Zy, die de Koren grondig bestudeerd heb ben zy, die te midden van hen zyn geboren en opgevoed: zy geven ons eene geheel an dere schots van hunne zeden en hartstochten. Hunne schryvers, en in het byzonder Björn Bjornson en Ibsen, teekenon hunne landge- nooten als vreemdsoortige, excentrioke wezens. Oskar Wykander, wiens tooneelspel „Bertha Malm" wy gisteravond zagen opvoeren, stelt hen voor als de meest verdorven ellendelin- gon, die op dit ondermaansche ronddwalen. Een beknopt overzicht van den inhoud levero hiervan het bewys. Gustav Monsen, scheepsreeder en assura deur, heeft een zoon, Eolf genaamd. Wel is deze laatste den vader behulpzaam in het dry ven der zaak, maar toch is zyn naam niet in do firma opgenomende door hem aange gane verbintenissen hebben gcono kracht et pour cause. Werpt do door hem gesloten verzekering eene belangryke winst af, dan komt ze ten voordeele der door den vader gedreven zaak: is dit niet het geval, heeft vrouw Fortuna den jongen Rolf den rug toegekeerd, dan kan de edele vader die handeling desavoueoren: do jongen heeft buiten hom gehandeld, hy was niet eens lid der firma. Zulke daden worden steeds verschoond met het refrein „'t zyn zaken, en zaken vóór alles!" Eens echter seheon de zoon te brutaal in zijn optreden te zyn geweest; toen de vader diens handeling ontkende, moest hij de wyk nemen naar Amerika, zyne jonge vrouw Geer- truida achterlatende. Daar, in het nieuwe werelddeel, maakt hy konnis met een lieftallig Zwoedsch meisje, (Bertha), dat ten gevolge van een yzeren wil en eene buitengewone geestkracht een aardig for tuin had weten te veroveren. Hy houdt zyn huweiyk voor haar geheim, weet haar hart te veroveren, hare eer te ontrooven en komt onder voorwendsel papieren noodig te heb ben, bepaald noodzakelyk voor kun huweiyk eenigen tyd later met haar en haar kind in het moederland tenig en heeft daarenboven den ongekenden overmoed zich te vestigen in de onmiddellyke nabyhoid van de plaats, waar zyne ouders en zyne verlaten vrouw wonen. Een zekere William Hoek, eeno soort van beunhaas in beschadigd goed, ook al een schavuit, ontdekt hun verblyf en weet ter stond hiervan partij te trekken om tegen be taling van enkele honderden kronen dit geheim aan Eolfs ouders te verkoopen. Gustav Monsen, de scheepsreeder, is natuur- lyk in den aanvang woedend over het tegen over de verlaten vrouw gepleegd bedrog, over het ontrouw, lichtzinnig gedrag van zyn zoon. „Maar, vader," voegt hom deze toe: „zyis ryk; dertigduizend dollars 1" „Wat, jongen, dertigduizend dollars Daarvan kunnen wy eene Engelsche brik koopenje moet ze trouwen, hoor; je moet je vanTruida laten scheidenik zal je daarin heipen." Het vorvoig laat zich reeds eenigszins be grijpen. Eolfs wettige echtgenoote ontmoet hare Nebenbuhlerin. Er volgt een gesprek, eeno verklaring, waarin beide vrouwen tot de ont dekking komen, dat zy hot slachtoffer zyn geworden van een schandelyk bedrog. Geertruida laat zich nu werkelyk scheiden van den man, wien zy eens hartstochtelyk heeft liefgehad. Niets staat dus meer in den weg; de jonge Monsen zal nu in het huweiyk kunnen treden met de moeder van zyn kind, de Engelsche brik zal gekocht kunnen wor- don, maar.... nu weigert Bertha; zy wil hare hand niet schenken aan den man, die haar misleid, gekrenkt en beleedigd had. Gnverwyld keert zy terug naar het nieuwe werelddeel. Ziedaar het stuk geheel en al onzin, van het begin tot het eindo. De stof deugt niet, de donnés zyn valsch. De jonge Eolf vlucht, verbergt zich onder een anderen naam in Amerika, en dat alles waarom? Wat heeft hy gedaan? Als hij enkele jaren later in Zweden terugkomt, laat de justitie hem in kalme rust handel dry ven. Eén van beideóf hy heoft. werkelyk eene strafbare daad begaan, welke hem aan ver volging blootstelde, en dan had hij niet vei lig kunnen terugkeeren; öf hij heeft zich hieraan niet schuldig gemaakt, maar dan had hy ook niet behoeven te vluchten. Hy maakt Bertha diets, dat hy naar Zweden moet terugkeeren om papieren to halen, ook ten eenenmale onbegrijpelijk. Eene flinke vrouw, die zelve