N". 9663
Maandag 34 Aiijitisius.
A0. 1891.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Feuilleton.
EINDELIJK ONTDEKT.
LEIDSCE
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Laid» far S mandenLil.
Franca per postL46.
AXnmderlgke Nomman.0.65.
PRIJS DER ADVERTBNTEËN:
Yaa 1—6 regel* ƒ1.05. Iedere regel meer 6.17$.
Grootera lettere naar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Het Nutsrapport over de begrafenis
fondsen. III.
De grieven, welke tegen de begrafenisfond
sen plegen te worden aangevoerd, zijn talrijk.
De commissie noemt en behandelt de vol
gende: lo. de leden der fondeen zyn te veel
overgeleverd aan de willekeur van de directie,
die, zonder controle van de zijde der leden,
over hunne rechten en hun geld oppermach
tig beschikt; 2o. de boden maken zich aan
verkeerde praktijken schuldig en exploiteeren
de leden ten eigen bate; 3o. de uitkeeringen
worden door de fondsen niet behoorlijk ge
daan; 4o. de fondsen zouden aanleiding geven
tot inschrijving van leden door derden uit
winstbejag; 5o. de fondsen nemen leden aan
zonder voorafgaande geneeskundige keuring;
6o. de fondsen zijn te duur; 7o. z(j berusten
niet op wetenschappolijken grondslag; 80. zij
bevorderen de kindersterfte. Het zou te ver
voeren de beschouwingen der commissie naar
aanleiding van deze grieven, ware 't ook ver
kort, hier weer te geven; het hoofdstuk, aan
deze grieven gewijd - de laatstgenoemde grief
neemt twintig pagina's druks in beslag
is zeker een van de belangrijkste gedeelten
van het boek.
Houdt men verder in 't oog, dat de geza
menlijke, door de commissie beschreven fond
sen, over 't geheele land 2,212,407 verzekerden
tellen en een kapitaal bezitten van 12'/,
nnllioen gld., dan wordt het duidelijk welk een
gewichtig maatschappelijk belang by de goede
werking en den bloei der begrafenisfondsen
is betrokken. Is wettelijke regeling noodig,
dan moet de wetgever zich ten doel stellen
de bevordering van die goede werking, van
dien bloei. De Engelsche wetgeving bevat
eene poging tot oplossing van moeilijkheden
en wering van misbruiken, welke zich ten
onzent evenzeer voordoen. De Fransche is,
naar het oordeel der commissie, strijdig met
Nederlandsche rechtsopvattingen.
De commissie zou wenschen bepaald te
zïeodat als begrafenisfondsen werkzaam
kunnen zijn alleen naamlooze vennootschap
pen, coöperatieve vereenigingen, onderlinge
maatschappijen en andere vereenigingen, van
welken naam ook, die rechtspersoonlijkheid
bezitten. Eene goede wet op de begrafenisfond
sen dient in de eerste plaats te geven eene
rogeling van de inwendige organisatie der
onderlinge maatschappijen, in verband met
het doel, dat zij nastreven, en dan daarnevens
de voorschriften te formuleeren, waaraan alle
begrafenisfondsen behooren te worden onder
worpen op grond van het bedrijf, dat zij uit
oefenen. Het belang der leden, zoowel als
van derden, wordt voldoende beschermd, rechts
zekerheid ten volle verkregen door openbaar
making van het reglement of van de statuten
voor te schrijven. Daarnaast nog andere
te stellen, acht de commissie onnoodig; met
name komt haar voorafgaande koninklijke
goedkeuring van statuten of reglement niet
gewenscht voor. Ontkennend beantwoordt zij
de vraag of het wenschelijk is te breken
met den bestaanden toestand en voor begra
fenisfondsen in te voeren de verplichting tot
voorafgaande goedkeuring der tarieven van
overheidswege.
