KLEINE ADVERTENTIE! N°. 9749. Woensdag £5 December. A«. 1891. Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en <§eestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Kleine Advertentiën, 40 Cents Woensdag- en Zaterdag-avond Leiden, 1 December. Feuilleton. Aaa 't leven weergegeven PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maanden............ f 1.10. Franco per poet.1.40. A.l2o::df.rlqfc^ Kommer*..0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 1—6 regel» ƒ1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootere letter» naar plaatsruimte. Voor het \ncas>ecren buiïaa d» stad wordt /'O.ÏO bereks-C. Tweede Bind. Geruimen tyd geleden werd de gelegenheid geopend tot het plaatsen van zoogenaamde waarvan het aantal woorden niet meer dan dertig mag bedragen, togen den prys van bij vooruitbetaling, alleen op Zaterdag. Terstond werd daarvan een- ruten gebruik gemaakt; liet bleek dat deze maatregel een zeer goede was en sn den geest viel van. het publiek. De Uitgever hes/ft daarom besloten deze kleine Advertontiön op te nemen. Voor het nummer van a. s. Woensdag kun nen dozen adverfcentién reeds worden inge zonden. DE UITGEVER. Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws. over eene voordracht van de Commissie voor het Stedelijk Museum ter benoeming van een lid dier Commissie, om te voorzien in de va cature, welke ontstaan is door het overlyden van den heer W. Wolters. Op de voordracht staan de heeren D. Har- tevelt en T. M. Roest. Heden is het 25 jaren geleden, dat de Leïdsche Scherpschutters-vereeniging werd opgericht. Naar wy vernemen, bestaat het voornemen dit feit te vieren in den volgenden zomer, op den datum, dat de haar door de dames der leden van den gemeenteraad geschonken banier werd onthuld, d. i. 17 Juni. De eerste president der Vereeniging was de heer F. H. L. Van Swieten en secretaris de heer W. Hoog, beiden overleden. Examen gymnastiek, vrye- en orde-oefe ningen. Toegelaten de heeren A. Van Rams- horst, uit Bodograve; F. Goudswaard, uit Roeuwyk. De salontrein, waarmede HH. MM. de Koningin en de Koningin-Regentes zich mor gen van het Loo naar Den Haag begeven, wordt om 3 u. 36 min. aan hot Staatsspoor station aldaar verwacht. Enkele weken geloden verscheen by den heer Cambier Van Nooten, uitgever te Alfeh, een nieuw blyspel, uit het Fransch vertaald en getiteld „Anonieme Brieven". Met genoegen hebben wy met ditcomedie- stukje kennis gemaakt. De intrige is een voudig, maar natuuriyk, de oplossing dege- lyk afgewerkt. Aan tal van verrassende tooneeltjes ont breekt liet niet. Het geheel is eene geeseling, den lafaard toegediend, die door het schry ven van anonieme brieven zyn doelwit tracht te bereiken, en die tuchtiging is aardig, humo ristisch geschetst Meer willen wy er niet van zeggen. Allen Tederykerskanrers, allen lïefhebberytooneelge- zelschappen kunnen wy in gemoede aanraden een blik in dit blyspel te slaan. Blykens nader by de Regeering ontvangen mededeeling betreffend© de in 1892 te Wee- nen te houden internationale tentoonstelling van muziek en tooneel -'(zie Staatscourant van 17 Sept 1891, No. 218), is de termyn voor het inzenden van aanvragen om aangezegde tentoonstelling deel te nemen, verlengd tot 31 December 1891. (Sts-Grt.) De heer J. A. C. Ncoihebel, metkoninklyke machtiging benoemd tot vice-consul te Rosaria de Santa Fó, is in die hoedanigheid door de Argentynsche regeering erkend. Ds. Renier, van Amsterdam, hoopt a. s. Donderdagavond to halfzeven in de NecL-Geref. kerk te Leiderdorp voor do gem. op to treden. Te Etden, by Arnhem, is overleden de heer O. L. baron Van Voorat tot Voorst, die van 1845 tot 1889 üd van de Prov. Staten en 36 jaren lang lid van Gedep. Staten van Gel derland was. De overledene bereikte den oud- derdom van 81 jaren. Door de Holl. IJzeren-Spoorweg-raaat- achappy is aanbesteed het maken van een gebouw aan het voorplein op het stations- emplacement Den Haag, raming ƒ211,000 Ingekomen 16 biljetten. Laagsto inschryver was de heer M. A. J. Taverne, te Nymegen, voor ƒ195,700; keetbouw ƒ950. Aan dr. J. J. Le Roy is, op zyn verzoek, onder dankbetuiging voor de vele en gewichtige diensten, der gemeente bewezen, eervol ontslag verleend als dirocteur-leeraar der Burgeravond school te Deventer. Het Lcldsch Tooneel. „Over den smaak valt niet te twisten 1" Dit is een spreekwoord, dat gisteravond weer op schitterende wyze bewaarheid is geworden. Terwyl