ste pleinen der stad, het middelpunt van het stedelijk en staatkundig verkeer in de dagen der Republiek en gelegen tusschen den Mons Palatmus en den Mons Capitolinus, vroeger be stemd voor volksvergaderingenbjj en in een paar der 360 to Rome aanwezige kerken, als de St.-Johannes, de Lateraankerk, de oudste kerk van Rome en tevens de eigenlijke hoofdkerk van den Paus als bisschop van Rome, na St.Fieter de belangrijkste der stad, in 90S door Sergius vergroot en ver bouwd en de St.-Pieterskerk met haren ge weldigen koepel, waarop het gouden kruis, wereldberoemd, aan welker bouw verbonden zijn do namen van Constantjjn den Grooten, Sylvester I, Nicolaas V, Bernardo Eossel- linv, Giuliano di Sangallo en Bramante en Rafael en Michel Angelo. Hjj voerde ons naar de wit-marmeren Pilatus-trap by de Capella Sancta Sanctorum, de trap, volgens de ge- loovigen door keizerin Helena naar Rome van het rechthuis van Pilatus overgebracht, welko alleqn door knielenden beklommen wordt; van het Lateraan naar het Yaticaan (een lange weg) niet te vergoten en dan ook allereerst naar het Colosseum, die grootsche ruïne, met hare volo daaraan verbonden geschiedkundige en andere herinneringen, het Colosseum, eertijds de schouwplaats van zooveel ruwheid, wreedheid en barbaarschheid, naar het Ghetto, de morsige Jodenwijk, niet medestemmende tot den lof van Rome; naar de Catacomben, die stille onderaardsc-ho begraafplaatsen der eerste Chris- tonen, die heilige plaatsen, welko niet dan nauw ademhalende met diepen eerbied mogen worden betreden, met hunne eenvoudige, maar toch zoo veelzeggende opschriften. De Staat in de breedte; de Kerk in do hoogte; de Gemeento in de diepte, ziedaar de samenvatting van het kenmerkende van sprekers rede, welke, zonder rusttjjd, met onver deelde aandacht werd aangehoord. Die rede, ze had indruk gemaakt. Er waren woorden gesproken van hart tot hart. Deze eerste lezing was eene waardige inleidster en weg- bereidster voor de nog volgende vjjf. Met korte dankzegging werd ze besloten. Rog een paar opmerkingen zij het ons ver gund te maken. Aan het einde der rede werd aan de tevredenheid, de voldaanheid overliet gehoorde uiting gegeven door een (hoewel spoedig onderdrukt) voetgetrappel. Zoo'n blijk was strijdig met het ernstige karakter van deze lezing en zou den indruk er van kunnen verzwakken. Het zal ook niet geweest zijn in den geest van dezen spreker. Ook bjj de volgende lezingen blyvo het, hoewel goed bedoeld, achterwege! Men make voorts wat meer wei k van de ventilatie; er is daarvoor gelegenheid en nu was het in de zaal snikheet, zeer hinderlijk voor spreker en auditorium. En ein delijk men wachte met de zaal te verlaten tot de spreker zich verwijderd heeft; dit is eene beleefdheid, waarop hjj aanspraak mag maken. Gem engel biieuws. Door de politie alhier is proces- verbaal opgemaakt tegen een chef-kok uit een hotel alhier, zekeren B., die zich voort durend had schuldig gemaakt aan diefstal van eetwaren, welke hij 's avonds bij het naar huis gaan meenam, alsmede tegen vier jeug dige knapen, die eenige flesschen wjjn uit den kelder van een der ingezotenen hadden ontvreemd en gezamenlijk uitgedronken. Een dier jongens, zekere N., oud 14 jaar, heeft reeds twee maanden gevangenisstraf wegens diefstal ondergaan. De personen, die op den 3den October jl. lood van het dak van een huis aan den Apothekersdijk hebben