Z(j behandelt uitvoerig de inrichting der
onderlinge fondsen en hetgeen de wet daar
omtrent zal hebben voor te schrijven. Het
belangrijkste verschil van hare voorstellen met
hetgeen de Engelsche wet bepaalt, ligt hierin,
dat de Engelsche wet voor 't grootste gedeelte
alleen toepasselijk is op de ingeschreven fond
sen, de commissie daarentegen alle fonden aan
de verplichting tot inschrijving en tevens aan
de voorgestelde bepalingen wenscht te onder
werpen.
Zy stelt voor by het departement van jus
titie een bureau voor de begrafenisfondsen
op te richten met een inspecteur aan 't hoofd
aan alle begrafenisfondsen te gelasten aan
dat bureau jaarlyks te zenden rekening en
verantwoording en balans, een staat der be
zittingen, opgave van 't aantal leden, ver
zekerde bedragen, sterfte en uitkeeringen en
minstens eens in de 5 jaren eene berede
neerde waardeering van alle baten en lasten
der vereeniging. De wet bepale verder dat
het bureau kan worden geraadpleegd omtrent
alles, wat de inrichting en het bedrgf van
een begrafenisfonds betreft. Het bureau moet,
uit de ontvangen gegevens, een statistisch
overzicht samenstellen, niet een verslag, waarin
de fondsen critisch worden besproken. Den
inspecteur worde het recht verleend zich tot
de rechtbank te wenden met het verzoek aan
deskundigen een onderzoek op te dragen naar
den toestand van eenig fonds; aan de recht
bank verblpve de beslissing om, na het on
derzoek aan het bestuur van het fonds, het
nemen van bepaalde maatregelen op te leggen
of wel 't fonds te ontbinden en de gerech-
teiyke vereffening te bevelen. Als middel om
de soliditeit van een fonds te verzekeren,
ziet de commissie in een waarborgfonds
geen heil.
In de wyze van werken der fondsen zal
eene dusdanige wet geene verbetering bren
gen. Het onderlinge fonds kan eene model
inrichting bezitten, de naamlooze vennootschap
finantiëel en wetenschappeiyk aan de hoogste
eischen beantwoorden, toch kunnen by het
aanwerven van leden ook misbruiken voor
komen. Die zyn een gevolg van de geringe
ontwikkeling, de onkunde en de lichtgelo
vigheid in de kringen der maatschappy, die
aan de fondsen voornameiyk de leden toe
voeren.
Aan het slot van haar rapport deelt de
commissie als hare meening over staats
exploitatie der begrafenisfondsen mede, dat
die overal en ten allen tyde de levensvatbaar
heid zal missen, wanneer niet wordt afgezien
van geneeskundig onderzoek (wat in Engeland
schynt gevorderd te worden), en inzonderheid
wanneer niet wordt aangenomen hot boden-
stelsel. Dit laatste is noch in Engeland, noch
in Frankryk gedaan en ongetwyfeld de hoofd
oorzaak van den weinigen opgang, welken
de staatsverzekering in beide landen heeft
gemaakt.
Geinen era Nieuw»
Men schryft ons uit Katwyk aan
Zee, dd. 21 Aug.Gisteren zyn hier van de
haringvisschery aangekomende „Fierman
Eduardschipper Jb. Haasnoot, van den reeder
F. E. Meerburg, met 270 kantjes „de Hoop",
schipper J. Van Duivenbode, van den reeder
D. Ouwehand Dz., met 320 kantjes, en de
„Tweo Gezusters", schipper H. Plug, van den
reeder J. Schonenberg, met 250 kantjes.
Eene party haring van de reedery „Kat
wyk aan Zee" werd van de week verkocht
voor f 18.50 per ton.
Ongeveer een halfjaar geleden
kreeg J. v. Q., te Kudelstaart (gemeente
Aalsmeer), onder het eten iets in de keel,
dat met den dag pynlyker werd, toen dezer
dagen uit eene dikte in den hala eene naald te
voorsc-hyn kwam. Gelukkig ondervindt de man
geene verdere nadeehge gevolgen.
Hot te Amsterdam verschynende
„Nbl. voor Ned." schryft het volgende
„Het „sollen" met dr. Mezger kan weer
aardig beginnen, de doctor komt weldra hier
heen om eenige dagen te vertoeven, en
als we het heel vriendeiyk vragen, wil hy
misschien ook wel biyven, want Wiesbaden
viel hem niet mee.
