N°. 9660
Donderdag SO Augustus.
A0. 1891.
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Ttreodc Blad.
Feuilleton.
ÉINDELIJK ONTDEKT.
LEIDSCI
DACrBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidt» per 8 meende»f Lit.
France per peetL44.
Alsenderljjke Nommtn.0.06.
PRIJS DER ADVRRTRNTIÊN
Ta» 1—4 reyeie ƒ1.M. Iedere reyei meer
Orootere lettere neer plaatsruimte. Teer kat
in casseer en buiten de eted wordt ƒ0.10 berekend.
Het Wufsrapport over de begrafenis
fondsen. I.
In oen vorig nummer meiddon wij, dat een
onderzoek van staatswege zou worden inge
steld naar de zieken- en begrafenisfondsen
en dat waarschijnlijk eerst hot Nutsrapport
over de begrafenisfondsen zou worden afge
wacht. De staatscommissie heeft niet lang be
hoeven te wachten, want het Nutsrapport is
thans verschenen. Het is een boekdeel van
meer dan tweehonderd bladzijden, groot for
maat; de commissie van onderzoek, die het
samenstelde, bestond uit de heeren dr. W.
L. P. A. Molengraaf!, hoogleeraar te Utrecht;
dr. G. J. Legebeke, hoogleeraar te Delft; en
J. L. Huysinga, civiel-ingenieur te Utrecht.
Laatstgenoemde, de secretaris der commissie,
trad in de plaats van mr. J. Van Schevic-
baven, te Amsterdam, die zich verplicht zag
voor zjjne betrekking te bedanken.
De commissie heeft haren arbeid gesplitst
in de volgende onderdeelenI. Algemeen over
zicht en statistiek der fondsen; II. Finautiëele
toestand; III. RechtstoestandIV. Organi
satie en voorwaarden van uitkeering; V. Wijze,
waarop de begrafenisfondsen wei ken; VI.
Grieven tegen den bestaanden toestand; VII.
Voorstellen tot verbetering. Een aantal ta
bellen en ljjsten vindt men aan het slot.
In eon woord vooraf zegt het hoofdbestuur
der Maatschappij dat het hoogst belangrijk
rapport oeno aandachtige overweging verdient;
dat het de vrucht is van nauwgezet onder
zoek, van ornstige studie en van toewijdenden
arbeid en dat het aanwijst de deugdelijke
grondslagen, waarop de maatregelen tot ver-
botering van den toestand en de werking der
begrafenisfondsen in ons land moeten rusten.
Na eene beschrijving van den gang van
hot onderzoek, vermeldt de commissie het
aantal on den aard van de beschreven fond
sen de lijst telt 433 nummers. Daarvan zijn
192 begrafenisfondsen, 170 begrafenis- en
ziekenfondsen, 12 begrafenisfondsen (werk
lieden- en vakvereenigingen), 37 begrafenis-
en ziekonfondsen (werklieden- of vakvereeni
gingen). De fondsen zjjn zeer ongelijk ver
deeld over de verschillende provinciën- Drente
is 't karigst bedeeld daarna volgt Groningen
en dan Overiisel. De provincie Zuid-Holland
bezit do meeste fondsen en geene stad is zoo
rijk daaraan als Rotterdam. In Overijsel en
Zeeland worden geene groote begrafenisfondsen
aangetroffen.
De commissie heeft getracht door directe
tehing hot aantal leden der begrafenisfondsen
te loeren kennenb(j 345 instellingen is het
gelukt het aantal der ingeschrevenen tamelijk
nauwkeurig te bepalen; men vond een totaal
van 1,959,966 leden. Het verzekerd kapitaal
bjj de 345 fondsen bedroeg ƒ127,631,455, of
ƒ65.12 per lid. Meer dan 90 pet. der leden en
van het kapitaal treft men aan bij de eigenlijke
begrafenisfondsen, waartoe dan ook nagenoeg
al de grootere instellingen behoorende werk
lieden- en vakvereenigingen z(]n alsnog van
zeer geringe beteekenis. De commissie bere
kent dat het aantal inwoners van ons land,
dat deelgenoot is van een begrafenisfonds, te
stellen is op 2,212,407 en komt tot de con
clusie dat de helft der geheele bevolking van
ons land verzekerd is in een of ander fonds
voor eene gemiddelde som van zestig gulden
per hoofd, hetwelk een totaal verzekerd be
drag van honderd een en dertig millioen
gulden uitmaakt. Voorts kan worden gesteld
dat door de leden per jaar in de fondsen wordt
bijgedragen eene som van vier millioen één
honderdduizend gulden en dat per jaar door
de fondsen uitkeering gedaan wordt voor ruim
50,000 overledenen tot een totaal bedrag van
meer dan ƒ2,000,000. Het bedrag, dat per
jaar van de premién aan onkosten afgaat, is
voor het geheele Rijk ruim 1,400,000. Het
totaal bedrag van de bezittingen der fondsen
wordt door de commissie berekend op 12£
millioen, het jaarlijksch inkomen voor al de
fondsen op 4'/j millioen gulden.
