken Emma en Adèle; ,M) gevoelt de pique sous l'eau!" Adèle is toch drommels bijdehand. In 's Hemels «aam, wanneer August maar niets merkt! Voor geen geld ter wereld zou Emma wen kten, dat August ooit vernemen zal, dat zij scl.tcrdocht koestert. „Ge euhjjnt goeno al te gunstige meening «n ons, heeren, te hebben", zegt August, nu tóter blijkbaar zonder scherts. „Ik betrour lït voor u, Adèle; een meisje moet ver touwen voor vertrouwen geven. Ik zeg niet «•■od zyn, maar ik wensch zoowel van een iceisje als van eene jonge vrouw te hooren, drt zij de wetenschap, dat er zulke niets waardige mannen bestaan, niet loochent, hhar loclr, zich niet door die wetenschap (verleiden laat, om misschien haren eigen man ÖP no en dezelfde lijn met dezulken te stellen. Ik zie in de jonge vrouw zoo gaarne V'e: toonbeeld van toewijding en vertrouwen. Geloot mij, een vrouwtje, dat waarachtig be ntint, twijfelt nooit aan de trouw van haren e-«i*-genoot; en al worden haar van het tegen- deel de onwederspi eekbaai ste bewijzen voor gelegd, dan nog zal zij naar de eene ot andere verontschuldiging zoeken voor hem, die haar in haar hoogste geluk getroffen heeft, vdórdat zij hem veroordeelt." Emma drukt Augusts arm opnieuw, maar nu schier onmerkbaar; zjj weet immers bu ondervinding dat lij) de waarheid spreekt! Adèle zoekt tevergeefs den griffier schaak mat te zetten.' Blindelings gelooven, blinde lings vortrouwen zou zij nooit. Zjj zou haren echtgenoot met hart en ziel toobehooren, maar hem niet uit hot oog verliezen. Zij zou hem niet aan den leiband houden, maar hem overtuigen, dat zjj hem doorgrondt. Zjj zou haren echtgenoot onvoorwaardelijk hoog achten, maar altijd slechts do helft van zijne beweringen gelooven. Zijn „ja" zou voor haar zijn „neen" wezen, en toch zou zij hem er geen greintje minder onderdanig om zijn. Was hjj trouw en goed, zij zou hem als een afgod ver- eeron; verwaarloosde hjj haar, dan zou zjj echter weten, wat haar te doen stond; zjj zou. „Wat gij doen zoudt", antwoordt August met nadruk, „zullen wy afwachten. Zoodra gij een man gevonden hebt, zullen wij het gesprek over dit onderwerp voortzetten. Wy zullen dan zien of gij werkelyk alles doon zult, wat gij heden voorloopigdoen zoudt." En daarmee was het gesprek uit. Adules genegenheid, vriendschap en achting voor den echtgenoot harer vriendin is op dit oogenblik en na zulke bijtende woorden tot op het vriespunt gedaald. Xlll. „Allerliefst van je, om nog even by mjj aan te loopen vóór je vei trekt", zegt me vrouw Aan Dalen. „Vertel my eens, hoe maakt het onze goede Emma; altyd nog in de wittebroodsweekjes?" „U moest iny liever niets vragen", ant woordt Adèle ontwijkend. „Niet aan u?" vraagt mevrouw Van Dalen verwonderd. „Wie kan een betc-roordeel heb ben dan zij, die regelrecht uit dat gelukkig jong huishouden komt." „Ik spreek niet gaarne!" „Waartoe die achterhoudendheid „Misschien heb ik my bedrogen!" „Zeg het my, Adèle", dringt mevrouw Van Dalen, „go weet, wanneer iemand in het geluk van Emma Van Bergen belang stelt, dan ben ik het. Is Emma niet volko men gelukkig?" Een oogenblik van stilte volgtdan schudt Adèle ontkennend met het hoofd. Mevrouw Van Dalen is er van ontsteld en bemerkt nauwelijks dat de gouvernante onge merkt is binnengekomen. „Aan wie ligt de schuld?" vraagt zy met buitengewone belangstelling. „Aan hem, aan Van Bergen!" antwoordt Adèle beslist. „Hoe? Heeft hy schulden of eene andere liaison?" vraagt mevrouw met stijgende be langstelling. „Helaas, ik vrees het laatste!" „En weet Emma dat?" „Zy heeft het met eigen oogen gezien 1" „Arme Emma! Welk wreed ontwaken na zulk een gelukkigen droom 1 Welk een kort stondig geluk 1" Beide dames zien op; zy hooren nu duj- dolyk, dat er iemand in de kamer is ge komen. liet was Johanna slechts. Goed, 'Jet het niemand anders was! AVatgaat mevrouw Van Bergen Johanna aan En movrouw A' n Dalen acht het nauwelyks der moeite waard om zich daarover te bekommeren. Johanoa kon niets gehoord hebben. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 5