gestolen, zjjn ge bleken Hagenaars te zijn, dio blijkbaar met minder goedo bedoelingen dien avond een bozoek aan Leiden hadden gebracht. Gisternacht omstreeks twee uren is in de gemeente Ter Aar de woning, bewoond door W. Vis, winkelier in do buur schap Kortoraar, geheel in de asch gelegd. De brand is ontstaan in den nabij gelegen hooiberg. Daar spoedig twee brandspuiten tor plaatse aanwezig waren, is het mogen ge lukken de belendende perceelen te behouden. Oorzaak tot heden onbekend. Door de rechtbank to Rotterdam werd gisteren behandeld de zaak van den koffiehuishouder C. J. Van Nieuwkerk, 39 jaren oud, beschuldigd van het toebrengen van eene zware verwonding, waarop de dood volgde, gepleegd in zijne woning aan het Yan- Alkemade-plein, op zekeren L. Do Haan, die vroeger bjj hem als bediende in dienst was. Een overtalrijk publiek vulde de rechtszaal, terwijl zich daarbuiten nog honderden ver drongen en met moeite door de rjjksvellwacht werden in bedwang gehouden. Veertien getuigen, waarvan zes als deskun digen, waren gedagvaard, benevens één a decharge. Toen bekl. ondervraagd werd, verklaarde hij in hoofdzaak dat hij in den avond van 7 Juli in zijn koffiehuis aan het Van-Alkemade- jilein aan het biljarten was met getuige Flip- sen, toen do verslagene binnenkwam, wien hij eon oogenblik later met een mes, door hem dienzelfden dag 's morgens gekocht, twee steken in den hals toebracht. Daarna is hij naar het bureel van politie aan de Meermansstraat geloopen en heeft aldaar de woorden geuit: „ik geloof dat ik een moord begaan heb". Hjj geeft op, voor den verslageno, die zeer indringend was, zelfs zóó, dat hjj geen baas in zjjn eigen huis was, bang te zijn geworden, .daar deze hem don vorigen dag gezegd had hem te zullen ver moorden. Bekl. kan zich overigens geen reken schap geven hoe hij tot de daad gekomen is. Alleen herinnert hjj zich op de vraag van den verslagene om een bittertje, gezegd te hebben „schenk hot zelf maar in." Van het meerder voorgevallene herinnert hjj zich niets. Des gevraagd, zegt hjj nog, niets tegen den ver slagene gehad te hebben, die nog in het voorjaar zjjne vrouw bij eene ziekte als zieken oppasser had ter zjjde gestaan. Fraatjes, dio in den laatsten tijd in do buurt de rondo deden, had hjj zich aangetrokken en toen den verslagene de deur ontzogd. Den bewustcn avond was De Haan zóó sluipachtig binnen gekomen en dit had hem nog meer opge wonden. Van de getuigen werden daarna het eerst 4e vier geneesheoren en twee apothekers als deskundigen gehoord. Do zevende getuige was M. M. Flipsen, schoenmaker, met wien beklaagde op den bewustcn avond aan het biljarten was. Getuige kwam op 7 Juli circa te 5 uren in de herberg van beklasgde. Deze was or niet, maar wel diens vrouw, de verslagene en een ander bezoeker. De verslagene, die toen niet dronken was, is daarop met den bezoeker weggegaan. Een oogenblik later kwam beklaagde, die hem vertelde „dat hjj zoo schrikkelijk ongelukkig over Lucas was en geen baas meer was in zjjn eigen huis," waarop getuige geantwoord had: „dat is je eigen schuld, je moet toch baas in je eigen huis zijn." Pres.: Heeft hjj nooit gezegd, dat er praatjus liepen, welke minder aangenaam waren? Get.Neen. Pres.: Zjjt gij toen met bekl. gaan biljarten? Get.: Ja, en toen is De Haan beschonken binnengekomen. Bekl. is toen naar De Haan gegaan en heeft hem de hand gegeven, zeg