N°. 9627.
Maandag; 13 «Juli.
A0. 1891.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit DRIE
Bladen.
Derde Blad.
Leiden, 11 Juli.
Feuilleton.
Aanzienlijken en geringen.
LEIDSOH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Loiden per S nuandenf l.lt.
Franco per post1-48.
Afzonderlijk* Nommers0.06.
PRIJS DER AD VERTENT IÊN
Van 1—6 regel* ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171.
Groot-ere lettere naar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Offlcleele Hennlsgorlntfen.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden
brei gen bij deze ter algemeene kennie dat de
scheepvaart door de Haven gedurende
"24 uren, aanvangende Dinsdag 14 Juli a. s.,
•des avonds te zes uren, en eindigende Woensdag
15 Juli a. s.f mede des avonds te zes uren, zal
igestromd z ij n.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE BANTER, Burgemeester.
11 Juli 1891. E. KIST, Secretaris.
Da uitslag van het admissie-examen tot de
hoogere burgerschool voor Jongens alhier is
als volgt
Toegelaten zjjn Christina Bader, M. Boek
wijt, Hector Cramer, Henri Cramor, L. H. A.
Crommelin, J. Duyster, B. J. Ephraïm, C. H.
De Goeje, D. Hakkenberg, C. G. Heykoop, M.
D. Horst, K. Kievit, A. A. Kortewog, H. J.
Kruger, H. G. Magnin, H. J. F. Mayer, W. C.
Van der Meulen, G. Mulié, A. Muller, A.
Rappard, A. Van Rhjjn, A. A. J. Ridderhof,
H. J. Van Rjjssen, J. J. S. Scholten, A. F.
Schoorel, E. Schrüder, M. G. Slot, E. J. F.
Tack, A. N. Visser on W. J. Zuurdeeg.
VoorwaardelijkW. J. D. Van Deursen, M.
M. F. Fornara, G. A. De Koster, J. P. Mulder
an P. J. Mulder.
Om toegelaten te worden tot de 4de klasse
had zich aangemeld 1 candidaat, die werd af
gewezen.
Na de gehouden overgangs examens van
de leerlingen der hoogere burgerschool voor
I jongens, werden in een der lokalen van
dat gebouw, nl. in het laboratorium, opge
hangen en neergelegd vele honderden teeke-
ningen, door do vpf klassen gedurende den
afgeloopen cursus vervaardigd.
In verband met den goeden indruk, welken
de vorige tantoonstellingen maakten, was het
bezoek, dat door de ouders en verdere be
langstellenden er aan gebracht werd, weer
vrjj druk, en ook nu levert alles wat er te
zien is, een gunstig getuigenis van het door
den heer G. M. Kosters gegeven onderwijs.
Er zijn van de eenvoudigste teokeningen,
vervaardigd volgens voorbeelden, tot naar de
natuur bewerkte stukjes, welke eens reeds
vaardige hand verraden.
Een kjjkje er aan, waartoe ook morgen
ochtend nog wel gelegenheid zal zijn, is ten
zeerste aan te bevelen.
De verzameling is zóó uitgebreid, dat een
grooter lokaal zeker niet te onpas genoemd
zou kunnen worden.
Vanwege de regelings commissie van
het a. s. 2l8te Nederlandsch Congres ont
vangen we eenige mededeelingen, waaraan
we het volgende ontleenen:
H. M. de Koningin-Regentes der Neder
landen en Z. M. Koning Leopold II hebben
aan de regelings-commissie laten weten, dat
het hun behaagd heeft het KXIste Neder
landsch Taal- en Letterkundig Congres, dat
op 23 26 Augustus te Gent zal gehouden
worden, onder hunne bescherming te nemen.
Buiten de 150 Gentsche leden hebben zich
reeds meer dan honderd leden uit allo ge
deelten van Noord en Zuid laten inschrijven.
Daarvan vermelden wij slechts de volgende
namen uit Leiden:
Prof. dr. Jan Ten Brink, dr. A. Kluyver
en dr. J. IV. Muller, beiden medewerkers van
het „Woordenboek der Ned. Taal;" F. S. Van
de Pavord Smits.