aan het hoofd van eene zaak heeft gestaan, weet zeer goed dat er een postwezen bestaat, welke die papieren kan overzenden- En zoo zyn er nog tal van onwaarsehyn- iykheden, waarop ik zou kunnen wyzen. Ook do geheele bewerking was vreemd; het was een „va et vient continuel" der ver schillende personen; de deuren gingen onop- houdelyk open en toe't was net een koekoek klokje, waarin liet vogeltje telkens weer uit komt en teruggaat. Over het spel is moeilyk te oordeelen. Het lijkt my iets onbereikbaars to zyn, een wezen voor te stellen, dat in werkelykheid niet bestaat; in elk menschelyk hart liggen paarien en wangedrochten naast elkander; in dat van Gustav Monsen echter ontbrak elko edele steen daarin huisden slechts lage, afschuwelyke hartstochten. Heeft de heer Haspels zich ten taak gesteld onze diepste verachting over dit type in hot leven te roepen, dan is hy by uitstek wel hierin geslaagd. Nog moeilyker was de schets van Eolf, aan den heer De Vries toevertrouwd. Deze heeft zyne Amerikaansche schoono lief, oprecht lief, zooals hy in gemoode beweert, maar hy aarzelt niet 0111 met zyn ellendigen vader samen te spannen, ten eindo zich van hare dertigduizend dollars meester te maken. Dit in overeenstemming te brengen is eeno on- niogelykheid. Verder was de heer De Vries ons wel wat al te Amerikaansch, zoowel in kieeding als in gebaren; een fatsoeniyk man houdt niet altyd de handen in de zakken als liij met zyne moeder of andere dames spreekt. Werkelyk schoon, vol gevoel, innig, werden de beide bedrogen vrouwen voorgesteld; de eerste, do wettige, door mevrouw Van Eysden- Vink, de andere door mej. Alida Klein. Hun dialoog was diep gevoeld en vry van eenige charge. Hosier Faassen gaf eene karakteristieke schots van een gemoodelyken schurk. Do overigen waren, voor zoover dit on- mogelyk stuk het toeliet, goed in hunne rollen. Mr. L. H. Gemengd Niouws. Op de door 0nsaandeab0nnés aangeboden ly'st van personen, aangesloten aan hot telephoonnet, moeten nu nog worden bijgeschreven ISO. Dishoeck (C. A. J. Van) 190. Haansbergen Dutilh (Van) 179. Hemerik (G. F.) 177. Hoeken Zn. (J. J. Van) 185. Huy (J. J.) 186. Kloots (N.) 1S7. Mannekus (A. J. Van) 1S9. Mannekus (Gebr. Van) 191. Mannekus (W. Van) 182. Nieuwenliuyzen (L. E 183. Nieuwenhuyzen (L. E.), Botermarkt. 184. Eotte on Schouten (Van de) 193. Spek (Van der), Aloëlaan 188. Steyn (P. C. Van) 195. Schouwburg (Leidsche) 181. Schuitemaker (J.) 192. Taverne (J. J.), Donkersteeg. 194. Thors (S.) Hedenmorgen ontving de heer P. J. Walenkamp, goud- en zilverkashouder book Nieuwen Eijn en Burgsteeg alhier, een zonderling bezoek, in den vorm van een paarde- kop. By het afkomen van de Koornbeurs- brug namelyk nam de goederenwagen van 'net Staatsspoor geen goeden draai, zoodat het paard op de stoep van genoomden winkel en met zyn kop in de vry groote spiegelruit terechtkwam. Deze geraakte daardoor geheel stuk, doch gelukkigerwijze werd aan de zich daar bevindende kostbare uitstalling geeno schade veroorzaakt, Bij don landbouwer J. Steeneveld, to Stompwyk, staat een gouden regen in vollen bloei. Twaalf zware trossen hangen nog aan de verschillende takken. Do roeiers te Schevoningen hielden gisteren onder voorzitterschap van den heer Hoogenraad eene buitengewone algo- meene vergadering naar aanleiding van het feit, dat in den laatsten tijd buitengewoon veel notten door de haringvisschers zyn ver loren, vooral door toedoen van vreemde vis- schers, die ze 's nachts afkappen. Men vroeg of er niet meer toezicht op de haringvisschers kon worden uitgeoefend door de Hollandsche oorlogsschepen, daar men meende dat deze zich te weinig bij de vloot ophouden, terwyl de Belgischo schepen daarentegen meestal wel in de nabijheid zyn. Na eenige discussie werd aangenomen een voorstel tot het benoemen van eene commissie, welko zich persoonlyk tot een minister van marine zal wenden met verzoek om boter afdoend toezicht. Tot leden dezer commissie werden benoemd de heeren W. Groen, J. Den Breems Azn. en J. Den Duik, die de benoe ming aannamen. Door een der reeders werd nog gevraagd