DAGBLAD.
N°. 9823.
Dinsdüö; 1 Maart.
A0. 1892.
agourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (gen- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 29 Februari.
F"euili^£o>n.
Voorheen en Thans.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per S maanden1.10.
Franco per posta 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.01.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regels 1.06. Iedere regel meer 0.17$.
Grooter© lettere naar plaatamimte. Voor het iD-
easBeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Tweede Mad.
Eene heerlijke toekomst ontsluierd!
Ingezonden
Reeds verscheidene malen maakte ik, te
Alfen met 't spoor aangekomen, de reis via
Woubrugge, naar het dorp Roelof-Arendsveen,
onderdeel der gemeente Alkemade. Even zoo
vele malen evenwel heb ik my ook geërgerd
aan de slechte verbinding, welke er bestaat
tusschen die gemeenten onderling. Komlaat
my daar even een schetsje van geven.
Ik passeer Woubrugge en wil de plaats
bereiken, waar ik my met eene veerschuit
kan laten overzetten naar R.-A. Helaas! er
blyft mij niets over dan my'n tocht voort te
zetten langs een weg, gevormd do.r slyk en
modder! Heerlijk, overheerlijk zelfs is het
daar langs de z. g. Koebocht tot over de
enkels door de modder te moeten waden.
Maar na veel moeite ben ik er dan toch ein
delijk gekomen en ik laat my naar de over
zijde brengen. Als ik evenwel het Paddegat
over ben, wacht my nog een weg, waardig
een tegenhanger te zyn van „de Koebocht",
want ook daar is het den voetganger bijna
onmogelijk door te komen.
Voorwaar, een prachtigen indruk moet dat
voornaamste onderdeel der gemeente Alke
made op den bezoeker achterlaten
Nu zegt misschien een ander: „altyd heeft
men daar geen modderpoel". Dat is zoo, maar
zeker wel byna den geheelen aomer en herfst
met hunne veelvuldige regendagen. Maar
's winters I De grond is bevroren en men loopt
ten minste nog over een harden grond, al is
hij dan ook byna onbegaanbaar door zyne
veelvuldige verhevenheden, ontstaan door be
vroren slijk. Maar, enfin! in elk geval is het
den voetganger aangenamer over harde modder
dan over zachte te loopen
Doch nu hebben wy weer een ander be
zwaar. Niet alleen is de bodem hard geworden,
maar tevens is het water bedekt met ijs. En
hoe moot de veerman dan niet ploeteren en
zwoegen, om, tusschen die ysschotsen door,
de overzijde te bereiken. Deze moet dus
harder werken en wy - wij, beklagenswaardige
passagiers, moeten dieper in den zak tasten.
Gaarne geloof ik dus, dat menigeen èn des
zomers door den onbegaanbaren weg, èn des
winters door het verhoogde tarief voor 't
overzetten, zich dikwijls laat terugschrikken
de gemeente R.-A. eens te gaan bezoeken.
En dat alles in eene gemeente zooals Alke
niade, die bekend staat om hare hoogst gun
stige finantieele toestanden!
Doch men trachtte verandering in dezen
benarden toestand te brengen, want: „vol
gens schrijven in de bladen is in de gemeente
raadsvergadering van 31 Dec. 1891 in over
weging genomen een ryweg aan te leggen
van de Buurt Rypwetering naar Hoogmade."
De bewoners van Rypw. en Oude-Ade kun
nen daardoor dus goedschiks over Hoogmade
naar Woubr. komen, om dan van daar uit
verder te trekken. Toch heeft het er dan
wel zoo iets van of er met een persoonlijk
belang rekening gehouden wordt; want waarom
zou anders voor dat geringe aantal inwoners
zoo'n kostbare weg aangelegd worden
Toen ik dat bericht dan ook destijds las,
dacht ik by myzelven: dat kan m. i. wel iets
anders aangepakt worden, ja zelfs zóó, dat
geheel A. er voordeel van trekt, en niet slechts
een klein onderdeel er van. Ik dacht: „de
ryweg moet zóó komen, dat do verbinding
daargesteld wordt tusschen R.-A. en "SVoubr.",
want dan zouden de voordeolen ontzettend
veel grooter zyn.
lo. Zou het voornaamste deel der gemeente
Alk., d. i. R.-A., dan gemakkelijk verbonden
zyn met de Rijnstreek, en welk eene uitbreiding
zou daardoor de handel niet ondergaan.
