N«. 9707.
Woensdag 14 October.
A0. 1591.
Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 13 Oötober.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1-40.
Afzonderlijke Nommers»0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Tan 1—6 regels ƒ1.05. Iedore uogol meer /"0.17.J,
Grootcro letter3 naar plaatsruimte. Veer bet
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.-
Die ziekte, gevolgd door eene badreis, deed
hem echter een belangrijk werk schrijven:
„Mijn verblijf te Kissingen," dat naar spr's
oordeel geen gewoon reisverhaal is.
In 1^860 werd Sloet benoemd tot voorzitter
van -den Raad van Noderlandsch-Indië, wei
nige maanden later tot lid der spoorweg-
conrmissie, en reeds het volgend jaar tot
gouverneur-generaal van Ned.-Indië.
Te beoordeelen wat Sloet daar als staat
kundig persoon was, zou spr. niet doen, om
dat hij er zich niet toe bevoegd acht. Alleen
wees hy er op dat Sloet een bewonderaar
werd van de tropische natuur, en bjj z\jne
terugkomst de vruchten zijner nieuwe studie
medebracht.
Minder geveelde Sloet zicli persoonlijk aan
getrokken tot de Indische taal- en letter
kunde, hoewel hij deze studie zeer hoog stelde
en haar krachtig steunde.
In 1806 legde Sloet het gezag neder en
kwam in October hier te lande terug.
Niet echter om te rusten; want na zijn
terugkeer gaf hij nog talrijke belangrijke
studies. Hij vestigde zich te Leiden, zoowel
om enkele vrienden, die hij er had, als om de
bibliotheken.
Van 1871 '7*2 was hy voorzitter der Leid-
sche Maatschappij van Nederlandsche Letter
kunde, waarvan hij een ijverig lid was. Onder
wijl had zy'n ambteloos leven een einde ge
nomen, daar hy reeds drie jaren vroeger lid
der Tweede Kamer was geworden. Harts
tochtelyk aan Gelderland gehecht, besloot
Sloet zyne laatste levensjaren daar door te
brengen, en verliet daarop Leiden, om zich
weder in de Geldersche hoofdstad te vestigen.
Uitvoerig stond spreker daarna stil by het
door Sloet uitgegeven Geldersch oorkondeboek,
een werk, dat hij niet vermag naar waarde
te beoordeelen.
Verder herinnerde spr. aan de benoeming
van Sloet tot curator, later president-curator
der Leidsche hoogeschool.
Na eene beschouwing over de latere wer
ken van Sloet herinnerdo spr. hoe hy in
1890 overleed.
Als mensch, zeide prof. Kern, heeft Sloet,
de afstammeling van een oud adellyk geslacht,
door zijne persoonlijke qualiteiten meer luister
bijgezet aan zyn hoogen stand in de maat
schappij dan hij er aan ontleende.
Deze gedachtenisrede werd luid toegejuicht
en zal onder de Levensberichten worden
opgenomen.
By de gewone rondvraag aan de leden
verzocht prof. Allard Pierson aan het bestuur
hem te willen mededeelen of hy juist was
ingelicht, dat door de Academie aan den minis
ter van binnenlandsche zaken was geschreven,
dat het te Londen gehouden Oriëntalisten-
Congres niet „het ochto" was. De heer Pierson^
die het Londensche Congres meende te mogen -
beschouwen als een bewijs van scheiding,
maar ook als een bewys van de behoefte om
hetgeen door de Congressen der Oriëntalisten
wordt beoogd, langs verschillende wegen te
bereiken, stelde de vraag, of de Academie
wel voldoende verantwoord was toen z\j het
door hem bedoelde antwoord aan de Regeering
gaf. Na eenig debat tusschen de heeren Boot,
De Goeje, Spruyt en Pierson werd besloten
dit punt in eene buitengewone vergadering
te behandelen.
Verder boden eenige leden nieuwe v/erken-
voor de boekerij aan (prof. Tiele o. a. een
deel zyner „Geschiedenis der Godsdiensten,"
prof. A. Pierson, een stuk van zjjn „Leven
van Calvyn").
Ten slotte deelde de secretaris, prof. Boot.v
eenige aanteekeningen mede op de epistolae
van Cicero aan Atticus.