Talrijke sprekers hebben reeds de onder
werpen opgegeven, waarover zjj het woord
wenschen te voeren.
De regelings-commissie verzoekt dringend
de toetredingen tot het Congres zonder uit
stel te laten geworden aan prof. dr. Paul
Fredericq, Winkelstraat No. 9, te Gent.
In het begin van Augustus zal het pro
gramma der beraadslagingen en feesten (waar
onder een merkwaardig concert van oude
Nederlandsche muziek met orkest en gemengd
koor) bekend gemaakt worden.
Alles laat voorspellen, dat het XXIste
Nederlandsch Congres hoogst aantrekkelijk
en belangrijk zijn zal.
Men meldt ons heden uit's-Gravenhage
Heden werd verzekerd dat de minister van
Staat, mr. J. Heemskeik Azn., door H. M.
de Koningin-Regentes wordt geraadpleegd over
de oplossing van de ministeriëele crisis en
dat de heer Tak van Poortvliet bij H. M.
ontboden is.
Van deze mededeeling is bevestiging te
vinden in het bericht, dat de heeren Heems
kerk en Tak van Poortvliet zich hedenvoor
middag naar Het Loo hebben begeven.
H.H. D.D. H.H. de prins en do prinses
Von Wied zjjn voornemens gedurende hun
verblijf te Scheveningen een bezoek af te leggen
aan Hare Majesteiten op Het Loo.
In de vergadering der Vrijzinnige Kies
vereeniging te Oudshoorn is met bjjna alge
meene stemmen het aftredend lid, de heer
J. Den Hertog, candidaat gesteld voor den
gemeenteraadterwijl in plaats van den heer
C. Voorbij, die niet meer in aanmerking
wenschte te komen, nadat de heeren Clant,
Cambier van Nooten. Meursinge en P. A.
Wernink hadden bedankt, de heer C. J. Van
Vliet, bouwkundige aldaar, tot candidaat
werd geproclameerd.
Aan H. M. de Koningin-Regentes is een
adres gericht, ontworpen door de „Vereeni
ging van Handel en Nijverheid" te 's-Graven
hage, in vereeniging met het hoofdbestuur
van den Nederlandschen Bond „Maatschap
pelijk Belang".
Daarin wordt o. a. met den diepsten eer
bied te kennen gegeven dat het Harer Majes
teit en Harer Majesteits Regeering niet on
bekend zal zijn, dat door de wet van 17 No
vember 1876 tot regeling der Coöperatieve
voreenigingen duizenden in hun beroep of
bedrijf ten zeerste worden benadeeld, omdat
de voordeelen van genoemde wet, bestemd
voor de mingegoeden, door de tegenwoordige
toepassing, bjjna uitsluitend worden genoten
door die standen der maatschappij, ten be
hoeve waarvan die wel niet in het leven
werd geroepen;
dat met die toepassing in strijd is de ver
klaring, afgelegd bjj de behandeling der ge
noemde wet, lat die (coöperatieve) vereeni-
gingen voor de kleine industrie dezelfde
voordeelen trachten te verwerven, die do meer
bevoorrechten in de maatschappij deelachtig
worden door de macht van hun geld;
dat wel verre van aan de mingegcodo
klassen ten nutte te komen, de voordeelen van
genoemde wet, ten nadeele van duizenden
burge's, hoofdzakelijk worden genoten door
gofortuneerden, die voor zich de grondslagen
dier wet hebben benuttigd tot het behalen
van eigen geldelijk voordeel
dat adressanten geenszins ontkennen, dat
aan het stelsel van coöperatie in het algemeen
voordeelen voor de samenleving zjjn verbon
den, maar dat naar hunne overtuiging de
onoordeelkundige toepassing van dat stel
sel door een eenzijdig winstbejag, dat men
het juiste begrip der coöperatie in strijd is -
in de practijk nadeelen heeft teweeggebracht,
die zich te sterker doen gevoelen in onze
eigenaardige Nederlandsche toestanden;
dat de coöperatie alleen wettelijke regeling
vereischt voor hen, die gewoonlijk onder on
gunstige levensvoorwaarden verkeeren;
dat eene zuivere toepassing van het in het
adres aangegeven beginsel het aan gefortu-