gende „dat hjj niet meer boos was en nu alles uit was." Do Haan vroeg daarop een bittertje, waarop beklaagde antwoordde: „neem het zelf maar, je weet den weg." Getuigo heeft toen gezien, dat De Haan een bittertje nam en bjj de ronde tafel ging zitten, dwars op zjjn stoel, met het gelaat naar het biljart. Op een gegeven oogenblik legde beklaagde zijne keu neder en ging naar het privaat, van waar hy na een oogenblik in razenden toestand terugkeerde. Hjj vloog toen op De Haan aan, sloeg hem zijn linkerarm om den hals en maakte eene herhaalde porrende be weging. Getuige dacht eerst, dat hot gekheid was. Beklaagde liet toen De Haan een oogen blik los, doch vloog spoedig weder op hem aan, maakte toen met de andere hand eon snijdende beweging en vloog de straat op. Pres.: Hebt gjj niet gezien, dat beklaagde iets in zijn hand had, toen hjj do porrende on snijdende beweging maakte? Get.Ik zag wel iets, maar wist niet wat. Pres.: Wat is er toen verder gebeurd? Get.De Haan is vloekende en om politie roepende van zjjn stoel onder de tafol ge vallen. Twee andere menschen, die ook in de herberg waren, liepen weg en toen kwam getuige, dio den verslagene oprichtte, tot de wetenschap, dat deze aan den hals ver wond was. Pres.Gjj kont beklaagde sedert lang. Was het een diii'iig mensch? Get.Dat kan ik niet zeggen, hjj was altjjd vrooljjk, maakte geen misbruik van sterken drank, dus ik mocht hem graag. Fres.Heeft De Haan hem ook geplaagd? Get.Neen. Beklaagde heeft op de verklaring van den vorigen getuige alleen dit aan te merken, dat De Haan hem wel geplaagd had en gezegd had „zoo gaat ie goed". De president vindt dit geen reden om zich zoo driftig te maken. De achtste en negende getuigen, vader en zoon Vaia Sinaalen, verklaarden als de vorige getuige, onder bijvoeging, dat, terwijl bekl. aan het biljanten was, deze nog tot De Haan gezegd heeft „mijn vrouwsmoeder is achter, maar je gaat er niet naar toe", waarop Do Haan antwoordde „ik zal niet naar achter gaan als jij het niet hebben wilt". Getuigen waron na het vallen van De Haan uit do herberg geloopen en waren, na een politie agent opgewacht te hebben, teruggekomen. Toen hadden zij do verwondingen gezien. Ook deze getuigen kennen beklaagde als een flinken, braven kerel, die zjjn best voor zjjn brood doet. De tiende getuige is de winkelier Trompert, bjj wien het mes gekocht was. De elfde en de twaalfde getuigen zijn fa milieleden, neef cn broeder, van den versla gene, die de identiteit vaststellen. Beklaagde, die eerst zeer kalm was, barstte onder het verhoor van do beide familieleden van den verslagene in tranen los. Do dertiende getuige is de inspecteur van politie J. C. Van der Meer Mohr, die op het politiebureel in de Meermansstraat was toen beklaagde daar in hoogst opgewonden toe stand verscheen, oen bebloed mos op den lessenaar werpende, roepende: „ik geloof, dat ik iemand vermoord heb!" „Ik heb iemand vermoord!" Getuige kende den verslagene onder den bijnaam van „de Schorre", en verklaarde niets dan goeds van beklaagde te weten. De veortionde getuige is de onder-inspecteur Kunst, die na do verwonding een onderzoek had ingesteld. De vijftiende getuige, op verzoek van d- n verdediger gedagvaard, de heer Vervloet, ad junct-directeur van het huis van detentie verklaart dat beklaagde zich tijdens zijn ge vangenschap eenmaal heeft willen ophangen en ook een paar dagen malende geweest was. President: „Beklaagde, thans, nu hot ge tuigenverhoor is afgeloopen, blijkt het ie meer, dat gjj de bedoeling moet gehad hebben om Do Haan te dooden, is dit niet zoo?" Bekl.