De vergadering werd bijgewoond door de
rustende leden uit Utrecht prof. Nicolaas
Beets en prof. Brill.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Niéuw;-York en Balti
more, door middel van het ss. „Schiedam",
van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore
alhier moeten de brieven enz. uiterlyk heden
avond om 10.15 bezorgd zyn.
De wijze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
's-Gravenhage, 12 Oct. Examen in do
vrye en orde-oefeningen. Geexamjneerd 12
mann. cand.afgowezon 3 toegelaten 9, t. w.
de heeren: J. J. Van Bestelen, te Oegstgeest;
L. Blok, te Charlois; W. J. Jong, te Leiden;
G. Somscn, te Charlois; L. A. Schuld, te
RotterdamH. Groeneweg, te Numansdorp
J. Van 't Hof, te Zuid-Beierland J. Van der
Woude en K. Van der Graaf, beiden te Lek-
kerkerk.
Ter voorziening is de predikantsvacature
te Valkenburg, voortdurende door het be
danken van den heer Ulfers, te Zelhem, is
een nieuw drietal gevormd, bestaande uit de
predikanten Koops, te Varsseveld, die met
algemeene (35) stemmen werd benoemdVan
Druten, te Rynsburg, die 23, en Ruys, te
Oegstgeest, die 19 stemmen verwierf.
Laatstleden Zondag-namiddag hield de
heer J. C. G. Gobius du Sart, predikant by
de Ned.-Herv. gemeente van Benthuizen, zyne
Olïiciëclc Êiennisgcvmgeii.
Patenlbladcit '«Ier Wijken. 8 en "9.
Do Bui-gemeeeierr, Hoofd vau het Bestuur der ge
meente Leiden, brengt ter tenuis van de belangheb
benden, dat de Piftentbladeii voor de gepatenteorden,
tonende in de Wijben 7, S eu 9, over bet dicnotjaar 1891
1892, bij het College van Zettere, in-eeu der vertrekken
van het Raadhuis dezer geraeoirte, op vertoon van
■het aanslagbiljet, verkrijgbaar zijn op Maandag 12,
Dinsdag 13, Woensdag 11 eu Donderdag
15 Oct. a. e., telkens des ffiamiddagd vr.n één
tot drie uren, terwijl na het verstrijken van dien
termijn de o n a£g ehaalde P-&4 e n t b la-d o n ter
uitreiking moeten worden gegevon aan de Deurwaar
ders der Diroefcs Belastingen, dio voor hunne moeite
mogen eiscben«tien cents, zón-Ier meer.
Leiden, De Burgeooeester voornoemd,
9 Oct. 1891. DE KANTER.
Aan de universiteit alhier is het voorbe
reidend examen in de geneeskunde afgelegd
door den hoer H. J. Wagener en het eerste
natuurkundig examen door den heer-J. S. Surio.
Ook de -eenaat der Leidsche universiteit
heeft een adres van gelukwonsching aan prof.
'JRud. Virchow te Berlyn, di-s hoden -zijn 70sten
verjaardag viert, gezonden. Het is in het
:Latyn gesteld .en door den Izthograaf den heer
•F. J. Mulder keurig op perkament gecalli-
grapheerd.
Ook het Engel scho tijdschrift-, A'ühenaeum"
wydt een waardeerend artikel aan wylen den
iLeidschen hoogleeraar dr. G. 2L Wilken.
Ds. J. J. Van der Lip, predikant by de
Ned.-Herv. geuasento alhier, heeft bedankt
voor het beroep oaar "Wyk-by-Heusden.
De overgangsexamens van de leerlingen
der Practische Ambachtsschool alhier hebben
dezer dagen plaats gehad.
De klassen zijn nu verdeeld als volgt:
In 3b zyn geplaatst: A. Vreugdenburg,
J. Carton, H. Verhoeff, W. Van Duyn, G. Van
der Laan, S. Eswilder, D. A. Len6, G. "W.
Stenzier, J. Nieuwenburg, J. W. De Geus,
J. Marks, A. Van Akkeren, J. Piket, G. Van
Duyker en D. Briejer.
Voorwaardelijk: A. Dreef, E. S. Doornink,
J. De Best, P. W. Do la Court, P. Limpere,
H. J. Van Leeuwen en J. Lolkes de Beer.
Niet overgegaan zyn 2 leerlingen.