toch verschillende en gunstig be kende dagbladen van ons vaderland den lof hebben uitgebazuind over de „Ein Blitzmüdell", operetto-vaudevillo in 4 acton van C. Costa, ten tooneele gevoerd door het Oostenryksch gezelschap onder directie van Julius Laska, geloof ik daarentegen niet dat ook slechts één enkele van Loidens ingezetenen, die gisteren door regen en wind naar de Oude Vest ge togen waren om hulde aan deze opvoering te brengen, aan dat voornemen gevolg heeft gegeven. Integendeel, ik houd my overtuigd dat ze allen dat „Blitzmüdel" naar den „Blitz" verwenscht hebben. Das Blitzmüdel, eene jonge, schoone tele- graphiste, getypeerd door eene dikke veertig jarige tante, met roode oogen, heeft haar hart geschonken aan een jeugdigen Minerva-zoon, Rudolf Kern. Gaarne ^ou ze ook hare hand hem gegeven hebben, maar hier ontbreekt het eenig eenige, het alles, het geld, door hen, die het niet hebben, het siyk der aarde genoemd. Plotseling heeft de secretaris van het tele- graphen-departement de welwillendheid naar een beter leven te verhuizen on zyn baantje ter dispositie te stellen van jwugdige, honge rende krachten. Eene ryke, boerschfe Hongaar, verwa»t met de hoogste, invloedrijkste mannen in den lande, wendt alle mogelijke pogingen aan, legt overal bezoeken af ora het secretariaat voor zyn petekind te verkrygen, een half idioot wezen, uitstekend geschikt voor staatsamb tenaar, zooals de Hongaar beweert. Deze zoekt derhalve zyn steun in de pro tectie; hy heeft echter een vinnigen, heftigen stryd te strydeh met dé „list", door das Blitzmüdel en eon barer trouwe vrienden to baat genomen. Ook dezen leggen overal bezoeken af, maar in de meest verschillende metamorphosen. By eeno zeer devote dame, zuster van don aller- hoogsten der Morselieden, verschijnen zy als „Soeur de la Madeleine en abbè"; by don graaf Albert Von Sternheim, een echten don Juan, vertoonen zij zich als Spaansche balletdansers, zy „Das Blitzmüdel, gedecolleteerd en met bloote armen, onwederstaanbaar voor den vieux rouó", en ten slotte stellen zy zich als studenten by een professor voor, die hen natuuriyk terstond aan zyne tafel noodigt. De protectie moet ten slotte de vlag stryken voor de list: de arme broeder studio krygt het secretariaat en das Blitzmüdel haren minnaar. Ziedaar het geheel, dat de directeur Laska zco welwillend mot den titel van opereti&>- vaudeville heelt vereerd. De operette-vaudeville is eene vereeniging van zang en spraak: dit was ook hier hefc geval; alleen werd aan het laatste een weinig te veel hulde bewezen ik meen niet te over- dry ven als ik de spraak op */I0, de zang eg. V,o schat. En dan nog welk een zang Oude, reeds lang bekende aria's uit de Bef- telstudent" en de „Casparone" en vyders nog tal van studenten- en straatdeuntjes. Met zulke opvoeringen zal zeker het wan trouwen, dat men onwillekeurig tegen het vreemde, het onbekende, koestert, niet ver minderen vooral niet als de pryzen der plaat sen zooveel hooger worden. Mr. L. H. Eerste Hamer. Vergadering van Maandag 30 November,, geopend 's avonds te 83/4 uur. Ingekomen zyn de geloofsbrieven van de nieuw gekozen leden voor Noord-Holland, mrs. E. N. Rahnsen en H. J. Kist, welke in hand€i> eener commissie worden gesteld bestaande uit de hoeren Pijnappel, Nysingh en Prinzea. De heer Pynappel brengt namens de com missie verslag uit over het onderzoek der ge loofsbrieven en adviseert tot toelating. Dienovereenkomstig wordt besloten. De heeren Rahusen en Kist, door den grif- fier der Kamer binnengeleid, leggen in handc-n des Voorzitters do by de wet gevorderde eeden of beloften af, worden door den Voorzitter gelukgewenscht en nemen zitting. Ingekomen is, onder meer, eene missive van mevrouw de weduwe Insinger, geb. v. Loon, houdende mededeeling van het overr lflden van haron echtgenoot M. H. Insinger, in leven lid der Eersto Kamer. De Voorzitter brengt hulde aan de nago- dachtenis van het ontslapen lid, dat zich door y ver en practische bekwaamheid eene eervolle en nuttige plaats in de maatschappy heeft I verworven, wiens plaats in de Kamer niet zoo gemakkeiyk zal worden vervuld en wiens naam daar steeds in dankbare herinnering zal blyven. Namens de Kamer is de missive reeds mot een brief van rouwbeklag beantwoord. Nog zyn ingekomen de laatstelijk door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerpen, waaronder de Indische Begrooting en het ontwerp betreffende de exploitatie derOmbilión- kolen-yelden. De vergadering werd tot nadere byeenroo- ping verdaagd. DOOR HTJGrH CONWAY. 