de drie bovenzolders van 't „Slagthuis," een pakhuis, dat ongeveer 30 M. diep en 16 M. breed was, geheel zjjn vernield. Het onder stuk heeft alleen waterschade. De 1ste en 2de zolder leden minder brandschade, maar ook daar is alles nat. De tabak der firma Frits Olie Co. was opgc-slagen in de pakhuizen „Slagthuis" A, B, C, welke alle als verloren zijn te beschouwen, in het pakhuis „Do Wereld", dat weinig schade leed, en in het pakhuis „Het Schaap," dat aan de overzijde der gracht staat, en dus ■niets leed. De verzekering liep over deze vijf pakhuizen voor een bedrag van 1,200,000. Hot bedrag is grootendeels te Amsterdam verzekerd, maar ook loopen groote posten met buitenlandsche maatschappijen, zooals „The Sun" 70,000, de „London Liverpool" S5.000, enz. De verzekering was, naar men verneemt, gesloten zonder taxatie, dus tot de waarde vóór de ramp; alleen de verkochte en nog niet afgeleverde tabak tot de verkochte waarde. Het meel, behoorende aan de hoeren Gebrs. De Steenhuijzen en geborgen in het onderstuk ■van perceel 174, was voor 10,000 verzekerd -jbij de Maatschappij „Urania" te Amsterdam. Hot bedrag der schade, op beide verzeke ringen uit te keeren, is nog niet te begrooten. De oorzaak van de ramp, welke uit een gel delijk oogpunt tot de grootste behoort, waar door Amsterdam in jaren is getroffen, bleef onbekend. Voor de arrond.-rechtbank te Rot terdam werd gisteren de zaak behandeld togen den voormaligen notaris Petrus Franciscus Johannes Van der Heijden, oud 66 jaar, ge boren te Eavestein, wonende te Schiedam, thans gedetineerd in de strafgevangenis te Rotterdam. Do beklaagde stond terecht als zou lijj te -Schiedam of elders van en gedurende 1886 tot 2 Maart 1891 op verschillende tijdstippen opzettelijk de navolgende geldsommen en goldswaaraige effecten wederrechtelijk zich hebben toegeëigend I. a. eer. bedrag van 300, afkomstig van eone obligatie ten laste van J. v. d. Berg. te -Schiedam, door dezen afgelost; l). een bedrag van 4000, afkomstig van eene obligatie ten laste van C. Hofstede, te -Schipluiden, door dezen afgelost; c drie obligation ad fl. 1000 Oostenr. zilverr., -eene obligatie ad 1000 doll. Pennsylvania Ohio on dne pandbrieven 4 pet. Hall. Hypotheek- 'bank ad 1000. Al welke gelden en geldswaardige effecten by onder zich had uit de onverdeelde gemeen- - schap van wijlen Philippus v. d. Berg, over leden te Vlaardingen den 13den October 1S86, ■en diens echtgenoote, toebehoorende aan deze en de erfgenamen van genoemden overledene, ■en door en namens de rechthebbenden onder 'hom waren gelaten, ten einde door hem te worden beheerd. It. Een bedrag van 5000, hem namens de weduwe Wubben te Vrijenban, aan wie dat ►bedrag toebehoorde, door Hendrik Wubben ter hand gesteld, ten einde dat voor hem te beleggen in eeno hypotheek. III. Drie pandbrieven 4'/» pet. Heil. Hypo theekbank ad ƒ1000 en een bedrag van 142.62aan contant geld, makende deze pandbrieven, door hem aangekocht, en die contante!:, te zamen een deel uit, groot 3200, van een kapitaal, groot 5000, toe behoorende aan de erven Jacob Koppert, over leden te Schiedam den 14den September 18SS, welk kapitaal bestemd was om uit de renten daarvan te betalen het weeklegaat van ƒ4, door gemelden Jacob Koppert aan diens vroe gere huishoudster, Anna Maria Walters, ver maakt, en welk kapitaal door de bewindvoer der daarover, zijnde D. Koppert, C. Van Bregt en Th. Koppert, onder zijne berusting was gelaten, ten einde het te beheeren en uit de daarvoor te nemen hypotheek en effecten het weeklegaat te betalen. IV. Een bedrag van ƒ8100 toebehoorende aan de minderjarige kinderen van wjjlen Jacoba Lambergen, in Mei 18S3 te Overschie overleden, en welk bedrag door den voogd over de minder jarigen. Arnoldus Lambergen, te Hof van Delft, bij eene afrekening van eene aan die kinderen toegekomen erfenis in het voorjaar van 1389 onder lietn was gelaten om daarvan eene In schrijving op het Grootboek te nemen. Vanwege het O. M. waren zeven getuigen gedagvaard, terwijl de beklaagde zijne ver dediging had opgedragen aan mr. H. Vail- Lint, advocaat te F,otterdam. In de eerste plaats werd> thans overgegaan tot bet verhoor van den