*.9743. Woensdag 25 Noveaiber. A*. 1831. Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommcr bestaat uit TWEE Bladen. Tweede filrtd. Leiden, 24 November. Niet meer alleen. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Hommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN Van 16 regel* 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor bet incasseeren buiten do stad wordt ƒ0.10 berekend. Met 1 December begint een nieuw kwart-val van het Leidsch Dagblad. Zij, die zich nu reeds op deze Courant abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. Otlioioel© Kcnnisjfcviiiffon. Ter Secretarie zijn in druk, tegen betaling Tan ƒ0.50, verkrijgbaar gesteld do rapporten betrekkelijk de verdere toepassing van het Liernur riool stelsel in deze gemeente. By koninklijk besluit is benoemd tot nota ris binnen het arrondissement 's-Gravenhage, ter standplaats de gemeente Leiden, J. F. Meiners, candidaat-notaris alhier, (in de plaats van wijlen mr. H. L. A. Obreen). Donderdag-avond a. s. zal weder de ge wone vergadering van Bouwkunst worden gohouden. "Wij vestigen de aandacht der leden op deze vergadering, welke zeer belangrijk belooft te zijn. Do kunstbeschouwing van twee plaat werken, afgestaan door den heer L. Berghuis, moet zeer fraai wezen, terwijl eene tentoon stelling van de nieuwste bouwmaterialen voor vakmannen altyd aantrekkelijk is. Mededee- lingen over gebouwen voor lijkverbranding kunnen niet anders dan zeer welkom zya, vooral voor hen, die de plannen gehoord of gelezen hebben van de Yereeniging voor Lijk verbranding, en daarin belangstellen. Er worden door enkele stadgenooten pogingen aangewend om do school van mej. Lange, die benoemd is tot hoofd der Meis jesschool van het Nut te Nijmegen, te doen blijven voortbestaan. Gelijk men weet is de meisjesschool alhier gevestigd op de Hooigracht. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Nieuw-York, door middel van het stoomschip „Didam", van Amster dam vertrekkende. Ten postkantore alhier moeten de brieven enz. uiterlijk hedenavond om 10.15 bezorgd zijn. De wijze van verzending behoort duidelijk op het adres vermeld te worden. Voor het akte-examen lager onderwijs, wiskunde (art. ,65) zijn geslaagd de heeren B. Th. Avenarius, uit Koudekerk aan den Rijn, en J. Gouwentak, van Leiden. Voor het examen in de vrije- en orde oefeningen der gymnastiek is toegelaten de heer D. G. Van der Horst, uit Voorschoten. De begrooting van den Haarlemmermeer- j polder over het jaar 1892 is door het be stuur vastgesteld, sluitende in ontvangst en uitgave met de som 233,574.39,/j, d. i. ƒ2425.41 hooger dan die van het loopende dienstjaar. Uit het tweetal, dat door het kiescollege te Noordwijk-Binnen ter vervulling der pre- dikants-vacature werd opgemaakt, bestaande uit ds. D. J. Karres, te Genemuiden, en ds. J. A. De Vlieger, te Maasland, is ds. Karres door den Ambachtsheer Graaf Van Limburg Stirum Noord wijk goiligeerd en door den kerkeraad beroepen. Beroepen is naar de Ned.-Herv. gem. te Leerdam ds. Y. Bootsma, te Zoetermeer- Zegwaard. By de Ned.-Herv. gemeente te Valken burg is herbenoemd als president-kerkvoogd de heer A. Notenboom en als notabele de heer J. Varkovisser Sr. Toen de kunstschilder J. A. B. Stroebei te 's-Hage gisteren zyn zeventigsten verjaardag vierde, kwamen de leden eener feestcommissie, waarby verschillende kunstbroeders en ook jbr. Viotor de Stuers, die het woord voerde, hem complimenteeren. Laatstgenoemde hield eene toespraak, waarin hij d© voor de kunstge schiedenis gewichtige gebeurtenis herdacht namens zoovelen in den lande, die do zeld zame gaven en het groote talent van den jubilaris bewonderen. Om hem te huldigen ook voor hot nageslacht heeft de commissie zich met velen in den lande vereenigd om het portret Yan den jubularis te doen schil deren en het eene eereplaats te geven in het Gemeentemuseum van 's-Gravenhage, waar hy geboren werd en gearbeid heeft. De heer Josselin de Jong is daarvoor gekozen. De voorzitter van 't comité hoopte dat Stroebei nog jaren lang, mot de zijnen, 't kunstwerk, hem ter oere te vervaardigen, zou mogen zien. Met een hartelijk „Leve Stroebei!" besloot hy zijne redo; en die kreet werd met warmte door alle aanwezigen her haald. Stroebei was te bewogen om veel te ant woorden; hy was ook geen spreker, en ge dachtig aan 't „ieder vogeltje zingt zooals het gebekt is", moest men 't ook maar voor lief nemen met de paar woorden, welke