2o. Zouden de bewoners van Oude- en N.-
Wetering daarmede sterk vooruitgaan, want
ook voor hen was dan eindelijk een goede
en gemakkelijke weg tot verkeer geopend.
3o. Zou der gemeente Alkemade een fat
soenlijke uitweg gegeven worden by R.-A.
en de wandelaars zouden niet meer terug
geschrikt worden, die gemeente eens te gaan
bezoeken.
De bewoners van R.-W. eq O.-Ade, ja, die
zouden iets langer moeten ryden om te Woubr.
te komen, maar dat verschil zal wel niet
veel grooter zyn dan 5 minuten rijden. En
zouden dezen daarom niet evengoed hun weg
over R.-A. kunnen nemen als over Hoog
made? Daarom zeg ik: „Als die weg tot
stand komt, zal de geheele streek, zal ge
heel Alkemade er door gebaat worden en in
bloei en welvaart toenemen."
Maar de kosten! Ja, ze zullen grooter zyn
dan wanneer men den weg Ryp-W. tot H.
aanlegt, maar zouden de veel ruimer voor-
deelen niet opwegen tegen de grootere kosten
En als een bestuur met „geld" een klein ge
deelte der gemeente wil bevoordeelen en het
is in staat om met wat meer geld de ge
heele gemeente te baten, moet het dan het
laatste niet doen?
Doch gelukkig zagen de bewoners van R.-A.
dat enorme voordeel voor zich ook in. Zy
begrepen welk belang er voor hen, evenals
voor die van Oude- en N.-Wetering, in stak,
den weg aan te leggen, zooals ik hierboven
heb gezegd. Zy kwamen tot de ontdekking,
dat hunne gemeente alleen door dien weg
sterk vooruit zou gaan. Wat toch is er
gebeurd
Eene vergadering van 18 notabelen uit die
3 genoemde onderdeelen der gemeente A.
wordt belegd. Zy bespreken do zaak, sporen
do voordoeion, die er uit moeten voortvloeien,
er van op en komen eindelyk tot het besluit
een request in te dienen by den Raad der
gemeente A., om verbetering te vragen in de
communicatie met Woubrugge en zoodoende
ook met de ltynstreek. Dit hoogst belangryke
stuk wordt, geteekend door 150 inwoners,
verzonden. Dit is voorzeker een bowys, dat
de inwoners der gemeente A. gaarne hun
steun willen geven om dat groote en veeloelo-
vende werk tot stand te brengen.
Daarom breng ik tot slot myne hulde
aan de ontwerpers van dit voorstel en ik
hoop met hen, dat zy bij het bestuur van
hunne gemeente niet tevergeefs hebben aan
geklopt, te meer, daar zy iets vragen, dat
billijk en dat menschelijk is!
En van dat bestuur hoop ik, dat zy zóó
zullen handelen, dat spoedig andere gemeenten
met jaloersche blikken een werk mogen aan
schouwen, dat de gemeente Alkemade heeft
tot stand gebracht en dat zooveel heerlyke
gevolgen met zich kan en moet meebrengen
Een, belangstellende.
Door den hoer W. Brommer, logement
en koffiehuishouder, Steenstraat no. 37 alhier,
wordt by adres verzocht eene strook gemeente
grond te mogen innemen van de Narmstraat,
grenzende aan zyn perceel, tot versterking en
verfraaiing van den zijgevel.
Na overleg met de Commissie van Fabri
cage is gebleken dat het verzoek kan worden
ingewilligd zonder benadeeling van de publieke
passage.
B. en Ws. geven den Raad mitsdien in
overweging
lo. te verklaren dat niet meer voor den
openbaren dienst bestemd is eene strook grond
van de Narmstraat, grenzende aan het per
ceel Steenstraat no. 37, hoek Narmstraat, ter
grootte van ongeveer 2'/4 centiare;
2o. bedoelde strook grond in eigendom af
te staan aan W. Bremmer, ten einde daarop
te plaatsen een bekleedingsmuur, ter dikte
i van 11 centimeters, tegen betaling van een
koopprijs van vyf gulden per centiare en van
de kosten van overdracht.
