N°. 9669. Maandas 31 Augustus. A". 1891 fsze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. Ticee.de Blad. Kikeriki. Over Varkensziekte. Leiden, 29 Augustus. Feuilleton. EINDELIJK ONTDEKT. LEIDSCH DAUBIAD. PRIJS DEZER COURANT: T*« L«idon p«r t m*aed«af 1.1%. Pr*nco por postL40. Afaonderlrjko Nommer*.0.65. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: 1—1 regelt ƒ1.06. Iedere regel meer f%.1I*|. ÖFOotere lettere neer plaatsruimte. Yoor bat inoesseoreD boiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. Aan de Abonnó's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 49 van Kikeriki. De varkens laten zich van 't jaar dan ge ducht onbetuigd. Eerstens zyn ze langen tyd geen geld waard geweest en tweedons blazen ze by hoopen den kraaienraarsch. Wat drom mel mankeeren die lui toch! Of mankeoren, neen, zij kunnen het niet helpen dat ze onder de gewone markt bleven en ad patres gin gen. „Maar, wy toch ook niet", zeggen de boeren, „want welk verstandig mensch zal nu zyn eigen boel in 't riet sturen 1" 't Is waar, niemand doet dat, maar toch.... de zaken loopen door het artikel „varken." danig in de war. Maar wat zul je er aan doen? Den handel dwingen, dat gaat nieten de vlekziekte voorkomen of den kop indruk ken evenmin. Veel heeft men beproefd om ook in dezen de stof aan het menseheiyk vernuft te onderwerpen, maar tot heden niet met den gewenschten uitslag. Wel baatte soms dit of dat middel, maar op een anderen keer weer bewees het niet den minsten dienst en scheen het tot de zoogenaamde kwakzal vers-middelen gerangschikt te moeten worden. Toch heeft het gebruik van bloem van zwavel meer dan eens goede diensten bewe zen. Zoo o. a. by een boer hier, terwyi by andere boeren, die hun varkens geen zwavel gaven, de beesten stierven, mocht hij, by de aanwending van genoemd middel, zich ver heugen in de volkomen gezondheid zyner zwynen. Laat dat nu toeval of geen toeval zyn, de laatste boer stond er goed moe en gaat dan ook y'verig voort met het voorbe hoedmiddel. En er zijn er meer, die dat met succes doen. Een aardig geval hieromtrent moeten we nog meedeelen. Zeker iemand, die altyd veel var kens hield, gaf dezen beesten, als het warm begon te worden, 's morgens en 's avonds elk een gewonen pypekop vol gemalen zwavel in den bak en roerde die goed door het eten heen. Hiermede hield hy vol tot September en in tien achtereenvolgende jaren kreeg hy de ziekte onder zyne varkens niet, terwyl by zyne buren dit het geval wel was. Het volgende jaar echter was hy minder gelukkig, want toen bleek zyn middel niet te helpen. Maar wat was er gebeurd? De man had een nieu wen knecht bekomen en dien de verzorging der varkens opgedragen. Die wysneus nu dacht dat het niet noodig was om zwavel aan varkens te gevenhy deed het ten minste op eigen gezag, du3 zonder dat zyn baas er iets van wist, niet; maar nu ook brak de varkensziekte hier uit. De baas, die eerst aan zyn hoog geroemd middel twyfelde, kwam spoedig te weten hoe de vork in den steel zat. Den volgenden zomer werd het middel op nieuw aangewend en weer bleek zyne deug- delykheid tegen de gevreesde ziekte. Is 't wonder, dat men met zulke ondervindingen spreekt van een onfeilbaar middel Toch hou den sommigen zwavel ook voor een kwak- zalvors-middel. Een Duitscber, die van be doelde ziekte op grond van ervaring mee kan praten, zei voor een paar jaar: „volgens myne ondervinding