beklaagde. Deze geeft, op de vragon van den president, mr. J. Van Heukelom, in hoofdzaak te ver staan dat hy in 1876 als notaris te Ouwer- schie werd aangesteld, doch dit was geen be- langryk notariaat, en hij werd later den juisten tijd weet hy niet, doch het was in elk geval vóór 1883 onder protocol overge plaatst naar Schiedam. Doordien by een zwaar huishouden had is hy er successievelijk toe gekomen gelden, welke hem waren toever trouwd, ten eigen bate aan te wenden. De feiten, zooals die hem zijn ten laste gelegd, en die hy in do instructie erkend heeft, bleef hy ook thans volmondig bekennen. Ook geeft hii toe effecten, die hy onder zich had, te hebben verzilverd, terwijl die gelden in zijn kas gevloeid en voor zijn eigen zaken ge bruikt zyn. Langzamerhand had h(j kennis gekregen dat zijne zaak achteruitging, maar hij hoopte steeds op betere tijden. Hy kon niet controleeren of zijne uitgaven zyne inkomsten overtroffen en hy had zich eindelijk, op den 3den Maart van dit jaar, verplicht geacht Schiedam te verlaten, omdat by Wubbe niet betalen kon. Hy wist op dat oogenbiik dat hjj een belangrijk cijfer schulden (volgens zijne opgave 60 mille, vol gens de stukken echter 80 mille} achterliet. Uit zyne vaderlijke nalatenschap had hg echter nog 5000 ongeveer te wachten, terwijl er ook nog eenige andere pretention waren. In zijne afwezigheid heeft mr. Vorstman, advo caat te Rotterdam, een accoord van 2S pet. met de crediteuren getroffen en allen hebben daarvoor ten volle gequiteerd. De president ging vervolgons a? de punten der dagvaarding na, welke door den beklaagde in alle bijzonderheden werden erkend. De president wees beklaagde voort9 op eenige posten, welke in zijne boeken voorkomen en in strijd zyn met de waarheid. Dit betreft het derde punt in de dagvaarding, de pand brieven uit de nalatenschap van Kopperthij was toch voortgegaan de lento van die stuk ken te boeken, nadat de stukken reeds door hem waren verkocht. Na deze zoo volledige bekentenis was hot getuigenverhoor uit den aard der zaak weinig belangrijk. Al de getuigen bevestigden in alle opzichten geheel do door den bekl. afgelegde bekentenis. Bij de toelichting van zyn requisitoir stelde de subst.-officier van justitie, mr. J. Ph. Cas- tendyk, dan ook op den voorgrond, dat hy zeer kort kon zjjn, omdat bek), alles heeft bekend, zoowel in het algemeen als in het bijzonder. Bekl. heeft verder erkend, dat hy eindelijk, in het nauw gedreven door den ge tuige "Wubbe, zyne positie niet kon hand haven en naar het buitenland is gevlucht, zonder vergunning van don officier van jus titie of van den procureur-generaal, en dat hy zyne zaken a i'abandon heeft gelaten. Spr. tracht nog nader aan te toonen dat bekl. in Schiedam eene zeer drukke praktijk had. In 1887 toch maakte hy eene zuivere winst van ƒ11084. Dit werd successievelijk mindor en in '88 vinden wij een cyfer van 6046, in '89 van 7800. Wanneer hij den moed gehad had, toen hy blijkbaar voelde dat hy zijne zaken niet meer onder de oogen kon zien, de tering naar de nering te zetten, zou hy thans hier niet zitten. Hjj is zeer slor dig en nonchalant to werk gegaan. De straf kan zeer zwaar zyn, zelfs tot vier jaren, doch ZEA. zal tegen dezen bekl. het maximum niet vorderen. Maar toch behoort hy streng te worden gestraft, omdat hy oor zaak is dat verschillende personen, die ver trouwen in hem steldon, voor vrij aanzienlijke sommen zyn benadeeld, niet alleen personen, van wie men kan zeggen dat zy maar beter hadden moeten uitzien, maar ook van minder jarigen. Spr. requireert schuldigverklaring aan ver duistering, meermalen gepleegd, en veroor- deeling tot drie jaren gevangenisstraf. De verdediger, mr. H. Vaillant, opperde bezwaar tegen de dagvaarding, was van ge voelen dat de bekentenis van bekl. niet vol- doonde door de verklaringen der gehoorde getuigen wordt gestaafd, wees er op dat lijj zich persoonlijk van den toestand der zaken van bekl. op do hoogte heeft gesii 1 en ver klaren kan dat de baten kort na het vertrek het cijfer van ruim 15,000 bedroegen, zoodat een groot gedeelte van do tekorten, die hier ten laste worden gelegd, hadden kunnen wor den betaald, deed