Zich vereenigende met de voordracht
van B. on Ws. van 15 Febr. 1892, geeft de
Commissie van Financiën den Raad in over
weging, het geschenk van mevrouw C. A. M.
S. J. V. Du Rieu Sautyn Kluit ten behoeve
van het Stodelyk Museum te aanvaarden,
onder dankbetuiging voor de in deze voor het
Museum getoonde belangstelling.
De minister van oorlog brengt ter ken
nis van belanghebbenden, dat tegen 5 April
a. s. weder pupillen op de pupillenschool te
Nieuwersluis zullen worden geplaatst. Van
de alsdan beschikbare plaatsen zullen er wel
licht eenige kunnen worden vervuld door
zonen van niet-militairen (onder „niet-mili-
tairen" worden ook begrepen gepasporteerde
militairen en gepasporteerde schepelingen),
tegen betaling eener jaarlyksche bijdrage
van f 50, in het begin van ieder kwartaal,
by vooruitbetaling, telkens voor gedeelte
te .voldoende oveiige plaatsen worden koste
loos vervuld door zonen van hen, die in
dienst zyn by de zee- of by de landmacht
hier te lande of in Oost- en West-Indië, als
mede van hen, die in dien dienst, lietzy als
militair, hetzy als schepeling, gepensionneerd,
gegageerd of overleden zijn, en van hen, die
als gepensionneerd of gegageerd militair of
schepeling overleden zyn.
De vereischten tot toelating zynlo. een
leeftyd van 12 of 13 jaren2o. eene lengte: op
den leeftyd van 12 jaren van minstens 1.4
meter, op den leeftyd van 13 jaren van
minstens 1.43 meter; en 3o. een gezond
lichaamsgestel zonder gebreken, zoodat het
te voorzien is dat de knaap voor den militairen
dienst geschikt zal zyn.
De ouders of voogden, die verlangen dat
hunne zonen of pupillen tot de school worden
toegelaten, bohooren de aanvragen daartoe,
by een op gezegeld papier geschreven of
van een bewys van onvermogen tot betaling
van zegelkosten voorzien request, te
richten aan den minister van oorlog.
1 Verzoeken, na 21 Maart a. s. by het depar
tement van oorlog ontvangen wordonde, komen
niet in aanmerking.
Men zie verder de Staatscourant van 28/29
Februari.
Ned.-Geref. Kerk. Aangenomen het
beroep naar Broek-op-Langendyk door den
heer D. Bakker, te Apeldoorn.
Slot.)
„Hadden zy vrede gehouden, beiden waren
gelukkig geweest en zy hadden een ryk en
gemakkeiyk leven kunnen leiden, want brach
ten de goederen, die tot den Rotenberg be-
hoorden, minder op dan de bezittingen van
den Grafenberg, het was toch eene mooie
1 bezitting. Maar eerst werden de opbrengsten
gebruikt om elkander in pracht te overtreffen,
toen begonnen beiden te rekenen op het geval,
dat er eens een oorlog tusschen hen kon uit
barsten; de krygstoerustingen verslonden de
inkomsten. In plaats van hunne goederen te
verfraaien, versterkten zij ze en omringden
ze door wallen en grachten. Hunne onder-
hoorigen werden opgeleid voor den krygs-
1 dienst; de akkerbouw leed onder de vorming,
welke aan de arbei.ers gegeven werd; am-
I bachten werden niet beoefend dan voor zoo
veel noodig was om in meest dringende be
hoeften te voorzien of om wapentuig of oor-
logsmateriëel te maken. Kortom, alles kwyndo
en daar de Roten bergers dat toeschreven aan
de Grafenbergers en de Grafenbergers aan de
Botenbergers, maakte de baat; welke eerst
slechts bestond tusschen de gebieders, zich
ook meester van de gemoederen der burgers
en boeren, totdat het eindelyk, door een
onbeduidend voorval, tot eene uitbarsting
kwam. De pluimgraaf van den Rotenberg had
een hond van den kok van den Grafenberg
een schop gegeven. Misschien", viel de gids
zichzelven in de rede, met een zeer ernstig
gezicht zich tot papa wendende, „misschien
heeft u dit voorval als de oorzaak van den
kryg beschouwd."
