Qeze <§ourajit wordt dagelijks, siet uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. Derde Blad. IT 9741. IVlaaixclai^ 23 November. A\ 1891 mm PRIJ8 DEZER COURANT: Voor Leider, per 3 maanden Franco per post er ;ja6 Noraiuera f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADYERTENTIËN: V*a 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeron buiteu de stad wordt ƒ0.10 berekend. De aiife-relding van hti Lieraurslelsel over «Se gcfareSe gemeente Leiden. I. Omtrer.t de door den heer Ch. T. Liernur te Berlijn, bij den gemeenteraad alhier inge diende concessie-aanvrage voor de toepassing van zijn stelsel voor het verzamelen en poudretteeren der faecale stoffen op de ge- heele bebouwde kom dezer gemeente en alle eventueele uitbreidingen er van, heeft do ge meente-architect, de heer Knuttel, aan do commissie van fabricage oen rapport uitge bracht, waarin hij allereerst eone geschiede nis geeft van het rioolstelsel hier ter stede en van de wijze waarop het tot nog toe op een gedöslte van Leiden toegepaste Liernur- sleisel is tot stand gekomen, met de by den gemeenteraad afgestuite pogingen om de van de Sint-Jakobsgi acht uitgaande inrichting aan de Koepoortsgracht zoover uit to breiden als de capaciteit der bestaande machine en de ver dere exploitaticmiddolen toelieten. Op deze wijze zon man niet alleen weder een stadsdeel hygiënisch in betere conditiehebben gebracht, maar vooral zou de proef omtrent de finan- tiëele resultaten eerst zuiver zjjn geworden, wanneer van de machines enz. al de dienst gevraagd word, welken zj geven kunnon. Bij de behandeling van het voorstel in de secli.n bloken toen, in 1S78, sommige leden tegen de uitgave der f 9600 bezwaar te hebben, anderen meer voor liet opmaken van een plan voor de geheele stad gestemd te zijn, terwijl ook de nog immer noodige hulp aan de Maren- corpsche Achtergracht werd ter sprake ge bracht. Bjj de discussion in den Baad con stateerde de heer Van Iterson met genoegen, dat slechts één lid tegen hot stelsel zelf gestemd was, terwijl de verdere oppositie slechts de finantiëele zijde betrof Het was dan ook uitsluitend om finanti -ele redenen dat de Raad op voorstel van den heer Havtavelt met IC tegen 10 stemmen besloot de post v oor uitbreiding van de begrooting te voeren. Sedert is het stelsel gebleven zooals het was. Alleen bjj de demping der Zijdgvacht zjn de daar gemaakte putten aan het Liernur- net aangesloten, waardoor ook voor de percee- len aan de westzijde gelegenheid is verkregen cesveriangd zich aan de leiding te verbinden. Het stelsel blijft voortdurend goed werken e:i ir, de gemeenteverslagen werd herhaaldelijk die goede werking geconstateerd en ce wen- seheiijkheid der uitbreiding geuit. Tegenover die voortreffelijke werking van de pneumatische inrichting, staat de treurige toestand der oveiige riolen. Voldoende is ge bleken dat de meening van 1873, als zou men door ongeveer 10 jaren ƒ5000 voor de ver betering te bestedon, de riolen in een rodelijken toestand brengen, eene illusie was. De som voor verbetering der riolen is integendeel een gewone post gebleven en zal op de begrooling moeten blijven, zoolang geen ander stelsel is aangenomen. Deze som zal zelfs aanzienlijk dienen verhoogd te worden, indien vast mocht staan dat de bestaande .riolen voor faecaliénberging en afvoer nog geruim en tyd zullen moeten dienst doen. Immers waar ik, zegt de lrecr Knuttel, ge meend heb bij vernieuwingen en herstellingen boteve materialen te moeten gebruiken, dan