of er geene middelen te beramen zy'n, waar door de reeders zich onderling tegen het ver lies van netten kunnen dekken, door bijv. eene vereeniging te vormen. Besloten word dit punt op de oerstvolgende algemeeno vergadering te behandelen en te trachten eene commissie te benoemen tot formuleering der Statuten. Wederom had Zaterdag-nacht by Delft een droevig ongeluk plaats. Een vader en zoon, B. uit Delft, keerde huiswaarts van de buurtschap den Hoorn onder Hof van Delft, waar een vet varken was verloot in eene herberg. De vader geraakte te water, de zoon trachtte hem te redden, en heiden verdronken. Dat zijn nu in ééne week zeven personen op ongelukkige wys aldaar omgekomen. Brand op de Brouwersgracht te Amsterdam. Vlak tegenover de Linden- gracht staat een groot driedubbel pakhuis, „Slagthuis'.' gehoeten, genummerd 174, 176 en 178. Deze pakhuizen hebben zes zolders, grootondeols met tabak van de firma Frits Olie Co. gevuld. Alleen in het pakhuis 174 bevat het onderstuk meel. Omstreeks halfdrie gisternamiddag werd brand ontdokt op den derden zolder van het perceol 176. Toen de terstond gewaarschuwde brandweer ter plaatse kwam, werd nog wel gepoogd met brandladders in het gebouw te komen, maar de zware rook belette het bin- n< ndringen, zoodat men zich moest bepalen mot hot vuur van buiten aan te tasten. Dit was geene gemakkelyke taak, daar de zolders der drie pakhuizen met elkander in gemeen schap staan, en de vlammon zich daardoor over de drie pakhuizen verdeelden. Terstond werden twee brandkranen in het werk gesteld, en spoedig twee stoomspuiten. Reeds te drio uren lag de „Jan Van der Ileyden" onder stoom voor het brandende perceel, en gaf met vier slangen water. Later werd op de Brouwersgracht nog eene derde stoomspuit in het werk gesteld; en toen de brand zich tot de achterzyde van het 25 M. d ope pakhuis voortplantte, nog eene vierde stoomspuit op do Korte Prinsengracht, welko, geholpen door twee brandkranen, den brand van achteren aantastte. Met deze overstelpende watermassa gelukte liet aanvankelyk het vuur te bedwingen. Reeds had de brand vyf kwartier gewoed, zonder dat eenige verandering merkbaar was. Toen, te kwart voor vieren, begon op den derden zolder van perceel 178 eene vlam zicht baar te worden. Ook van ter zyde werd het vuur aange tast, maar eveneens tevergeefs. Het scheen in hevigheid toe te nemen, en de allengs rosser wordende rookwolken, die uit de derdo zolders kwamen, werden spoedig door een feilen vuurgloed gevolgd. De brandweer kon toch onmogelyk het binnengedeelte der brandende gebouwen be reiken, zoodat het vuur daar onverhinderd voortwoedde. Naar het „Hbl." vernoemt, is de voorraad tabak, waaronder zeer veel dekblad, van allerlei merken on waarden, zeer groot, zoodat de schade zeer aanzieniyk is. Het pakhuis 172, waarin evenoons tabak, en naar men zegt ook katoen en kapok geborgen is, hoeft veel waterschade hekomen. Het in pakhuis 174 opgeslagen meel behoort aan de heeren Steen- huyzen. De ontzettende rookwolken, welke men te vyf uren uit de brandende gebouwen zag komen, werden spoedig door felle^vlammen gevolgd. Aan alle kanton openbaarde zich het vuur; on toen, nadat het reeds drie uren gewoed had werd het een brand, welko indruk op de toeschouwers maakte. Met kracht werden de vlammen bestreden, en niet vergeefs. In korten tyd werd het groote gevaar af gewend, maar toch was de taak der brand weer nog lang niet afgeloopen. Reeds in den namiddag waren eenige losse mannen in dienst genomen, terwyl een paar ploegen van den reinigingsdienst eveneens hieipon. Ook het ma terieel werd tegen den avond versterkt, zoodat met de „Jan Van der Heyden" zes rydende stoomspuiten en een aantal brandkranen werkten. Tot zeven uren waren do rookwolken, welke nog steeds uit do pakhuizen kwamen, rood gekleurd; maar spoedig hiold ook dit op, «1 werd het tooneel alleen door de lak- kels dor brandweer verlicht. De bgnd bleek zeldzaan^ i,taAi"- te zyn. Uitwendig was het vuur gebluscbt, maar van binnen bleef het branden, zeodat eerst na achten eene stoomspuit kon inrukken en allo andere