„Of het leven aldaar den hoogen patiönten
ook zoo ondraaglyk gemaakt werd als bier,
naar de doctor beweerde?
„Wy hopen dat zy, die invloed op den be
kwamen, maar grilligen geneeskundige kunnen
uitoefenen, hunne eigen waardigheid een beetje
in 't oog zullen houden. Wil de doctor hier
blyven, hy zal ons welkom zyn; maar wil
hy het niet, zonder er om gesmeekt te zyn, dan
mag hy onzentwege gerust zich elders vestigen.
„Gesmeekt of niet gesmeekt, men kan
er toch altijd zeker van zyn, dat dr. Mezger
niet blyft of hy moet er zyn belang in zien
en dan mag hy het, dunkt ons, met zichzelven
uitmaken wat hy doet."
De rechtbank te Rotterdam heeft
den behanger, die in zyne woning brand had
gesticht om zich van de assurantie-penningen
meester te maken en zyne slapende kinderen
in de woning had achtergelaten, veroordeeld
tot twee jaar gevangenisstraf.
Uit Heerenveen meldt men: Een
bootje, waarin zich elf personen bevonden, is
op het „Scharster Rien" gezonken. Zeven
personen werden gered en vier verdronken.
Te Den Helder heeft zich de
winkelier J. De G. door vergiftiging van het
loven beroofd. Moeilykheden in zaken schynen
tot deze daad aanleiding te hebben gegeven.
Ten aanschouwe van een talryk
publiek is Donderdag-middag uit den tuin van
het café „De Arend" te Amersfoort met zyn
ballon „Wilbelmina" opgestegen de lucht
schipper Léon Mary, vergezeld van den heer
J. R. A. H. Schiltz, commies der posteryen
aan het postkantoor te Amersfoort.
De ballon steeg te halfzeven op en kwam,
na eene korte reis, achter de cavaleriekazerno
neder. Het was do 94ste luchtreis van kapt.
Mary. De heer Schiltz is voornemens met
kapitein Léon Mary wederom eene luchtreis
te ondernemen te Tilburg op Zondag 30 Aug.
aanstaande.
In het „Petit Journal" komt een
bericht uit Beriyn voor, dat, stelliger dan
totnogtoe zelfs in Paryscho bladen gedaan
werd, de bewering volhoudt, dat de Duitsche
keizer ten gevolge van zyne oorkwaal ge
vaar loopt, in zyne verstandelyke vermogens
te worden aangetast. Er wordt by vermeld
dat de politieke omgeving des keizers door
de geneesheeren op de hoogte van den toe
stand is gebracht en er zelfs reeds namen
genoemd worden van personen, die het Regent
schap zouden uitmaken.
Wy behoeven ternauwernood te zeggen,
dat wy waarschuwen tegen het onvoorwaar-
delyk geloofslaan aan dergelyke sensatie-
berichten, welke in Fransche bladen voor
komen.
40.)
„Ik wilde", zeide hy, „dat wy de zaak
konden laten loopen. Het lykt een onedel
•werk, om te beproeven den echtgenoot van
myne zuster lagen te leggen. Ik zou er my
zelfs niet mede inlaten, hoewel Manuel zich
300 slecht jegens my gedragen heeft, als de
man, die verdwenen is, niet myn eigen, beste
■vriend ware geweest."
„En bovendien", zeide ik verschrikt, „be
denk wei het gevaar, dat juffrouw Lacroix
loopt, dat men haar plunderen zal en over
hare hand beschikken, hetzy zy wil of niet."
„Gy hebt geiyk, jongen", zeide hy. „Wel,
ik denk wy moeten hot maar doen, en zoo
goed voor den ouden man oppassen als wy
kunnen."
Ik beloofde dat ik Jacob driemaal per dag
opzoeken zou (daar Birley tot 's avonds aan
zyn werk was) en goed opletten dat hy zyn
opwekkenden drank geregeld kreeg.