Wat de premiën betreft, zegt het rapport
dat de tarieven op verre na volmaakt z(jn,
dat op veel gebrekkigs en vele onregelmatig
heden valt te wijzen, maar dat do premiën
over 't algemeen zóó gesteld zjjn, dat te ver
wachten is dat zjj voldoende zullen zjjn om
de fondsen in staat te stellen hunne verplich
tingen na te komen.
Uit de beschouwingen over uitkeering en
stel fee blijkt, dat in 't algemeen de sterfte
geringer is dan bij het vaststellen der netto-
premiën is ondersteld, welke uitkomst trou
wens niet nieuw is, naar de commissie erkent.
Sprekende over de soliditeit der fondsen
meent de commissie, dat van een groot aan
tal kan verwacht worden, dat zij inderdaad
solide zouden blijken, zoo een behoorlijk
onderzoek naar den toestand der financiën
werd ingesteld; maar ook bij een belangrijk
aantal is het twijfelachtig of de bezittingen
voldoende kunnen geacht worden. Bjj 25 fond
sen vond de commissie geen geld in kas en
geene noemenswaardige bezittingen. En niet
alleen bij kleine fondsen. Samen tellen deze
metaalvrije Inrichtingen circa 160,000 leden,
die vol vertrouwen hun gold storten.
Beoordeeld zijn 247 fondsendaarvan waren
81 goed, 89 tamelijk en 77 slecht; deze
slechte fondsen hebben 333,717 leden en een
verzekerd bedrag van ƒ21,690,463.
Gemeagi Nieuw».
Een ontevredene schrijft uit
Lübeck: Onze stad wordt telken jare in den
herfst bezocht door inkwartiering op groote
schaal. Dit jaar heeft z(j gedurende drie weken
nagenoeg 3000 manschappen te herbergen.
Inwoners, die 900 mark inkomen hebben,
moeten een soldaat verzorgen. Men zou on
getwijfeld van staatswege goed doen op de
Palinger Heide, waar de manoeuvres plaats
vinden, barakken te doen opslaan, waarin
de manschappen zouden kunnen vertoeven.
Toen lezer dagen des middags
de om 3 u. 38 m. te Keulen aankomende
sneltrein Frankfort-Amsterdam de lijn tus-
schen de Loreley-tunnel en St.-Goarshausen
bereed, slingerde een werkjongen een steen
naar den trein, waardoor een portierraam
van een coupé eerste klasse werd verbrijzeld.
Gelukkig bleven de daarin zittende twee hee
ren ongedeerd.
De luchtscheepvaart heeft dezer
dagen weer eenigo offers geëischt.
Zondag j.l. steeg Luis Pieroni te Macerata,
aan de kust der Adriatische Zee, op en werd
door een storm met zjjn ballon zeewaarts
voortgezweept. Eenige oogenblikken later
zagen do toeschouwers den ballon zonder
schuitje de reis vervolgen.
James Buckinghan steeg te Lake View op
en zou op 1000 voet hoogte per parachute
neerdalen on op 300 voet boven het meer
zich loslaten. Dit waagstuk volvoerde liij ook,
doch de parachute viel op hem, toen h(j
weder aan de oppervlakte van het water
kwam; de metalen ring trof hem aan het
hoofd, ten gevolge waarvan de ongelukkige
verdronk.
Te Denver, aldus wordt aan de „Times"
gemeld, stegen een heer en eene dame op,
die even voor het commando „los" in het
schuitje in den echt werden verbonden. Het
huwelijksreisje bekwam 'tjonge paar vrij slecht.
Op 8000 voet hoogte werd de ballon met
het huwelijksschuitje door een storm aange
grepen. De ballon barstte en viel, doch
vormde zichzelven als eene parachute, waar
door het leven der jonggehuwden werd gered.