vóór mijn optreden hier gewoonte was, toch ben ik mij zeer wel bewust volstrekt geen riolen te maken, die werkelijk zoo dicht zijn als by constructie in baksteen te verkrijgen is; wenscht men de bestaande riolen gaande- wog tot ik zeg niet goede maar eonigs- zins waterdichte kanalen te maken, zoo worden geheel andere sommen vereischt en zal men moeion breken met het hier en daar herstellen, wanneer zich een inval vertoont, doch volgens een vast plan het geheele rioolnet langzamerhand vernieuwen, op zoo danige wijze en met dusdanig materiaal, als werkelijk voor een faecalitn-nool behooren. Doch tevens dringt zich dan het vraagstuk der grachtverversching op den voorgrond, met de ondervinding, in Den Haag opgedaan, voor oogen, ongetwijfeld geone zaak om licht te tellen. Uit de door hem gegoven geschiedenis kunnen z. i. do volgende conclusies gotrokken worden lo. Reeds sinds vole jaren is algemeen erkend dat de faecali'nafvoer in Leiden alles tewen- sclien overlaat, den bovengrond verontreinigt en de grachten tot onwelriekende, vaak wal gelijke open riolen maakt. 2o. Evenzeer is algemeen erkend dat de pioef met het Liernurstelsel technisch uitste kend geslaagd mag ireeten en uitbreiding van het net uit hygiënisch oogpunt zeer gewonscht is. Het finanliéele resultaat is nog onzeker, daar de proef uit dat oogpunt niet zuiver ge- nomen wordt. In alle geval mag men slechts de kosten beoordoelen in vergelijking mot die van andere stelsels, want 3o. Iedere ingrijpende verbetering van den faecalien-afi'oer, zelfs het voor hun doel in or de brengen der bestaande riolen, zal groote offers eiscben. Met de wetenschap, dat de aanleg van het Liernurstelsel door do geheele stad, ongeveer een millioen zal kosten, was het te voorzien dat, hoezeer men ook overtuigd moge zijn, zoo van het onhoudbare van den tegen- woordigen toestand als van het boven andere stelsels verkieslijke van het Liernurstelsel, Leiden nog zeer lang van dit stelsel zou ver stoken blijven, indien de gemeente zelve tot het werk moest overgaan. Gelukkig mogen wij ons daarom, volgens den heer Knuttel, rc-kenen, dat de quaostie een nieuw stadium is ingetreden door de bekende aanvrage van den heer Liernur. Moge de afvoer van faecaliën oen tak van gemoentezorg zjjn, het komt den heer Knuttel voor, dat juist deze er zich bijzonder toe leent aan particulieren te worden overgedra gen de verkoop van de meststoffen beheerscht het resultaat van het geheol en voor handel is de particulier in veel boter condities dan do ambtenaar. In principe acht hjj aan de concessie geer.o bezwaren verbonden en voor het gekozen stolsel, dat van Liernur, behoeft hy in Leiden niet als verdedigor op te treden. Het zijn de voorwaarden der concessie, welke haar al of niet aannemelijk maken. Zij komen in het kort hierop neder: lo. De concessionaris maakt op zijne kosten do geheele inrichting en exploiteert die voor eigen rekening 2o. de gemeente verplicht de huiseigenaren tot aansluiting, welke aansluiting door lien- zelven moet bekostigd worden 3o. de gemeente geeft den concessionaris een jaarlijkse!: subsidie, geregeld naar het aantal aansluitingen of aangesloten personen 4o. na een zeker ijjdsveiloop (70 jaren) wordt de geheele inrichting eigendom der gemeente. De eerste voorwaarde is eenvoudig en na tuurlijk; alleen zal controle van gemeente wege noodig wezen, vooral in verband tot do fmantiéele betrekkingen tusschen gemeente en concossionaris. Van meer gewicht is de tweede voor waarde, nl. dat het