Op den avond van den eersten dag van
onze proefneming, kwam Birley het huis
binnen, toen ik bezig was met zyn arm in
te wry ven.
1 „Ik geloof," zeide Birley, „dat de oude
knaap van u meer notitie neemt dan van
my; hy ziet misschien dat gy op dezelfde
wyze opgevoed zijt als hy. Dus moet gy
alleen hem maar alles vragen, dunkt my."
Ik was het met hem eens, maar, volgens
myn gevoelen, moest het vragen nog een
paar dagen uitgesteld worden.
„Probeer het nog eens met dat papiertjo",
zeide hy.
Ik hield Jacob de vraag van den vorigen
dag voor:
„Herinnert gy u uw neef Paul?"
Ik kon uit zyne oogen niet opmaken of
hy het al dan niet begreep. Wel keek hy
er eene poos naar en toen weer naar my.
Toen bewogen zyne wenkbrauwen, en zyn
mond maakte eene beweging als om te
spreken, met den gewonen uitslagik hoorde
slechts onduidelyke klanken. Toen hield hy
op en zag met een vagen blik als van
iemand, die beschonken is, naar zyne
rechterhand.
Den volgenden avond ging het evenzoo, en
den volgenden en den daaropvolgenden. Byna
volle vier dagen was ik van den morgen tot
den avond by den ongelukkige geweest, be
halve de enkele oogenblikken, dat ik naar
myne kamer ging om te eten,
Op den vyfden dag, na den middag, terwyi
John met zyne visch rondventte en ik voort
durend hand en arm van Jacob met bran-
dewyn wreef, hoorde ik iemand vlug nader-
komen; de deur werd geopend en binnen
trad do persoon, dien ik wel het allerminst
verwachtte Steinhardt.
Zyne komst had my niet zoo behoeven te
verwonderen, want in zulk een klein plaatsje
als dit kon myn herhaald komen en gaan
naar dit huis niet onopgemerkt blyven, en
nieuwtjes, zooals ieder weet, verspreiden zich
in kleine plaatsen met koortsachtige snelheid.
Den geheelen dag had ik, naar ik meende,
veelbelovende gevolgen van onze behandeling
by den patiënt ontdekt; zyn blik was hel
derder en verstandiger; zyn gelaat had eene
hoogere kleur dan gewoonlyk; en wat
zou er nu gebeuren, nu die Duitscher bin
nentrad? want ik had gehoord dat Jacob
dikwyis, toen hy nog spreken kon, zyn af
keer van Steinhardt te kennen had gegeven.
Ik wachtte nieuwsgierig den uitslag af.
Steinhardt trad de kamer op zyne brutale
manier binnen en, met vorschendon blik rond
ziende, bleef hy vlak voor Jacob staan.
„Gy hebt eene nieuwe bezigheid gevonden,
mynheer Unwin", zeide hy. „Brandewyn
nietwaar?"
„Niet goheol en al nieuw", antwoordde ik
„ouden en zwakken te helpen is ook een
gedeelte van myn plicht."
Terwyi ik dit zeide, zag ik hem niet aan;
Jacob nam myne geheele aandacht in beslag,
zyne hand trilde in de myne en zyne oogen
keken onheilspellend naar den indringer,
terwyl zyn gelaat kleurde en driftige klanken
uit zyn mond kwamen.
„Gy brengt hem geheel van streek, myn
heer Steinhardt", riep ik uit. „Om 's hemola
wil, verwyder u, of hy krygt een toeval!"
en in myne gedachten voegde ik or by „en
al myne moeite is tevergeefs geweest."
Steinhardt ging hem uit de oogen, zelf
wat verward kykende. Hy gluurde nog een
weinig rond bladerde een vloeiboek door,
dat ik meegebracht had voor het geval, dat
het my te pas mocht komen, en ging toen
heen met de woorden
„Ik ben bly dat do oude man wat
beter is."
Wat was het doel van zyne komst ge
weest? Vermoedde hy myn plan? Wist hy
dat Jacob iets zou kunnen mededeelen?
(Vervolg ommezijde.)