by spreken zou, maar die uit zyn hart voort kwamen. Hy dankte allen voor hunne komst en den feestredenaar voor zyne schoone woor den. Had deze van een zonnestraal gespro ken in zyne werken, de aanwezigheid van zoovele vrienden en vereerders op dezen dag zoude een zonnestraal blijven in zyne woning, die zyne laatste levensjaren zeker voortdu- lend zou verhelderen en verwarmen. Hy reikte diep geroerd, met een herhaald „dank, dank!" allen de hand. De heer Mesdag sprak daarop namens „Pul- chri Studio", dat door eene commissie was vertegenwoordigd. Hy zeide dat Stroebei jaren ang een sieraad, een verdienstelijk lid van „Pulchri" geweest was en hy hoopte dat hem nog tal van jaren zoude zyn gogund, om op den steeds gevolgden weg voort te gaan, ter eere van de kunst in 't algemeen en van hot Genootschap in het bijzonder. Ook namens de commissie voor do konink lijke pensionnaires, waarvan Stroebei voorzitter is, werd een woord gespoken door Van Bor- selen, die hoopte dat hy nog jaren lang aan 't hoofd dier commissie zou mogen staan. Aan beido sprekers voegde Stroebei een woord van dank too, evenals aan den presi dent van „Arti", te Amsterdam, den heer Cunaeus, die met don heer Sangstor namens dezen kunstkring, don jubilaris was komen begroeten. De serenade met ouderwetsche flambouwen gisreravond den kunstschilder gebracht, bracht heel wat levendigheid in do hofstad teweeg, vooral in de stille Indische buurt. Om half- tien vertrokken do leden der Kon. Zangvereeni ging „Gecilia" van het Gebouw van Kunsten en Wetenschappen, voorafgegaan door het muziekcorps der huzaren, onder aanvoering van den heer Van Waasdijk. De leden der feestcommissie met den president en den directeur der vereeniging volgden vlak achter de banier dor vereeniging, gedragen door een der leden, die zich voor deze gelegenheid gaarne bereid had verklaard als „vaandel drager" dienst te doen. Juist de oude banier deed den tocht mede omdat, daaronder Stroe- 1 el zoo menige zege had helpen bevechten. Voor het huis van den jubilaris in de Celebesstraat werd halt gehouden en een hartelijk „Leve Stroebei!" ging op, toen de gryze schilder voor het geopend venster ver scheen en levendig z\jne vrienden toewuifde, terwyl het Wilhelmus weerklonk. Door de zangers werd nu onder aanvoe ring van hun directeur, den heer Richard Hol, en met koperbegeleiding van het huzaren- muziekcorps, Verhulsts „Vlaggelied" gezongen. Er was nog meer in petto, maar men wilde de zangers in de open lucht geen kou laten vatten. Toen ging de feestcommissie met de ba nier de woning van den jubilaris binnen, waar de voorzitter, mr. W. J. Snouck Hurgronje, in- hartelijke woorden Stroebei toesprak. Hy her innerde hoe de jubilaris misschien het oudste lid, maar zeker het oudste bestuurslid en tevens onder-voorzitter was van de Vereeni ging, hoe hij in den vriendenkring van „Cecilia" genotvolle uren had doorgebracht, hoe hy door zyne kunst jong was gebleven- van hart, al waren do haren vergrysd, en npg altoos even warm, even oprecht deelnam in Cecilia's lief en leed als toen hy nog zelf-" „meedeed". De leden achten dan ook „vador StroebeF', zooals ze hem heeten, byzonder hoog en in hun boezem, niet uit dat van 't bestuur, werd» het initiatief genomen om Stroebei een bewys van hulde en erkentelijkheid te brengen. Daarom reikte de president den jubilaris over het diploma van lid van verdienste der Vereeniging, waarby gevoegd was een fraai- geschenk tot aandenken aan dezen heuglijken dag: het prachtwerk do „Etsen" vhn W. Steelink (uitgave Holkema). Met de beste - wenschen voor Stroebei en de zynen die de plechtigheid in de met bloemen getooide vertrekken bijwoonden eindigde de heer Snouck Hurgronje zyne rede. Terstond weerklonken van buiten fanfares en „Leve Stroebei!" De jubilaris betuigde zyn dank, verzekerde dat het hem zoo oprecht verheugdo dat deze ovatie van „de leden" was uitgegaan en ver klaarde met hart cn ziel aan de Vereeniging to blijven gebonden. Deed het hem leed niet allen te kunnen ontvangen, daar zijn huis te - klein was, op aller vriendschap stelde hy* hoogen prijs. Na een handdruk aan de aanwezigen, niet het minst aan den hooggowaardeerden directeur Hol, verliet de feestcommissie] de woning. De stoet stelde zich weer op en onder luide hoozees en vroolijke muziek ging het door Laan Copes en Zeestraat midden door do stad terug naai* het Gebouw in de meest vol maakte orde. In het Noordeinde werd van eene woning