neerden onmogelijk zou maken lid eener
coöperatieve winkelvereeniging te worden en
hierdoor de belangen van duizenden, wier
bestaan door die verbruiksvereenigingen van
vermogenden bedreigd wordt, zouden worden
behartigd
dat adressanten te meer aandringen op eene
wet, welke de grens der coöperatie in den
door hen aangegeven zin beperkt en juister
omschrijft, omdat in het stelsel der Staats
commissie in allen geval de billijkheid en
rechtvaardigheid zouden medebrengen, de
coöperatieve vereenigingen op gelijken voet
te belasten als de naamlooze vennootschap
pen, hetzij door heffing van zeker percen
tage van de winst of van do winstuitdooling
(dividend), hetzij door eene belasting naar het
ledental op zekor tijdstip van het jaar, te
kennen uit het authentiek register dat zij
verplicht zpn aan te houden, een en ander
als aequivalent wegens het gemis voor de
schatkist van patentrecht, hetwelk de leden
verplicht zouden zjjn te betalen indien zij
hoofdelijk uitoefenden het ambacht of de ne
ring, waarvoor de vereeniging als geheel in
de patentbelasting is aangeslagen, tot dusver
tot oen te gering bedrag in verhouding tot
het debiet en de winst.
Redenen waarom adressanten, mot een
dringend beroep op Harer Majesteils belang
stelling in het welvaren van het neringdoende
en njjvere deel der natie, tot Hare Majesteit
de eerbiedige bede richten een voorstel van
wet berustende op de in het adres ontworden
omschrijving bij de Staten-Gonoraal aanhangig
te willen maken, hoedanig voorstel, eenmaal
wet geworden, dit nut zou hebben
dat de coöperatie tot hare oorBponkelijke
bestemming wordt teruggebracht, het gevaar
zou worden afgewend dat de neringdoende
en winkelstand, die kern der bevolking, wier
welzijn zoo ruimschoots medewerkt tot de
bevordering van 's Lands stoffelijke welvaart,
zich zou oplossen in eene klasse van onto-
vredenen, en do rechtvaardigheid zou worden
betracht jegens duizenden, wier bestaan thans
met ondergang wordt bedreigd.
„Moge hot Uwe Majesteit," aldus eindigt het
adres, „gegeven zijn op de vervulling van deze
onzo bede terug te zien als op oene van do
vele zegeningen van Uwer Majesteits Regent
schap, op welke de hoop der natie is gebouwd."
Afdrukken van het adres zjjn tor verzame
ling van handteekeningen verkrijgbaar bij
den heer C. H. L. Susan, secretaris van het
comité, te 's-Gravenhago.
Tot directeur van het Museum Boymans
te Rotterdam is benoemd de heer P. Haver-
korn van Rpsewpk.
Een verhaal uit Rusland door
C. M. VACA1VO.
4.)
„Haren medehelper, dien boozen Wolodjo,
zou men spoedig genoeg in handen krjjgen
hoogstwaarschijnlijk is hij naar de Poolsche
grenzen gevlucht. Het zou tjjd verspillen zjjn
hem hier in den omtrek te zoeken hjj is
iedereen te slim af, en hier in de buurt blij
ven zal hy zeker niet. Maar wat doet gij
daar, Matuschka? Gjj gooit den koning op en
hebt hartenaas in handen? Wel wel wel
wij maken geen enkelen goeden slag; onze
tegenpartij heeft ze alle!"
En werkelijk, Afanasja Gregorowna, anders
een matador in het whistspel, was vandaag
in het oog vallend verstrooid. Zjj speelde ver
keerd, zjj erkende ook dat zij niet wel wasl
De heeren braken nu spoedig het gezel
schap op en Fedor Michalowitsch reed vroeger
dan gewoonlijk met de anderen door den
kouden, stormachtigen avond naar de stad
terug; zij gingen nog even in het gebouw
van de club aan, om een cognac-grog te
nemen; men dronk meer dan één glas, en
er waren verscheidene loden bjjeen, daar
iedereen van den president iets naders om
trent den moord wilde vernemen.