gemeentebestuur de huis eigenaren tot aansluiting dwingt, 't Is be grijpelijk, zegt de heer Knuttel, dat zonder deze verplichting, direct of indirect den huis eigenaren opgelegd, do onderneming voor een maatschappij of particulier onmogelijk wordt, terwijl ook de aigemeene toestand niet spoedig zal verbeteren. Er zuilen altijd zeer vele eigo- naren van woningen don ouden toestand ver kiezen boven 'nieuwe uitgavenvelen hunner zal de verbetering van bodem en grachten niet in die mate belang inboezemen, dat zy zich daarvoor finantiëele offers willen ge troosten. Nu is bjj de vroegere discussion in den gemeenteraad door sommige leden beweerd, dat men tot dwang geon recht heeft. Dezelfde quaestio heeft zich in ta! van gemeenten voorgedaan, waar men wijziging wenschte te brengen in bestaande toestanden. Bjj invoe ring van het eene stelsel is de directe aansluiting van alle perceelen van meer gewicht dan bij jiet andere, maar met al- geheeie vrijheid komt men niet of uiterst langzaam tot oenéS^hygiéfiisch zoo belangrijke wijziging, als de verbetering van den faecaliën- afvoer. 't Is dan ook niet te verwonderen dat de quaestie van het eigendomsrecht der gemeente in dezen meermalen is besproken, alsmede het recht, door verjaring verkregen om in riolen en wateren te ioozeu. De meeste gemeenten hebben reeds beper kende bepalingen gemaakt omtrent de verwij dering der faecaliën. Van prnctisch, veel grooter belang is de quaestie dor verkregen rechten. Niet bevoegd onitront de rechtsvraag zich eene opinie te vormen, heeft do heer Knuttel getracht zich op de hoogte te stellen omtrent hetgeen ten dezen opzichto in andere gemeenten is ge schied en voerdo 1: y daartoe eene correspondentie met zyne collega's in ongoveer 25 gemeenten. Uit de va:: hen verkregen mededeelingen bljikt dat verschillende gemeenten niet geaar zeld hebben een bepaald afvoerstelsel voor te schrjjvon en den ingezetenen door weigering van verdere loozing op gomeentewateren of riolen Ie dwingen hunne inrichting voor dit doel te wjjzigen. Dit voorbeeld volgend, zou Leiden aanslui ting aan lrrt Liernurstelsel kunnen voorschre ven en voorts voor alle perceelen, welke niet binnen een bepaalden tijd zijn aangesloten, afioozing op gemeente-riolen of wateren kunnen verhinderen. Heeft de gemeente niet het recht hiertoe, zoo zal het onmogelijk wezen eene ingrypende wijziging te brengen in den zoo treurigen toestand. De betaling van de onkosten, welke de wijzigingen in do woningen der huiseigenaren veroorzaken, zoude zóó geregeld kunnen wor den, dat jaarlijks een zeker bedrag aan de Maatschappij werd betaald en dus do betaling over vele jaren verdeeld. 'O'O/I. '-O ixV5 SM.) - Dien dag dineerde hjj en zyne vrouw by W'ilkins Tomkins, zjjn schoonvader. Na het diner, toen de beide heeren zich alleen be vonden, zette Tomkins een zeer ernstig ge zicht en zeide William, ik moet je spreken!" „Wel, met genoegen!" Ia, William, ik zal jo dan maar dadehjk zeggen dat jo tegenwoordige wijze van leven mij heeleniaal niet aanstaat." „Wat zegt u daar!" riep William zeer verbaasd uit. „Mag ik vragen wat ik mis dreven heb?" Zeker. Natuurlijk kan ik 'je niet in je vrijheid bepérken, maar het goluk van mijn kind ligt mij na aan het hart en het spreekt vanzelf dat het my leed doet te weten dat haar echtgenoot zich in kringen beweegt, waar een achtenswaardig, gehuwd man niet be hoort te komen." „Ik begrijp u niet." „Dan zal ik duidelijk zyn, Wrlliam! Vindt ge dat het te pas komt, dat iedereen weet dat