Grootste lenze. Gemakkelijkste Conditiën. Mantels voor Dames, Meisjes en Kinderen, j m HOOGEWOERD 41. Verkoophuis op Krediet. ^OpJ(redietJ Kostumes, Demi-Saisons en Winterjassen. I Jongeheeren- en Kinder-Overjassen. Ameublementen, Bedden, Dekens. MANUFACTUREN, SCHOENEN, PARAPLUIES, ENZ., ENZ. EIDE 3NT. VRIENDSCHAP. t X A. /.AAAAAUvAAA'■■■-ft,; V .'."V.-";. "--/ft'ft "ft. ft .-ft ft, 'ft .ftft ft 5.7 '.H '.''-.ft' 1<£ Sioi.) Niemand vermoedde, Clara het allerminst, dat deze rente alleen uit den zak van den opperhoutvester vloeide. Do stad was voor de jonge weduwe onuit staanbaar gewordenverbitterd, menschen- schuw, keerde zij naar haar geboortedorp terug. Zelfs Harding, die zpoveel voor haar gedaan had, werd, als hij haar nu en dan eens een bezoek bracht, vrij onvriendelijk ontvangen. Zjj zag toch in elk deelnemend woord krenkenden hoon, dat zjj, eens de rijkste en meest trotsche vrouw uit den om trek, zich nu weer in dezen armoedigen toe stand bevond en een naam droeg, welke met de schande van het bankroet bevlekt was. Langzamerhand echter week deze verbittering voor de oorspronkelijk opgewekte natuur der jonge vrouw. Ook vernam zjj later, hoe trouw Harding voor haar gezorgd had. De oude vriendschap trad weer in hare lang vergeten rechten en de goede kameraden waren weder even intiem als vroeger. „Hij trouwt nog met haar", zeiden de oude vrouwen van het stadje en schudden hare wijze hoofden. „Welke schitterende partijen zou de opperhoutvester kunnen doen, als hij wilde, en nu werpt hjj zich weg." Zoo verliepen drie jaren en de booze wereld wachtte nog altijd op de verloving van Har ding met. Clara Weber. Men geloofde niet dat tusschen de goede kameraden het onderwerp „liefde" niet behandeld werd. Op zekeren avond was de opperhoutvester naar het stadje gereden en bracht daarbij naar gewoonte eon bezoek aan zyne vriendin in het kleine huisje aan den zoom van het woud. „Lees eens, Willem", zeide Clara, nadat zij hem begroet had, en overhandigde hem een brief. Hjj las. Het was een aanbod van een schouwburgdirecteur, die haar véér jaren bjj eene liefhebberijcomedie gezien en nu eerst van hare veranderde omstandigheden gehoord had; hjj wilde de kosten voor de ontwik keling van haar dramatisch talent betalen, indien zij een contract voor een bepaald aan tal jaren met hem sloot. Voor het succes stond hy in. De opperhoutvester zag zyne vriendin onder zoekend aan, die, voor het venster staande, met droomende oogen voor zich uitstaarde. Inderdaad, alleen hare schoonheid reeds zou op hot. tooneel succes hebben behaald. Deze slanke en toch zoo volle, wonderiyk gracieuse gestalte, het eenigszins bleeke, betooverend schoone gezicht met het fijne, rechte neusje, de donkerroode lippen met de betooverende oogen, wier donkerbruin als donkere topaas fonkelde en dat alles voor de habitués der coulissen. Do opperhoutvester streek met de hand over het gloeiende voorhoofd en zeide met eenigszins heesche stem: „Neemt gy het aan, Clara?" De schoone vrouw wendde zich tot hem en antwoordde met hare diepe, hartstochte- ïyke altstem: „Heb ik eene andere hoop, dit leven ooit te veranderen?" „Aan succes en glans en aan alles, wat gy hier moet ontberen, zal het u inderdaad niet ontbreken." Eene koude rilling voor hem door de leden wat zou die wereld van do lieve, schoone vrouw maken? „Dat is het niet, wat mij aantrekt", ant woordde Clara afwerend. „Maar welk doel heeft myn leven hier? Ik heb voor niemand te zorgen, niets te doen, geene familie, geen vriend, behalve u, geen levensmoed meer voor dit nutteloos bestaan, en" voegde zij er weifelend met een diepen blos aan toe „ik weet nu dat ik niet van de rest van mijn vermogen, maar van eene aalmoes leef." „Wie zegt dat?" riep Harding opgewonden, terwyl hy achter de opgewondenheid zyne verlegenheid verborg. „Om het even, het is waarheid, al ont kent gy het ook. Ik zie het u aan." „En wat zal uw levensdoel daarginds zyn?" vroeg Harding, het onaangename onderwerp latende rusten. „Ik zal op eigen beonon staan, de kunst— Een bittere glimlach van der. vriend deed de jonge vrouw zwijgen. „Op eigen beenen, daar, waar alles intrigue, reclame en protectie is? Klatergoud en val- sche diamanten, valsche vrienden en valsche harten 1 Kunst, ja, zeg genot, eene wilde, rus- telooze jacht naar goud. O, als gy het kendet, dit leven, zooals ik, gy zoudt het met af schuw den rug toekeoren! Er zyn uitzonde ringen, maar geloof my, Clara, zou die man, ook al hadt gy tienmaal zooveel talent, hetzelfde voorstel doen, als gij minder schoon en begeeriyk waart?" Clara werd beurtelings rood en bleek. „Gij ontrooft mjj mijno laatste illusie, my'ne laatste hoop, en toch draag ik dit nuttelooze leven niet langer!" snikte zy. „Eens reddet gy my voor een anderen, red my nu ook voor myzelvel" Hardings breede borst ging heftig op en neer, in zjine diep liggende oogen openbaarde zich zyne sombere zwaarmoedigheid duide- lyker dan ooit. „Het leven heeft altyd een doel, Clara", zeide hy halfluid, „maar men moet het weten te vinden. Zoo menigeen leeft stil en on schuldig daarheen en toch heeft ook zyn leven een doel, waarnaar hy streeft. Hy strydt en worstelt en beult zich af; wat is het leven anders dan een stryd zonder einde? En toch is hy er gelukkig in, als niemand maar ziet, hoe zjjn hart bloedt. Het kost wel menige overwinning, maar de mensch ver draagt veel." Clara hoorde hem aandachtig aan. Hare oogen schenen zyne ziel te willen doorhoren. Tranen schoten eensklaps uit heur oogen. Groote Hemel, was zjj dan al die jaren blind geweest? Zy wierp zich aan Hardings voeten en vatte zyne handen. „Willem, vergeef my", snikte zy. „O, had ik maar een vermoeden van je liefde gehad Maar ga nu niet weer van my, totdat je my zelf terugstoot! Myn hart behoort je reeds lang, doch om deze, naar ik meende, onbe antwoorde liefde te ontwyken, wierp ik my in het gewoel der wereld. Kunt ge rny ver geven? Mag ik mijn schoonste levensdoel vervullen, door by je te blyven, brave, goede kameraad?" „Clara, myn leven!" Een jubelkreet ontsnapte aan de borst van den man, wiens forsch lichaam beefde door overmaat van geluk. Zy wierp zich aan zu'ne borst, de goede kameraden omhelsden elkan der innig. „En wy hebben het al lang voorzien", zei den de babbelaarsters, toen Harding den vol genden morgen de verlovingskaarten liet ver spreiden. „Hy had eene veel betere party kunnen doen." Doch de gelukkige goede kameraden be kommerden zich daar weinig omzy waren eene andere meening toegedaan. Leiden, ter Boekdrukkery van A.W. SIJTHOFF

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 6