eindelijk uitkomen dat deze bekl. door de goede zorgen voor zijn gezin (hjj had acht kinderen) zoo ver is gekomen, en dat naar pl.'s innige overtuiging de man nim mer het opzet heeft gehad om zijne crediteuren te benadeelen. Mocht de rechtbank dus niet met pi. mede gaan, dan drong hjj aan op de toelegging van eene veel geringere straf dan door het O. M. werd gerequireerd. Na re- en dupliek werd do uitspraak he- paald op Dinsdag 10 Nov. a. s. Uit Montólimar (departement Dröme) wordt gemeld dat dieven het Trap- pistenklooster van Aiguebolle binnendrongen en in eene cel den pater-kassier vermoordden om uit eene geldkast tien duizend franken te kunnen stelen. Een ontzettend voorval heeft te Grunden, in Beieren, plaats gehad. De vrouw van een houtvester, die sedert ge- ruimen tijd aan zwakto van geestvermogens leed, heeft in een aanval van waanzin haar kindje van negen maanden in eene pan ge- braden en het 's middags, tot doodelijke ont steltenis van den man en de verdere huisge nooten, hun als vleeschschotel voorgezet! INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur 1 Zoudt u my een klein plaatsje willen af staan in uw veelgelezen blad ten einde eenige opmerkingen te maken naar aanleiding van het verslag van uwen kunst criticus over .Bertha Malm". Yelen met mjj hebben dat met verwondering gelezen, niet zóózeer om- dat wij tot eene andere conclusie komen dan de heer L, maar door de ons inziens onjuiste motieven, die hij aanhaalt. De heer L. noemt het stuk totaal onzin. Zóóver zou ik niet gaarne gaan. Dan zou ik mij liever aansluiten bjj den heer Róssing, die 't een vreemd, maar toch heogst interessant stuk vindt, of bij den verslaggever der „N. S. Ct.", die l;et stuk een belangwekkende verschijning noemt. Maar dit daargelaten tegen eenige ver gissingen of onjuistheden in het vorstag van den heer L. wil ik opkomen. Hij verwjjt den schrijver dat deze r>iet ver klaart waarom Rolf vlucht en dan 3 jaar later, zonder door de justitio gestoord te worden, in zyn land kan terugkomen. Maar ik heb mevrouw Mensen toch duidelijk aan haar broeder, den prediker, hooren vertellen dat, nadat Eolf gevlucht was, eerst bleek dat zjine handelingen, hoewel slecht en gemeen, (eigenlijk had zyn vader 't gedaan) niet voor vervolging vatbaar waren. Is 't niet natuurlijk dat Kolf, 'n getrouwd man, tegenover Bertha 'n anderen naam aan nam? Zouden er in Amerika niet meer zyn die zoo handelden? Het gaan naar Zweden, het niet trouwen in Amerika, is volstrekt niet alleen het werk van Rolf. Ook Bertha wil naar haar geboorteland terug, opdat haar huwelijk zou kunnen ingezegend worden door 'n Zweedsch geestelijke en dat wel watzy r.iet vermoeden kan door Rolf's oom. Dit heb ik Bertha zelf hooren vertellen. Vindt de heer L. 't zoo vreemd dat 'n vrouw, die zoo flink in zaken is, zich door de liefde laat overheerschen Ik dacht dat zoo iets wel eens meer in de werold was voorgekomen. En kwam 't hier niet goed van pas als tegen wicht tegen Monsen, dat niet altjjd„zaken voor alles gaan"? Kan 't niet met opzet zóó door den auteur zjjn geschreven? In Gustaf Monsen schrijft gij, niets edels ontdekt te hebben. Nu, iets meenen wjj wel gevonden te heb ben. Hoe dikwjjls zegt Monsen niet, dat hy zich maar niet kan onttrekken aan die onbegrijpelijke macht, die zijne vrouw en schoondochter over hem uitoefenen? Komt hier niet voor den dag, dat ook voor hem het goede niet geheel dood is, dat hij zich, onbewust, in tegenwoordigheid van twee edele vrouwen, schaamt over zichzelven? Een man, die zich voor zijne vrouw schaamt, bezit schaamtegevoel, en iemand, die schaamte gevoel heeft, is nog niet geheel verdorven. Ziehier, Mijnheer de Redacteur, waarin ik van meening verschil met den heer L., eene rseening, die ik uitte omdat ik weet dat ze door velen gedeeld wordt en omdat het „audi et alteram partem" mij ook in kunstzaken goed toeschijnt. - Hoewol ik ook de opvattingen van den heer I.. over het spel niet deel, wil ik, daar hy er zelf niet veel van zegt, hierover zwijgen. - De Redactio by voorbaat dankend voor de plaatsing, noem ik my Uw Dw. Dn. D. 15. [Van onzen tooneel-recensent ontvingen wij, nadat wij hem