Uit Kreuznach wordt aan de
„Köln. Ztg." gemeldUit de omgeving van
de in het Kurhaushotel alhier vertoevende
vorstin van Monaco verneem ik met de
meeste beslistheid dat het door de pers de
ronde doende bericht omtrent het op handen
zijnd afloopen van het pachtcontract der
speelbank van Montecarlo berust op een ver
zinsel. Het contract is nog tot in de volgende
eeuw van kracht en eene ontbinding daarvan
zou alleen mogelijk wezen door eene schade
loosstolling van minstens dertig tot veertig
millioen franken aan de daarin betrokkenen.
Het Amerikaansche schip „Alert"
heeft te Quebec het bericht gebracht, dat in
Labrador en aan de Noord- en Westkust van
Newfoundland de influenza en andere epide
mische ziekten dermate heerschon, dat een
groot deel der bevolking niet in staat is te
arbeiden en daardoor gebrek lijdt.
Uit Belgrado is aan de „Neue
Freie Presse" bericht, dat in de nabijheid
van Adrianopel eene ontmoeting heeft plaats
gehad tusschen Turksche politie en eene bende
roovers. Vijf bandieten werden in hechtenis
genomen, terwijl een bjj het gevecht het leven
verloor.
ZOETERWOUDE. Geboren: Catharina, d. van
J. A. v. d. Made en J. A. Middelkoop. Hendrik,
z. van J. Zandbergen en D. Janaen.
Overleden: Anna D. Damen, ongeh., 55 j.
Een lovenlooB joügetje van A. Pole en A. Veralnia.
8ASSENHEIM. Geboren: Hendricue, z. van H.
Elferink en N. Loa. Jobanna Maria, d. van W.
Van Nobelen en J. M. v. d. Linden. Annigje,
d. van P. Le Clercq en N. A. v. d. Mark. Cor
nelius Petrue, z. van B. P. Alkemado en A. C. Dek
ker. Mietje, d. van A. Noort en M. Do Jong.
Jan, z. van J. Bieler en E. Jaspors.
Overleden: Catbarina Maria Noordermeer, 15 m.
ALKEMADE. Geboren: Wilhelmina, d. van
Cornelia Krnijt en Johanna Waasdorp. Franoiscus
Johannes, z. van Martinua Hendricue Van Dorp en
Adrians Zandvliet. -Jonette Elizabeth, d. van
Jonathan Roeloffs en Elisabeth Kammeraat. Jo
hanna, d. van Johannes De Boor en Dirkje v. d.
Linden. Hendricue, z. van Pioter Nejjmau en
Matje v. d. Zwet. Een levenloos kind van het
vr. geslacht van Karei Daniël v. d. Linden en Petro-
nella Paters Berckenkamp.
Overleden: Hillegonda Van Rijt, 40echtgen.
van Johannes v. d. Pool. Johanna Kortekaae,
47 J., echtgen. van Dirk Zwetsloot.
KATWIJK. Oeboren: Cornelia, d. van K. Varke-
visser en E. v. d. Luijt. Arendje, d. van P. Baru-
hoorn en A. Ouwehand. Arie, z. van L. Do Jong
en G. De Jong, Johannes Jacobus, z. van G.
Vooys en E. M. v. d. Broek,
O verloden: J. J. A. Opdcnoord, 69 J.
NOORDWIJK. G e b o r o n Gerardina Johanna,
d. van F. P. Alkomado en A. Van Ste(jn. Elejo
Maria, d. van J. Laogelaan en A. Alkemade.
Elisabeth Dirkje, d. van F. D. Mejjer en W. Marjjt.
Gehuwd: J. G. J. De Vink, 28 J. en D. Pas.
schier, 19 j.
Ovorledon: M. Hoek, 7 m. Trijntje Groene-
woud, 26 j., vr. van N. 1 Van Abswoude.
36.)
Zjj ontving m(j natuurlijk met eenige ver
wondering, welke nog vermeerderde en in
zekeren wrevel overging, toen ik van mijne
vroogero wandeling langs hare woning begon
te spiekon. Zjj begreep mij verkeerd; zjj
veronderstelde dat ik gekomen was, om haar
met allerlei vragen lastig te vallen mis
schien voor mijnheer Steinhardt over hare
verhouding tot Frank. Maar toen ik haar
duidelijk maakte, dat ik belangstolde in juf
frouw Lacroix en niets van haar gehoord
had sedert haar vertrek, dat ik zelfs niet
wist, waarheen zjj gegaan was, toen ant
woordde z(j dadelijk. Z(j had iets van Frank
gehoord, maar slechts in de eerste week van
zijn vertrek (ik zag dat hot arme meisje op
het punt stond in tranen uit te breken); lij]
had zijn adres geschreven, (dat z(j m(j gaf)
in Douglas, op het eiland Man, maar niets
aangaande juffrouw Lacroix meegedeeld.