Papa knikte; „ja, juist", oiehistorie kende
hy; nu was hy thuis.
„De oorlog barstte uit; de bezitters der
kasteelen in den omtrek, die ook op het
voorbeeld van den broeder en de zuster hadden
gewedyverd »n zich ten oorlog uitgerust,
kozen party. De kasteelen werden belegerd,
beschoten, veroverd, geplunderd, weder ver
overd en verbrand. Geene week ging er om,
of er werd gestreden, hoe langer hoe feller
en verwoeder. De Grafenberg werd half ver
nield, de Rotenberg werd in de asch gelegd.
Hij is nooit meer opgebouwd, zooals gy ziet",
sprak de gids, terwyi hy naar de ruïne in
de verte wees, „en de Grafenberg u heeft
gezien wat daarvan geworden is. Maar ook op
de onderhoorigen drukte de kryg niet minder
zwaar. Hunne woningen werden platgebrand,
hun oogst verwoest, hunne have vernield en
geroofd. En als men nu vraagt, wat eigenlyk
de oorzaak is", zeido de gids met een effen
gelaat, „dan is het de tweedracht tusschen
een broeder en eene zuster. Hadden zy in
vrode met elkander geleefd, zy zouden mis
schien nog eigenaars zyn van deze kasteelen!"
„Zoo, zyn ze dat niet meer?" vroeg papa.
„O, neen. Toen de oorlog eindigde by ge
brek aan geld en aan soldaten want het volk
wilde ten laatste niet meer vechten waren
de kasteelen en al wat er toe behoorde zóó
zwaar met schulden belast, dat zij er geene
eigenaars van konden blyven. De Rotenber-
gers zyn uitgeweken; men zegt dat hunne
nakomelingen thans een handelshuis in Triest
hebbende Grafenbergers hebben zich te
Baireuth nedergezet en in die stad zyn er
vele familiën uit den bohoeftigen stand, welke
dien naam nog dragen. Verleden jaar bracht
ik hier een schoenmaker, die voor zyne zaak
te Erlangen was geweest en die ook Grafen
berg heette en beweerde dat zyn overgroot
vader uit deze streek afkomstig was."
„En dus brengt dit kasteel niets meer op?"
„Behalve de weinige huurpenningen van de
I werkplaatsen en magazynen, niets meer. Maar
de titel is altyd nog te koop."
Myn landgenoot dacht een oogenblik naik
houd my vast overtuigd, dat hy by zichzelven
naging hoe zyn naam klinken zou als hy er
dien van het kasteel by voegde. De een brengt
van zyne reis niets mode, een ander zyne
vrouw, een derde planten, steenen, insecten
of rariteiten waarom zou hy geen titel mede
brengen? De namen schenen echter vereenigd
niet goed te klinken, want hy wendde zich
af, zonder te vragen tot wien hy zich zou
moeten richten om in het bezit van den titel
te komen.
„Eene interessante geschiedenis", zeide ik,
toen wy den terugtocht hadden aangenomen.
„Eén ding zou ik echter wel willen weten!"
„En wat dan?"
„Qf zy altyd dezelfde is."
De gids zag my eenige oogenblikken aan,
als was hy verwonderd en min of meer ver
ontwaardigd over die vraag. Maar toen ik ze
herhaalde, knipte hy even met het eene oog,
ten teeken van vorstandhouding, en zei kalm
„Neen, zy variëert naar de omstandighe
den. Was zy goed?"
„Zy was zeer leerzaam, ik vrees echter
dat ze niet baten zal. Maar wat is nu de
eigenlyko geschiedenis van den'Grafenberg?"
„Och, myn waarde heer, vraag daar niet
naar! Zy heeft niets tebeteekenendelieeren
van den Grafenberg waren niet meer en niet