met dit stuk in kennis haddon gesteld, onderstaand antwoord. Red.) Ijsn enkel woord ter verdediging van de door my aangehaalde argumenten om het onzinnige, onware van „Bertha Malm" te hewyzen en door den heer p. B, bestreden. D. B. heeft mevrouw Monsen hooren zeggen „dat, nadat Rolf gevlucht was, eerst bleek dat zyne handelingen, hoewel slecht en gemeen, niet voor vervolging vatbaar waren" - vol komen waar - maar hoe is dit in overeen stemming te brengen met het verwjjt, later door Kolf zijn vader gedaan: „handelingen te plegen, die buiten hot bereik der strafwet vallen, dat heb ik wel van u geleerd, vader". Rolfs vlucht voor eene daad (eigenlijk door den vader begaan), zooals D. B schrijft, blijft dus ongemotiveerd; was de handeling inder daad wel strafbaar geweest, dan had de oude Monsen dit geweten en zyn zoon niet in een stormachtigen nacht in veiligheid gebracht; hij had hem kalm en stil by zich gehouden, om later nog meer van zyne desavouable handelingen partij te kunnen trekken„zaken vóór alles" zou hy gedacht hebben. Dat Bertha Malm enkel en alleen om haar huwelijk door haren vroegeren catechiseer meester te doen inzegenen, hare in Amerika gevestigde zaak vaarwel zou zeggen, do verre reis naar Zweden zou ondernemen, lijkt mjj al te naïef. Zoo verschrikkelijk groot is bovendien die gehechtheid niet. Zij is reeds vier maanden in Zweden terug, zonder dat zij haren leermeester beeft opge zocht, zonder dat zy hem zelfs van haren terugkeer in het moederland in kennis heeft gesteld. Hunne ontmoeting is eenvoudig aan het toeval te wijten. Handelt zóó eene vrouw, die de Atlanti sche Zee oversteekt alleen om haar huwelijk door haren vroegeren zielenherder te doen inzegenen? Bndtendien, dat geheele verblijf in de on middellijke nabijheid van het plaatsje, waar het ouderlijke huis staat, waar de verlaten echtgenooto woont, is absurd. Verder wil de heer D>. B'. nog werkelijk eenige goede hoedanigheden toekennen aan Gustav Monsen, omdat hjj enkele malen zegt zich te schamen voor vrouw en schoondochter, rnderdaad, dat zegt hy! Maar zijn ook weer hier zyne handelingen in overeenstemming met 2jjne woorden? Als mevrouw Monsen, Rolfs moeder, haar kind het slechte, het gemeene van zijn gedrag onder het oog wil brengen, als zij hem wil overtuigen, dat hy zich niet van zyne wettige vrouw, die hom liefheeft, mag laten scheiden, dan fluistert de oude Monsen. beangst dat de dertigduizend dollars hem zullen ontgaan, zyn zoon toe: „Stoor je niet aan die onwewijven- praatjes." Dat zegt de vader tegen zijn zoon, spre kende over eene brave, rechtschapen echtge noote, over eene edele, innig liefhebbende moeder. En die man zou schaamtegevoel bezitten, die man zou nog braaf mogen heeten?'t Spijt mij, mynheer D. B., dat ik niet zoo optimis tisch in mijne denkbeelden ben. als gij schjjnt te zjjn! Ik houd het door mij geschrevene vol, echter eerbiedigend elke andere meening, elke andore opvatting. Mr. L. H. Mijnheer de Redacteur! Met belangstelling las ik in Uw blad van gisteren het ingezonden stuk van den lieer F. H., maar neem tevens de vrijheid het daarmede totaal oneens te zijn. De inzender schjjnt go- heel te vergeten dat er nog een gulden mid delweg bestaat. Men behoeft het peil der concerten niet te verlagen tot café chantant-muziekwant is er tusschen dat en de meest verheven, moei lijkste composities (slechts voor enkele bevoor rechten bereikbaar) toch niet genoeg wer kelijk mooie muziek, die een muziekliefhebber (geen kenner) kan begrijpen en waardeeren? Wanneer de concerten er zjjn om te bevor deren en te verheffen, moet dit ook crescendo aangaan en moet het oor ontvankelijk worden gemaakt voor die moeilijker te begrijpen schoonheden. Evengoed als een bekwaam acteur kan schitteren in eene ondergeschikte rol, zou een eersterangs-orkest kunnen uitblinken juist in eene eenvoudige compositie, daSralle schoonheden daarvan dan aan het licht zou den komon, welke bji eeno minder goede uit voering verloren gaan. Wannoer dan tevens eenige klassieke toon werken op het programma voorkomen, zal het in waarheid wezen: rE!ck wat wils." A. G P.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 2