wordt de ziekte niet van dier op dier door aanraking of inademing overge dragen. Stellig worden gezonde dieren echter besmet, als ze ook maar het geringste van de giftstof etsn, evengoed als by het inenten van het bloed van zieke op gezonde dieren. De op deze wyze ontstane ziekte houd ik voor ongeneeslyk. De dood volgt regelmatig binnen 24 uren. In den mest vinden de smet stoffen het best gelegenheid tot ontwikkeling. Daarmede ook kunnen ze door de wroetende dieren gemakkelyk worden opgenomen. Daar men niet in staat is de aanwezigheid dor smetstof te voorkomen, is het dus de vraag, hoe men deze onschad6lyk maakt of bestrydt." Toen de ziekte by bedoelden man was uit gebroken en zyne varkens er aan bezweken waren, ging hy zyne stallen reinigen; niet met gewoon water want dat zou weinig gebaat hebben maar met eeno sterke oplos sing van soda en daarna met dubbelzwavelig- zure kalk, onverdund ruw carbolzuur en ein- dolyk nog met kalkmelk. Toen werden ze nog een 14 dagen door en door uitgelucht en ten laatste weer in gebruik genomen. Als nu toch de smetstof aan de oppervlakte van den stal of aan de muren allee» had gezeten, dan moest het gedesinfecteerde hok zuiver in alle opzichten zyn. Maar het was dat niet, gelyk weldra bleek. Opnieuw werden varkens in den stal gebracht, maar mot geen ander gevolg dan dat ze weldra de ziekte kregen en stier ven. Wel werden nog verschillende genees middelen aangewend, maar zonder het ge- wenschte succes. Wat kon nu de oorzaak zyn van dit tweede ongeval? In of aan het hok kon ze onmo- gelyk wezen en er schoot dus niets anders over dan den bodem verdacht te houden, niet aan zyne oppervlakte natuurlyk, maar inwen dig. In diepere lagen van den grond moest het kwaad schuilen en men mag dan ook veilig aannemen dat dat werkeiyk zoo was. Er moeten drekstoffen, besmet met de ziekte stof, in de diepte hebben gezeten, en deze, onder het bereik der varkens gekomen, ont wikkelden zich in het dierlyk lichaam en ver oorzaakten den dood. Er is niet anders te bedenken, want niet alleen dat het hok was gereinigd geworden, maar ook de voederge reedschappen hadden de kuur ondergaan, ter wyl bovendien nog de mest zorgvuldig uit de nabyheid van den stal werd verwyderd. De kwaal moet dus in den grond hebben ge zeten. Wat valt hieruit te leeren? Dit: dat de vloer der varkenshokken voor alles ondoordringbaar, m. a. w. dat ze gemet seld moet zyn. Dan kan ze gereinigd worden ten allen tyde en dan kan men by eventueels gelegenheid na de desinfectie met groote gerustheid opnieuw varkens in den stal bren gen. En men zegge niet: „als ik eens of tweemaal per week het hok met steenen vloer schrob, waar moet ik dan zoolang met de beesten blyven?" want die vraag heeft geen recht van bestaan. Immers, wie in dezen het goede wil, zal zyn varkenshok in tweeën verdoelen en by het reinigen van de eene helft het varken of de varkens zoolang in de andere doen overgaan, wat door het middelschot zonder de minste moeite kan plaats hebben. Verwydert men daarby alles zorgvuldig van het hok, wat de lucht kan verontreinigen, dan heeft men gedaan wat men kan. Te zin- delyk kan men niet zynnetheid en reinheid hebben nog nooit eene ziekte veroorzaakt. Daarom ook houde men de voederbakken in het oog; ze moeten van steen en rondachtig zyn, d. i. ronde hoeken hebben. Is de vloer niet van steen, niet gemetseld en niet ontoe- gankelyk dus voor