In Sa: A. Duk, J. C. J. Yperlaan, L. Van
Beukoring, C. O. Van Egmond, W. Vos en
"W. A. J. Van Egmond.
In 2b: J. A. Bos, J. Kraay, Th. De Kort,
Ja?"3 ©"O.Xli©~£d>LO,«
Verstrooide vonken.
Vertelling van L. Westkirch.
Door JOHANNA.
3)
Arbeiders voor den koeloven en voor liet
pletten van het ijzer kon hü iederen dag op
straat vinden, maar bekwame slotenmakers,
die tegelijkertijd verstand van het monteeren
eener machine hadden, waren niet zoo ge
makkelijk te bekomen. Hij gevoelde dus
weinig lust de uit de lucht gevallen hulp in
den nood van de hand te wijzen.
„Van besluit veranderen doe ik niet", viel
hij den boekhouder, die op het punt was te
spreken, in de rede. „De vraag is maar:
Wilt gij het reglement van onze fabriek
respecteeren of niet? Ge moogt geenesociaal
democratische weekbladen nemendat is allen
arbeiders hier verboden."
Allfelder keek den ingenieur half glim
lachend aan.
„Ik denk dat ik dat wel beloven kan",
zeide hij. „"Wat een dwaas idéé! Of ik my
dat weekblad laat toezenden of niet; wat
doet dat er toe, ik ben immers zelf de gloeiende
vonk, die brand veroorzaakt waar ze neervalt."
J. Huisman, P. Huibers, "O. Van de Ameele,
A. Verwer, J. Van Ingen Schenau en J. A.
Huibers.
Voorwaardelijk: N. Van de Ameele,
In 2a: P. J. Tukker-, C. H. Van Ulden, J.
N. De 'Groot, W. v. d. Horn, A. G. Verboog,
H. Riemeyer, C. De Jong, A. W. F. Van dor
Lof, 'G. J. Verhoeven, L. L. Fontein en l.
X. Jacobs.
Voorwaardelijk: J. G. De Bolster en J. P.
Lancel.
Niet overgegaan2 leerlingen.
In 16: J. W. Van der Steen, -I. Van der
Waals, H. C. J£. Vorst, P. P. Kreeken, H.
Brouwer, A. P. P. Donkers, H. E. Dietrich,
M Bonte, J. C. Slruick, L. Lezwyn, C. J.
J. Pfeiffer, J. Coster, J. P. M. Biegelaar, C.
Van der Windt en J. Van Kamponbout.
Voorwaardelijk:: F. J. L. Van Noort en J.
W. Den Dopper.
Niet overgegaan3 leerlingen.
In la: C. L. Verpoorte, W. iP. Jagei, J.
Mulder, J. Plu, P. Jardin, W. Font, J. ,Van
Tongeren en -J. ID. Van BemmeL
In de gisteren gehouden zitting van de
"letterkundige afdeeling der Koninklijke Aca-
deftiie van Wetenschappen gaf prof. dr. J. H.
C. Kern een levensbericht van mr. L. J. W.
baron Sloet van •den Beele.
Daarin wees -do spreker er op hoe Sioet
reeds vroeg in de gelegenheid was, kennis
te maken met de levende natuur, en hoe hjj
daaraan de studie der geschiedenis kon paren.
Sloet promoveerde 17 Maart 1830 inde rech
ten, en toonde rich een warm vaderlander,
door, nadat hij zich als advocaat gevestigd
had, als vrijwilliger dienst te nemen. Tot
9 Get. 1834 bleef iqj in dienst.
Nadat lijj als lsto luitenant ontslag had
gevraagd, begon hy met het schrijven van
studies, die van veelzijdige kennis, ijver en
belezenheid getuigen. In 1847 werd Sioet be
noemd tot griffier der Staten. In het veel
bewogen jaar, waarin Sloet deze betrekking
aanvaardde, was deze in meer dan een opzicht
een moeilyke post. Toch vond h(j tijd tot
voortzetting zjjuer studicn, waartoe hem zeker
wel behulpzaam was de plaatselijke kennis,
die hij op zjjne dienstreizen opdeed.