„Ik kan dit niet zeggenik was reeds een week of vier zóó van streek, dat ;k niet wist wat ik deed." Alsnu werd de zitting geschorst. Na heropening was aan het woord de ambtenaar van het Openbaar Ministerie. Deze leidde, de verklaringen der getuigen nagaande, uit die der 3 eersten, dio bijna eensluidend zjjn, af dat bekl. niet door dien hevigen angst overvallen was, zooals hjj voorgeeft, zoodat hij zich geen rekenschap kan geven van het voor gevallene. Uit de gesprekken toch, die gevoerd zjjn over het kalme doorspelen (zelfs was bekl. 30 punten vóór) en de omstandigheid, dat de verslagene zeer kalm aan de tafel zat en geen aanleiding gaf, kan het O. M. zich niet voorstellen dat bekl. in zeer opgewonden toestand had verkeerd. Uit alles blijkt z. i. het opzet om De Haan te dooden, wat bekl zeer goed zich kon voorstellen dat het gevolg moest zjjn van de toegebrachte verwondingen. Het 0. M., in aanmerking nemende het huiselijk leven, (waarvan de schuld grootendeels ligt aan de zjjde van bekl.) en diens zeergunslig bekend staan, vorderde schuldigverklaring aan doodslag en veroordeeling tot zes jaar ge vangenisstraf. Pres.„Beklaagde, hebt gjj nog iets in het midden te brengen of laat gij het aan uw verdediger over?" Bekl. (snikkende): „Ja." Thans kwam aan het woord do toegevoegde verdediger, Mr. G. Blokhuis. Op de vraag, zegt pleiter, doorU, mjjnheer do President, aan beklaagde gedaanWaarom hij het feit heeft gepleegd? is hjj het ant woord schuldig gebleven, ik zal echter trachten u dit duideljjk te maken. In 1877 is beklaagde gehuwd met Alida De Ruiter en leefde zeer gelukkig tot Luwe De Haan bjj hem in dienst komt, eerst als losse, later als vaste knecht. Do Haan was van het eerste oogenblik af aan te vrijpostig en deed niet alsof hjj de knecht, maar of hjj de baas was. Beklaagde klaagt er over aan zjjne vrouw, wil hem weg zenden, doch deze neemt den knecht in be scherming en De Haan bljjft bij beklaagde in dienst. Pleiter schildert vervolgens af hoe De Haan tjjdens de ziekte van de vrouw haar als een ziekenoppasser ter zjjde stond en de verhouding reeds van dat oogenblik af niet anders als achterdocht kon wekken, en deze achterdocht verminderde niet, toen De Haan, te Scheveningen in dienst, in veertien dagen tijds vjjfmaal een bezoek bracht in beklaagdes woning te Rotterdam, toen hjj door beklaagde gevonden werd met zjjne vrouw in do woning van zjjne schoonmoeder te Utrecht, enz., enz. Door al die omstandigheden, zegt pleiter, verkeerde beklaagde in hoogst opgewonden toestand van hevige zenuwachtigheid, en toen er nu nog bjj kwam dat beklaagde hem dreigt, koopt hjj een mos tot zelfverdediging, maar niet om te dooden, want dan zou hjj geen knipmes als het ter zitting aanwezige gekocht hebben. En nu op dien bewusten avond Beklaagde, na al wat er voorafgegaan was heftig bewogen, ontvangt wederom een bezoek. van den verslagene, deze fixeert hem, zegt, doelende dat hjj weer op zjjn gemak in het huis van beklaagde zit, „zoo gaat ie goed," en nu kan beklaagde zich niet langer meer inhouden, hjj legt zjjne keu neder, verliest zijn denkvermogen, en voelt, terwjjl hjj naar het privaat gaat, het mes in zijn broekzak hjj vliegt