smetstoffen, dan moet hy by het uitbreken der ziekte evengoed ont smet worden als het hok zelf. Waarmee en hoe diep? Dat zyn vragen, die een veearts moet beantwoorden. Die doet wat by kgn, is het leven waard! Kuddstaari. Dj,ogi Door de commissie voor het Stedelyk Museum is verzocht de toelage ad 700 plus 100 voor het toezicht op het Zondagsbezoek, met f 500 te verhoogon. Het komt Burg. en Weths. voor dat de voorgestelde verhooging dringend noodzakelyk is met het oog op den veranderden toestand, zoodat zy den Raad in overweging geven by de behandeling van de gemeentebegrooting voor 1892 dienovereenkomstig te besluiten. Door de commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar ondorwys wordt voor gesteld de jaarwedde van den leeraar in het boekhouden aan de H. Burgerschool voor Jongens, thans bedragende 300, met 100 te verhoogen op grond van het vermeerderd aantal lesuren, met welk voorstel de inspec teur voor het middelbaar onderwys zich heeft vereemgd. Tegen het voorstel bestaat by Burg. en Weths. geen bezwaar, zoodat zy den Raad in overweging geven de jaarwedde van den leeraar in het boekhouden aan de H. Burger school vast te stollen op 400, met bepaling dat de jaarwedde zal worden teruggebracht op 300, zoodat het aantal lesuren wederom tot het oorspronkolyk aantal mocht vermin deren. Onder overlegging van de daartoe be trekking hebbende stukken wordt den Raad in overweging gegeven aan den heer J. C. De Munck Jr., schipper van Leiden op 's-Gra- venhage, tot woderopzeggens vergunning te verleenen tot het plaatsen van eene kiosk aan don Nieuwen Ryn voor de Beschuitsteeg, onder de door de commissie van fabricage gestolde voorwaarden. Het onderzoek van de rekening van het H. G.- of Arme Wees- en Kinderhuis alhier, over het jaar 1890, heeft tot geone beden kingen geleid. Den Raad wordt mitsdien voorgesteld deze rekening goed te keuren in ontvangst ad ƒ52872.81, in uitgaaf ad ƒ49869.35, alzoo sluitende met een batig slot ad 3003.46. Evenmin heeft het onderzoek van de reke ningen van het R -K. Wees- en Oudeliedenhuis en het R. K. Armbestuur alhier (jyqr het IhbJ 1890 tot bedenkingen geleid Dionten^iVO|ge wor(jt; d6n Raa(j in w«mg gegeven, goed te keuren de rekening van het R.-K. Wees- en Oudeliedenhuis in ontvangst ad 17146.58-', in uitgaaf ad 17127.845, alzoo sluitende mot een batig slot ad ƒ18.74, en de rekening van het R.-K. Armbestuur in ontvangst ad ƒ8409.44, in uitgaaf ad 8399.87s, alzoo sluitende met een batig slot ad 9.56s. 52.) „Ik bad nog niet lang geslapen, toen ik woer opgeheven werd en snel meegenomen, om weer Emanuel Steinhardt te zien, weer met iets aan zyne voeten nu niet de houten kist, maar drie pakken van zeildoek. Weer keek Emanuel Steinhardt my aan, alsof hy begeerde dat ik by hem zou komen, en ik werd weer wakker, over myn geheele lichaam bevende." Zy staakte even het verhaal van de visi oenen, nam haren zakdoek en veegde hare vochtige oogen met bevende hand af. Ik zag haar nauwlettend aan; een gevoel van ontroering en aandoening hield my onder den indruk van haar bedaard, maar nauw keurig verhaal. Plotseling, zonder my aan te zien, ging zy voort: „Ik sliep dien nacht niet meer, er over nadenkende wat ik gezien had en zoo zag ik Emanuel Steinhardt niet meer. Ik be proefde weer in te slapen, maar het ging niet. Het was voor my een verschrikkeiyke nacht. Den volgenden nacht sliep ik onrustig, tobn ik weer