by het voorby trekken bengaalsch' vuur ontstoken. Teruggekeerd in 't Gebouw, bleven de zan gers nog een uurtje in de meest opgewekte stemming byeen. Dei heer Snouck Hurgronje deelde den leden mede hoe hoog Stroebei ingenomen was met deze ovatie en dankte de leden voor hunne trouwe opkomst en krachtige samenwerking om een hoogstbegaafd Nederl. kunstenaar zyner waardig te vieren. IF'oiJLiXio-toio.. 4.) Slechts van tjjd tot tyd, als do beide heeren een oogenblik zwegen, hoorde men bet water van boomen en dak druppelen. De hond, aan do zijde van zyn meester gezeten, had reeds een paar malen geknord, doch hem was stilte bevolen. Opeens hield Keller in het gesprek op en zeide: „Hoort gy niets? „Och, wat zou het zyn? Laat u toch niet storen!" Maar Keiler was daarmede niet tevreden. Het scheen hem, alsof hy eene klagende msnschenstem hoorde; liy stond op en liep naar het venster. Zien kon hy niets, maar hy hoorde eene vrouw buiten bij het kruis beeld bidden. Zeilinger stond nu ook op, legde zyn oor tegen het glas en verstond nu duidelijk, in afgebroken zinnen „En dat ik braaf blyve.dat ik recht schapen menschen moge vinden.dat ik eerlijk blyve. Dadelijk trad Zeilinger nu op de deur toe, welke de eigenaardige eetzaal met de keuken verbond, en riep: „Vrouw Rainer, k(jk eens wie daar buiten bij de linden bidt.neen, gyzelve niet. Het regent nog, zend Leopold er heen." Vrouw Rainer was zyne huishoudster. Zij was eene welgedane, beweeglijke vrouw, eene rechtschapen weduwe, juist eene voor zulk een kort aangebonden heer. En zy hield van hem. Nauwelijks hoorde zy van eene arme biddende daarbuiten, of zy wierp een dpek over liet hoofd en de schouders en snolde do deur uit. Reeds na eenige oogenblikken bracht zij met goede woorden en zacht geweld een bevend meisje in de keuken. Daar nam zy de groene kap van de lamp en zag de vreemde mot een haastigen blik in het ge zicht. Deze handelwijze getuigde van wan trouwen, dat echter dadelijk plaats maakte voor bevrediging en welwillendheid. „Wel, kind, wat ben je koud en wat beef je", zeide zy. „Dadelijk de natte kleeren uit. Je zoudt ziek worden.geneer je niet, ik ben moeder en grootmoeder en heb al zoo menig kind geholpen. Die warme doek om je hals. Wat klopt je hart.hier heb je droge kousen; je zult er wol in kunnen. Neem nu nog dezen tweeden onderrok, het is een warme... Is alles te wijd? Wacht, we spelden het over elkander. Nu nog het jak.en deze muts op. Kjjk nu eens in den spiegel, op en top ben je nu eene oude vrouw met een jong gezichtje.En nu bij het vuur, het brandt nog zoo helder. Je zult ook wel hongerig zyn en dan een kop warme thee en alles komt weer in orde." De vreemde had, zonder een woord to uiten, met zich laten begaan. Een paarmalen lachte zy bij de hartelijke toespraak der vrouw, maar nog steeds klapperden haar de tanden en snakte zy naar adem. Met de han den in den schoot zat zij by het opgestookte vuur. De warmte deed haar goedallengs kwam er weer kleur op haro wangen, gloed in haar oog. Lang, zeer lang voor haar doen, had de oude hare nieuwsgierigheid bedwongen on alleen aan hare moederlijke zorg toegegeven. Nu echter begon zy, daar haar gast weer scheen te herleven „Hoe gevoelt gy u, klein ding? Beter? Mooi.Maar zeg my nu toch, wie ge zyt en waar ge vandaan komt in dit weer. Men zou geen hond naar buiten jagen..." „Ik heet Marie Steinegger", zeide het meisje onverschillig. Maar opgewonden voer zy voort: „Al was h«t weer nog veel minder en al duurde de nacht ook tot den jongsten dag, voort wilde ik en voort moest ik, zoo ver mijne beenen mij konden dragen, opdat ik niets meer hoore en niets meer zio van hem. „Van wien spreekt gij, kind"" vroeg vrouw Rainer, met een angstig vragenden blik haar aanziende. „Van wien anders dan van myn voogd, van Thalhofer?" „Den rijken Thalhofer?" „Den slechten zou hy heeten, als er nog gerechtigheid op de wereld was. Zyne vrouw heeft hem de hoeve aangebracht en .zij, die de goedheid zelve is en alles van hem door de vingers ziet, ergert zich in stilte dood en hy. „Hy moet een godslasterlyk mensch zyn, naar men zegt, en reeds menig arm meisje ongelukkig he'ohen gemaakt." „Ja, en jaagt haar dan de deur uit", viel het meisje opgewonden in. „Bn wie zorgt dan onder de hand voor die armen, opdat do schande bedekt blijve? Zij, die goede boerin." „Bjj haar zult ge het wel zeer goed heb ben gehad?" (Wori; verwlgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5