te 10 uren nog onafgebroken door werkten. Een gedeelte van het personeel is door andere manschappen vervangen, terwyl do taak der politie verlicht werd door op de Korte Prinsengracht en op de Brouwersgracht een staketsel te plaatsen. Na de felle uitbarsting van halfzes ontstond vrees, dat de gevels het niet konden houden, daar eene vrij belangryke overhelling werd waargenomen. Binnen het afgëaloten terrein werden daarom andere posten uitgezet, om de tot het terrein toegelatenen op een afstand te houden. Ook de dryvende stoomspuit werd met het oog op het gevaar naar eene veiliger ligplaats verhaald. De vrees voor instorten is echter geweken. In den laten avond rukte het grootste ge deelte van de brandweer in, zoodat tegen middernacht nog slechts met 8 stralen water werd gegeven. De schade is zeer groot. In do verbrande pakhuizen lagen naar de raming van vaklieden ruim 6000 pakken tabak, welko eene waarde van een half millioen zouden vertegenwoor digen. De schade zal vermoedelijk totaal zyn. Ook van do goederen in het pakhuis „De Woreld," No. 172, zal niet veel overschieten, door do belangryke waterschade. Het pakhuis „Langgedreigt," No. 180, dat wel lang be dreigd werd, zal waarscbynlyk mot lichte waterschade vrykomen. De geheele schade, mot inbegrip van de waarde der bijzonder stovig gebouwde pakhuizen, zou tusschen de zeven en acht ton bedragen. (hbl.) Uit Yokohama (Japan) wordt het volgende geseind, dd. 2 Nov.Tot heden avond is het nog onmogelyk juisto mede- deeiingei) te doen aangaande het aantal dooden by de laatste aardbeving, evenmin als omtrent do materiëele schade. Slechts in ronde cyfers kan een en ander worden mede gedeeld, en die cyfers zullen later wellicht verbetering behoeven. De overheden goven op 4000 dooden, 5000 gekwetsten het aan tal vernielde huizen zou 50,000 bedragen. De aardbeving had plaats over eene grootere uilgestrektheid dan men eerst vermoedde. De schokken werden waargenomen tot in de richting der meren. Men zegt dat onder scheidene groote steden in puinhoopen zijn c: anderd. De ramp heeft natuurlyk groote cllonde doen ontstaan. Onder de dooden komt geon onkele Europeaan voor. In Sandringham-Ho u s e, een land huis van den prins van Wales, is, volgens bericht uit Londen, brand uitgebroken. De schade wordt op 10,000 pd. st. geschat. De twee bovenste verdiepingen van het landhuis brandden af, terwijl de kroonprins en de kroonprinses afwezig waren. De brand ontstond in de slaapkamer der kroonprinses, welke vernield word, evenals de kamers harer dochters. Het parterre bloef gespaard, maar het meubilair en de kunstvoorwerpen daarin werden beschadigd. INGEZONDEN. Een eigenaardig soort menschen, die muziek liefhebbers! Daar zyn er, die dwepen met Bacil, Handel, enz., allen oude Meesters; ook zyn er, die weer alleen vrede kunnen sluiten met Wagner en de nieuwero Schooiook zyn er, die hun hoogste genot vinden in zoete, liefelyke muziek, al is het desnoods in eene speeldoos; zy behoeven daarbij niet diep to gevoelen, het is zoo gemakkelijk opgenomen Hoe nu het al deze verschillende categorieën naar den zin te maken! Dit is zeker hoogst moeilyk, maar.ligt niet op den weg der beide Toonkunst-maatschappyen. In elk ge slacht heersckt eene zekere kunstrichting, welke steeds verandert en nimmer op het- zelfdo peil blijft staan. De tyden, waarin Bellini, Donizetti e. a. de kunstrichting aan gaven, zyn (gelukkig] voorhijde kunstsmaak heeft zich sedert dien tyd veel veredeld en tegenwoordig wordt muziek niet meer be schouwd te zijn amusement of vcrpooziiig, maar Jcuvst I Dit alleen hebben de beide Maatschappyen voor oogen te houden. Indien best uurderen hunne taak goed begrypen en zy toonen dit moeten zij den weg blyven bewande len, die hooger voert; bevordering en verhef fing der toonkunst moet hun doel zijn en blyven. Indien men met do eischen van minder muzikaalbegaafden rekening moet gaan hou den, krygt men het niet alleen te kwaad met de meer ontwikkelden, maar als kunstleiders gaat men tjap af eij dat is nimmer te ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 2