De vruchten zijner werkzaamheid vindt
men o. a. in de Bijdragen voor de Geldersche
"Geschiedenis. Vooral aan den bodem heeft hjj
een belangrijk deel zjjner studiën gewijd, en
verder den watervloed van 1855 beschreven.
In 1856 werd Sloet lid dezer Academie;
maar was aanvankelijk door ziekte verhin-
derd aan do werkzaamheden deel te nemen.
„Ook moet ge beloven geene sociaa'.-demo-
cratische bijoenkomsten b(j te wonen of by
elkaar te roepen."
Nu moest Allfelder hardop lachen.
„Nu, dat beloof ik!" riep hy. „Eene sociaal
democratische vergadering bezoeken, de ver
gadering van de kraaien in de goten misschien
Welke democraten konden hier in dezewocs-
teny te zamen komen?"
Hy had zyne papieren weer in den zak
gestoken en lei er zgne hand ophy vooido
zgne byna leege beurs, één mark en zes
pfenningen waren er nog inhet was tyd
dat hy aan het werk kwam.
„Volg my maar", zeide de man met de
hooge laarzen, zonder zich om het hoofd
schudden van den bookhoudor te bekommeren,
en stapte zyn beschermeling voor.
Stapels oud ijzer, rails, sintels, alles moesten
zy op de verschillende plaatsen voorbygaan, eer
zy aan de groote werkplaats kwamen, waar
de cylinders zich bevonden. In het halfduister
zag men by het schemerachtig licht der ge
opende gloei-ovens liet yzer zich weer lang
zaam oprollend onder de cylinders te voor-
schyn komen; het schenen wel vurige slan
gen, welke van hot eene eind der werkplaats
tot het andere reikten. De inspecteur opende
de deur van de machinekamer.
„Hier zou dan uwe werkplaats zijn",
zeide hij.
Was reeds buiten het leven der stoom
machines en locomotieven, het stampen der
hamers, het gesis van het water in de kool-
vaten groot en oorverdoovend, hier suisde en
ratelde het, dat iemand hooren en zien zouden
vergaan.
Allfelder schreed gelaten langs de ry ma
chines. welke huilend stoom in de andere
reusachtige keiels dreef, in welke het ruwe
yzer tot gietstaal werd gesmolten.
Op den achtergrond van de werkplaats was
een groot rad met verschillende spaken, dat
de geheele machinerie, uit meer dan twintig
stoomketols bestaande, in beweging zette,
met zulk eene vervaarlyke snelheid, dat men
de spaken nauwelyks meer kon onderscheiden.
Eenige draaibanken waren in de nabijheid
opgesteld; op de meeste lagen kolossale
cylinders. Eene der banken scheen niet in
gebruik geweest ie zynzy stond stil, met
stof bedekt; vormen, stiften enz. lagen er
bovenop. De inspecteur wees naar die bank.
„Dat is voortaan uwe plaats, Allfelder!De
man, die voorheen hier arbeidde, heeft door
het vallen van eene gloeiende staaf zyn been
verloren, toen hy een paar cylinders wilde
probeeren1"
„Voorzichtigheid is in dit beroep een eerst
vereischte."
Alifolder lei zyn bundel naast zich op den
grond en begon de draaibank behoorlijk vast
te zetten; hij deed olie op de schroeven,
veegde het stof er af, probeerde haar en
knikte toen bevredigend.
Het was eene heerlyke gewaarwording
weer eens eene flinke draaibank voor zich te
hebben, na dat lange gedwongen ieegloopen.
Gedachten zyn iets groots en zonderlings!
Hy zou niet gaarne zyn gedachtenioop heb
ben willen missen, die goede Allfelder;maar
het is curieus, dat, als men anders niet te
doen heeft dan te denken, dan verwarren de
gedachten zich in ons hoofd, en men kan op
het laatst het groote niet meer van het be-
lachlyke onderscheiden.
Moet men dien man voor een held houden,
die vrywillig omdoolt om een bloot idéé,
zonder thuis, ver van diegenen, die hem liefde
en vriendschap schonken, vor van arbeid on
verdienste; is hy een held of een dwaas?
Een gevoel alsof hy thuis was, kwam den
braven werkman in de horst op het zien van
die deugdelijke gereedschappen.
Wordt vervolgd.)