Afanasja Gregorowna trok zich in haar
slaapvertrek terug, liet hare „katusza" haar
nachttoilet maken en bleef alleen.
Zooals wfl reeds zeideD, gierde buiten de
storm; het was een vreeseljjk weer, men
had geen hond naar buiten kunnen jagen.
Eer de oude dame zich t6r ruste lei, luis
terde zij nog eenmaal naar dien ontzettenden
storm, welke de dorre takken deed buigen
en kraken, en verviel toen in een diep na
denken.
Opeens schrikte zjj wakker. Zij moest
staande in slaap gevallen zijn, want zij had
gedroomd; zj) droomde dat de wir.d daar
buiten of dat de krakende takken eene stem
gekregen hadden en haar riepenja, zjj riepen
op wilden, spookachtigen, vertwijfelden toon
haren naam. Nu, dat was immers geheel
onmogelijk, maar toch, daar klonk het weer
onder haar raam.
Afanasja Gregorowna was eene energieke
vrouw, die geene vrees kende en aan geene
spoken geloofde. Zjj trad dus naar het ven
ster en deed het open, in spijt van storm en
wind. Het venster was niet hoog en zag in
den tuin uit; toen zjj zich vooroverboog, om
er door te zien, zag zjj bp het zwakke licht,
dat het nachtlampje van zich wierp, tusschen
de bladerlooze struiken eene gestalte, eene
mannelijke gestalte.
„Wie is daar?" vroeg de moedige oude
vrouw, zich moer vooroverbuigend.
„Ik ben het, de schoenmaker Wolodjo! O,
hooggeachte Vorstin, la^t mij toch binnen;
ik moet u spreken. Maar niemand mag er
iets van weten om uwentwil. Het latwerk
van de perzikboomen is sterk, ik kan er go-
makkelijk langs klimmen. O, wees barm
hartig; ik bid het u, ik heb u iets te zeggen.—
Hoor mij aan, anders word ik wanhopend en
ik moet luide zeggen wat ik weet
Daar lag iets in den toon of er lag iets in
zijne woorden of mogelijk wekten zijne angst
kreten een medegevoel bij de oude dame op,
dat haar met eene heesche stem deed zeggen
„Kom!"
Toen trad zij in hare kamer terug.
Men hoorde het staketsel kraken, men
hoorde eenige takken breken en de arme,
ongelukkige vluchteling t»ad de kamer der
oude dame binnen.
Met ter berge gerezen haren, met zijne
handen vol schrammen, met bemoiste kleeren
en oogen, welke van koorts gloeiden, met
bleek gelaat kwam h(j bij haar, sloot het
venster en wierp zich toen op de knieën,
kuste don zoom van hare oude Turksche
morgenjapon en jammerde met gesmoorde
stem en met heftige, vleiende gebaren
„Zjj is onschuldig, Vorstin, zjj is onschuldig,
en zp hebben haar in de gevangenis gewor
pen, en zullen haar pijnigen en folteren en
eindelijk veroordeelen. Ik ben ook onschuldig,
maar zjj jagen mjj na als een dolle bond en
als zjj mij vinden, zullen zp mjj ook
ophangen."
Do oude dame was bijna zoo bleek als de
man vóór haar. Maar zij stond daar vast
beraden, zonder vrees, en versteend. Waarom
liet zij den vervolgde niet in hechtenis
nemen? Zy vroeg alleen: „Wat kan ik er aan
doen Als ge geene schuld hebt, zal uwe
onschuld wel aan den dag komen."
„Ze zal niet aan den dag komen, want
wie luistert naar ons, arme lieden? Ze zal
niet aan het licht komen, als zich geene
stem van een voornaam persoon verheft, om
onze onschuld te betuigen; en wie zal het
doen? Eer men iemand uit den deftigen
stand in zulk eene zaak mengt, hangt men
liever een dozijn arme lieden op.
(Slot volgt.)