terug en begaat do daad, waarvoor hjj thans terechtstaat. Het staat, vast, zegt pleiter: lo. dat De Haan voortdurend de vrouw van beklaagde achtervolgd heeft; 2o. dat er niets positiefs aan de vrouw van beklaagde kan worden ten lasto gelegd, maar dat er groote twjjfel ge rezen is aan hare huwelijkstrouw; 3o.datde handelingen van Do Haan tegenover be klaagde waren laag en gemeen en dat hjj door deze handelingen beklaagde gebracht heeft in een toestand, waarin deze voor zijne daden niet toerekenbaar is. Na ontleding van het rapport van de doc toren Halbertsma en Schreve over den geestes toestand van beklaagde, dat volgens pleiter met de conclusie van toerekenbaarheid in strijd is, concludeert ZEG. dat het der recht bank behagen mocht, beklaagde ontoereken baar te verklaren voor wat hjj gedaan heeft. Do uitspraak is bepaald op over 8 dagen. Te Haarlem is in den voormid dag een in aanbouw zijnde zjjmuur van een perceel aan de Gierstraat, onlangs door brand vernield, ingestort, ten gevolge waarvan de balken aan eene zjjde naar beneden stortten en een opperman aan het hoofd werd ge kwetst. Toen men een paar uur later bezig was, om een en ander op te ruimen, is een metselaar, genaamd Du Fjjan, op een balk loopendo, daarvan afgevallen en zwaar ge wond naar het gasthuis vorvoerd. Door den geneesheer werd eene schedelbreuk geconsta teerd. \V o e n s d a g n a m i d d a g, te 3 uren, had in den tuin van „Het Park," te Amster dam, op eon afgesloten terrein, de door Sequah aangekondigde wedloop van door hem behan delden plaats. Twee en twintig personen namen er aan deel. Sequah zat to paard. Er waren 4 prjjzen uitgeloofd: een gouden, een zilveren en een nikkelen remontoir-horloge en ƒ10. Er werd goed geloopen, hoewel nu en dan een enkele viel. De eerste prijs werd, met een voorsprong, boliaald door Plomp, van Nieuwer-Amstel dio den eersten Zaterdag na Sequah's komst, dus bjjna vier weken ge leden, werd behandeld, de tweede door Van Bentum, de derde door Ter Koelen. Alle overigen kregen ieder een gulden, als „con- solatio-prjjs". Eerst over vjjven was aan het curieuze schouwspel een einde gekomen. Ten bewjjze dat de door Sequah behan delde personen óf niet leden aan rheumatiek óf slechts schjjnbaar genezen waren, wjjl de kwaal na korter of langer tjjd terugkeerde, deelt het „Nbl. v. Ned." een geval mede om trent een persoon, werkzaam in een groot kieedingmagazijn in do Vijzelstraat. Ook hjj leed aan rheumatiek en werd door Sequah behandeld. De man verheugde zich aanvan kelijk over zjjn genezing, hjj verscheen zelfs weer op het magazjjn. Slechts voor korten tijd, want de kwaal heeft zich weer bij hem vertoondzjjn handen zjjn even dik als te voron. Op 11 October.il. is te Amster dam op straat gevonden een in vieren ge vouwen stukje wit papier, dat kennelijk eeni- gen tjjd in den zak gedragen is en waarop met zwarten inkt in vrjj goed schrift vermeld staat „LTw bevelen zjjn ten uitvoer gebracht. Het is mjj gelukt in de woning van Pierre te klimmen zonder dat iemand mij bemerkte. Ik heb de bankbiljetten in een kast gelegd. Ik verwacht zoo spoedig mogeljjk mijn be looning; uw dienaar Plonoy." Indien dit geschrevene als aanwijzing kan dienen in zake een gepleegden en misschien herstelden diefstal, wordt bericht verzocht door den commissaris van politie in do 2de sectie to Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 2