je op een bal bent geweest, door de leden van de La di-dali-club, gegeven aan de dames van den „Frivolity-schouwburg William zelte de oogen wyd open. „Ik bezweer u, dat ik daar niet geweest ben", bracht hij ten laatste uit. „Sinds ik getrouwd ben, ben :k naar geen bal geweest zonder mijne vrouw." „Dan is er een schandelijk misbruik ge maakt van jo naam", zeide Tomkins, eene courant uit zyn zak halende. „Lees dit eens!" William nam het nieuwspapier aan en las „Onder de lreeren, die veel bijdroegen tot het welslagen van het feest, door de La ai- dah-club aangeboden in den Frivoüty-scJjóuw- burg, zagen wij de heeren Tom Noddy, lord Waterloo, meer bekend als oom Trot, kapitem Pop, kolonel Gus Cohen, Hughie Logan, Wil liam Jones Laurence enz." „Nu, Wrlliam", zeide de lieer Tomkins, toen zyn schoonzoon het bericht had gelezen, „je begrijpt thans zeker wel dat liet mjj heel onaangenaam is, je naam op dat lijstje te zien?" „Maar, beste schoonpapa, ik verzeker u, dat ik er niet geweest ben. Er moet nog een Jones Laurence zijn." „Onzin, mijn jongen! Er is geen andere Jones Laurence behalve je vader." William sprong van zijn stoel op. Behalve zyn vader, goede Hemel! Ja, hot moest zyn j vader geweest zijn." „Ja, dan is het pa geweest." „Willi ïm, je wilt my toch niet wijsmaken dat.neen, dat is al te gek „Het kan toch niet anders", stamelde Wil- j liam. „Ik vrees.ik geloof dat pa in den laatsten tyd nogal uitgaat. Ik heb zoo iets gehoord. In ieder geval was ik het niet; dus laten we er niet verder over spreken." Dien avond, onder het naar huis rijden, vertelde liy alles aan zyne vrouw en zjj waren het eens, dat er iets gedaan moest worden om te voorkomen dat de naam Lau rence door het slyk werd gesleurd, want het kon niet anders of de bankierszaak moest daaronder Ijjden. „Maar wat kunnen we doen?" zeide zyne vrouw met een zucht. „Jo 'vader zal niet naar jo luisteren, je kunt hem toch niet ver bieden publieke bals ie bezoeken en te dob belen en je kunt toch ook geene advertentie in de courant zetten met de medédeeling, dat William Jones Laurence, die op die plaatsen gezien wordt, je vader is." William zag ook geen uitweg en besloot er met dominee Badshand over te spreken. Deze wist evenmin raad en wilde beginnen met den ouden heer eenige traktaatjes te zenden. „Hy zal ze niet lezen zeide de diep ramp zalige William. „Dan moet ge hem zelf toespreken en hem. het ongepaste van zijn gedrag ouder het oog brengen." William meende ook dat dit hot boste zou zijn en den volgenden dag begaf liy zich naar de ouderlijke woning. H(j trof in de huis kamer zyne oudste zuster aan, met wie hij reeds vroeger over de zaak gesproken had. en van wie hy vernam dat ziin vader in het rooksalon was. Hy vond hem daar inderdaad in gezelschap van eenige vrienden, groc drin kende en sigaren rookende. „Zoo, Willie, ben je daar?" zeide de oude heer „Als ik nu iemand niet verwacht heb hier te zien, dan ben ju het. Laat mij je voorstellen aan myne vrienden Heeren, my'n zoon Williamdit is kapitein Nobby, van wicn je misschic-n wel eens gehoord hebt. Dit is de heer Joseph Potts, meer bekend onder den naam van Gember Potts, dio geluks vogel wint op alle wedrennen.Ja, dat is waar ook, Willie, voordat ik het vergeet, je moest eens met ons meegaan." William keek naar het plafond en zeide: „Pa, ik had u een oogonbiik willen spreken, maar ik zie dat u gasten hebt en ik zal daarom wel eens op een anderen keer terugkomen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 9