Ik schreef dadelijk aan het opgegeven
adres en wachtte ongeduldig op antwoord.
Maar dag op dag verliep; er kwam niets en
ik verzonk hoe langer hoe meer in een ge
voel van vrees en moedeloosheid. Toen er
iets meer dan eene week verloopen was, een
tjjd, welke mij eene maand toescheen, nam
mijne zwaarmoedigheid zoozeer de overhand,
dat ik er aan dacht om maar alles op te
geven, Steinhardt het veld te laten en te
vertrekken. Ik verdiende niets en weldra
moest ik mijn kostgeld betalen. Wat anders
bleef er nog voor mi) over dan toe te geven?
Ja, ik schaam mi) niet hot te zeggen, meer
dan ééns gaf ik m(j over aan eene onmanne
lijke neerslachtigheid, voortspruitende uit
mijn teleurstelling, wanhoop en verdriet.
Maar bedenk hierbij, dat ik met mjjn gansche
hart een meisje beminde, dat misschien reeds
gestorven was, of stervende of gehuwdwant
ik wist niets aangaande haar; dat ik, om
zoo te spreken, kampeerde in een vreemd
land en dat de hoofdpersoon daarin m(j haatte;
en dat de zaak, waarop ik mijne kans, om
hare hand te verwerven, had gebouwd, geen
duimbreed gevorderd was in die lange, een
zame weken.
Soms dacht ik dat dit eene straf was voor
mjjn overmoed, door op eigen hand de op
lossing te willen vinden van wat er met
Lacroix gebeurd was; maar dan bedacht ik
weer dat, wat tot nu toe aan het licht was
gekomen, niet door mij ontdekt, maar mij
als door eene onzichtbare hand geopenbaard
was, welke alle bijzonderheden daarvan be
stuurde, en zulke gedachten brachten mi)
weer eenigszins tot kalmte en gaven mjj
geduld. Laat ik wachten, zeide ik tot mjj-
zelven, het overige gedeelte zal aan het licht
komen als de Onzichtbare den t(jd daarvoor
gekomen acht. Op andere oogenblikken weer
hield ik die meening voor zuiver bijgeloof en
plaagde ik mij weer af met rond te dolen
en de dorpelingen op te zoeken, mijn hoofd
te vermoeien alles zonder uitslag.
Toch geloof ik dat ik, niettegenstaande do
overtuiging, welke mi) staande hield, van
eenmaal de oplossing te zullen vinden, niet
tegenstaande mijne vasthoudendheid en de
heerlijke belooning, welke ik verwachtte, den
terugtocht aanvaard zou hebben, indien m(jn
oude vriend Birley mij geen bezoek gebracht
bad en indien daarop niet dadelijk dingen
gebeurd waren, welke mij weer moed gaven.
Op zekeren avond hoorde ik eene luide,
prettige stem, waarin ik mij niet kon ver
gissen, die aan mijne hospita vroeg:
„Is de predikant thuis, Betty?" eene
vraag, welke ik zelf beantwoordde door te
roepen
„Kom maar boven!"
„Wel", zeide hij, „gij z(jt m(j niet komen
opzoeken, sedert ik terug ben" (h(j was ziek
geweest en had daarna eenige dagen op reis
doorgebracht); „en daarom kom ik nu
eens bi) u."
Ik zeide dat het mij zeer aangenaam was
hem te zien (hjj zag er veel ouder en grijzer
uit, de arme man, dan toen ik hem voor het
laatst gezien had.)
„En nu ben ik gekomen", vervolgde hij,
„om eens een ernstig gosprek met u te heb
ben, u ijn vriend! G(j weet wol, jongon, dat
ik je van harte het goede gun, en alles, wat
een oud, zwak man kan doen, zal ik doen.
Gjj bemint een meisje, en zjjt, dat spreekt,
aan haar gehecht; maar, wat duivel, jongen,
wat denkt go te winnen met hier te blijven,
als zij uren ver van u af is? Is het om
den grond, waarop z(j hare lieve voeten hoeft
gezet? Kom, laten w(j de zaak eens be
spreken; moet ik de zaak gaan boschouwen,
zooals het volk hier, dat u begint te houden
voor een onnoozelen dweper
„Er is ten minste één persoon in het dorp",
zeide ik eenigszins geraakt, „die mi) niet
voor zoo onnoozel houdt, al houdt h(j mij
ook voor een dweper of zoo iets."
(Vervolg ommezijde.)