by Emanuel Steinhardt ge bracht werd. Nu zag ik dat ik niet in eene kamer was; er brandde geen licht. Hy zag my aan, dwars over een pas gegraven stuk grond heen, en ging toen weg. Ik was niet helder wakker, hoewel ik voelde dat ik in myn eigen bed was, op hetzelfde oogenblik toen ik teruggehouden werd, waar hy my had achtergelaten, dicht by een muur. Na eenigen tyd, hoe lang kan ik niet zeggen, kwam hy terug met een touw. Ik begreep dadelyk, reeds vóór hy het gedaan had, wat hy doen wilde het touw aan zeker yzeren voorwerp aan de andere zyde van den muur vastbinden en dezen dan om- vertrekken. Ik weet niet, waarom ik het voor mogeiyk hield, dat een enkel man een muur met een touw zou kunnen omvertrek- ken; maar ik geloofde het. Hy trok er een oogenblik aan en de muur viel vlak neer en vreemd, zonder te breken, en hy bedekte de pas omgewoelde plaats en alles er om heen. Toen werd ik wakker en sliep niet meer. Na dien nacht zag ik hem nog meermalen terug gedurende enkele oogenblikken en steeds op dezelfde plek. Dit waren slechts vluchtige verschyningen, en zy werden na verloop van tyd hoe langer hoe flauwer en hielden toen opeens op tot op eenige weken geleden, toen ik hem weer op dezelfde plaats tegelyk met den omgevallen muur terugzag. Hy zag my ernstig aan, keek toen over zyn schouder naar iemand, dien ik niet zien kon, maar van wien ik wist, dat deze hem bespiedde. Dit gebeurde drie, vier keer en toen niet meer. Verder is er niets ge beurd; maar wat nog geschieden zal, weet God alleen. Nu weet gy alles", zeide zy, met een zucht van verlichting, en wendde zich tot my. „En nu, Herr Pastor, nu ik alles verteld heb, zult gy uwe belofte niet ver geten - gy zult zelf geene straf brengen over Emanuel Steinhardt." „Wat ik beloofd heb, zal my heilig zyn", antwoordde ik. Geheel vervuld met rryne gedachten over haar verhaal, vergat ik byna dat myne zen ding eigenlyk geen enkel gevolg had gehad, dat ik Steinhardt zou kunnen meedeelen en de tyd, waarover ik nog te beschikken had, was kort. Ik keek op myn horloge; ik bad nog maar een halfuur den tyd. Er was dus geen tyd om myne verbazing over het ge hoorde te kennen te geven of om over eenige verklaring daarvan na te deDken. Toen zy zag dat ik op myn horloge keek, stond zy op. „En nu", zeide zy, „moet gy zeker spoedig naar uw hotel en dan naar het station." „Ja", zeide ik. „Maar er is eene zaak, Fiauleio, welke ik byna vergeten had; zy is niet van ernstigen aard", voegde ik er in de haast by; want hare vroegere uitdrukking van kalm en geduldig lyden kwam weer boven. „Ik ben gekomen als de bode van mynheer Steinhardt en heb nu geene bood schap, welke ik hem terugbrengen kan." Zy ging weer zitten, nam een vel papier uit een vloeiboek en schreef midden op het blad enkele woorden in het Duitsch, welke zy onderteekende. Toen zy het geschreven had, overhandigde zy my het papier en zeide „Gy moogt het lezen." Ik las deze woorden: „Heb berouw en laat af van uwe booze daden, vóór het te laat is." Nadat zy dit in eene envoloppe gesloten had en er een adres op had geschreven, stak ik het by my, om het aan Steinhardt te geven. Er bleef my nu nog maar één ding te doen over Friiulein Haas vaarwelzeg gen, de arme, eenzame dame, die nog steeds met diepe smart de herinnering bewaarde aan den man, dien ik voor den grootsten schurk ter wereld hield. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5