2.) Noch dood, noch liefde waren oorzaak, dat het lot my toescheen als het ellendigste in do wereld. Ik was jong, zooals gezegd; vry als de wind om al myne neigingen te volgen. Ik kon morgen aan den dag Engeland verlaten en de schoonste plekjes op den aardbodem gaan bezoekenplekjes, welke ik my vroeger vast voorgenomen had te gaan zien. Nu wist ik, dacht my, dat ik ze nooit zien zou, en by die gedachte voelde ik my diep ongelukkig. Ik was sterk van lyf en leden. Vermoeie nissen en ontberingen kon ik verduren. Ik kon het uithouden tegen de beste en vlugste voetgangers. De jacht en andere liefhebbe ryen, waarbij duchtige lichaamskrachten ver- eischt worden, waren my nooit te vermoeiend geweest, en als ik mijne linkerhand over myn rechterarm liet gaan, voelde ik dat de spieren zoo stevig waren als ooit. Toch was ik zoo hulpeloos als Simson in zijne ge vangenschap. Want, evenals Simson, was ik blind Blind! Wie anders dan wie zelf blind ge weest is, kan de beteekenis omvatten van het woord blind? Wie kan lezen wat ik thans schry f, en den angst begrypen, waarmede ik my om en om keerde op myne peluw, by de gedachte aan de vyftig jaren van duisternis, welke wellicht myn lot zouden zyn? By die gedachte wenschte ik soms, dat ik, inge slapen zynde, niet meer mocht ontwaken. Blind! Na jaren achtereen om my heen geslopen te hebben, had de demon der duis ternis my eindelyk de hand op den schouder gelegd. Na my, voor eene wyi, tot eene be- driegiyke gerustheid te hebben laten komen, was hy my eensklaps overvaller, bad my in zyne groote, donkere vleugels gehuld en myn gansche leven bedorven. Schoone vormen, aantrekkelijke gezichten, schoone landschap pen, fraaie kleuren, niets van dat al bestond meer voor my. De demon nam alles in be slag en liet my niets dan duisternis, duis ternis en nogmaals duisternis! De dood was immers verkieslyker; wellicht zou ik ont waken in eene wereld van licht; de sombere roode gloed van het ryk dor dooden, den Hades, is zelfs nog verkiesiyk boven de duis ternis in deze wereld! Zoo riep ik uit in myne wanhoop. Deze laatste sombere gedachte moge den zielstoestand schetsen, waartoe ik vervallen was. De waarheid is, dat ik opzettelijk voor genomen had hopeloos te zyn, hoewel alle hoop my toch nog niet benomen was. Jaren achtereen had ik gevoeld, dat mfin vyand op my lag te loeren. Wanneer ik op eenig schoon voorwerp staarde, een prachtig tooneel aanschouwde, welks aanblik de gave des gezichts dubbel deed waardeeren, dan was het my soms alsof ik eene fluisterende stem achter my hoorde, welke zeide: „Te eenlger tyd kom ik weer, en dan is het uit met dit alles." Ik trachtte wel over myne vrees te lachen, maar met dat al kon ik het voorgevoel van naderend onheil niet van my afzetten. Myn vyand had my eens reeds een staaltje ge geven van hetgeen hy vermocht, waarom niet een tweeden keer? Zyn eersten aanval, zyn eerste verschynen kan ik my nog zeer goed herinneren. Ik was toen een dartele schooljongen, zóó geheel in genomen door spelen en leeren, dat ik er nauwelyks notitie van nam hoe zonderling dof myn ééne oog werd en hoe vreemd dat oog er begon uit te zien. Ik herinner my, dat de vader van dien dartelen jongen hem meenam naar Londen, naar een groot, som ber uitziend .huis, in eene zeer stille straat. Ik weet nog, dat we lang zaten te wachten in eene groote kamer, waarin verscheidene andere menschen waren, die, meerendeehs met groene kleppen boven de oogen, of doeken daarvoor gebonden, in het rond zaten te wachten. Het was zelfs eenigszihs akelig om te zien, zoodat ik bly was toen we in eene andere kamer geroepen werden, waar een vriendeiyk man zat, dien my'n vader mynheer Jay noemde. Deze heer legde iets op myne .oogen, dat ik nu weet dat belladonna wasik kon toen ineens, voor eene korte poos, veel beter zien daarop keek hy met groote glazen en spio- gels in myne oogen ik weet nog heel goed, dat ik wenschte, dat hy my zoo'n groot glas mocht geven, om te kyken en wat een heeriyk brandglas zou ik <lan gehad hebben! Toen zette liy my met den rug naar het raam en hield my eene aange stoken kaars voor het gezicht. Ik vond dat alles heel grappig en zou wel lust gohad hebben, om er om te lachen, indien myn vader niet zoo buitengewoon ernstig had gekeken. {Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1