9591
Maandag 1 Juni.
A". 1891.
(Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
De Leidsche brouwerij.
Leiden, 30 31ei.
Feuilleton.
DOKTER JANEN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.10.
Afzonderlijke Nommers,0.05.
PRIJS DEK ADVEKTENTIÈN:
Van 1C regels ƒ1.05. Iedere rogol meer 0.17$.
Grootere letters Daar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend-
In de löie en 17de eeuw was er geene
stad in ons land, of men had erééneofmeer
brouwerijen. Ze vonden alle veel vertier, en
geen wonder! het hier was de algemeene
volksdrank. Alleen hij feestelijke gelegen
heden werd wijn gedronken, zelfs in do gast
huizen hier ter stede, waar de verpleegden
op Paschen, Pinksteren, den 3dea October en
Kerstmis niet alleen op gebraad en witte
brood, maar ook <sp wijn onthaald werden.
Het bier werd veelal genoemd naar de stad,
waar het gebrouwen werd, gelijk men nu nog
wel pleegt te doen: men denke aan het
Maastrichtse!), Deventer, Bredaasch bier, enz.
In Holland was eertijds het Delftsch en
het Leidsch hier gunstig bekend. Brederoo
doet „Leck6r" zeggen
„Een.goe toogh, moer, lieghterniet om, alsick
's margens zoo wat peusel,
En daer een paer vaen Dolis bier toe liefste,
dan groey ick wel een hangt dick reuse!."
„Daer achter de waegh inde kelders", te
Amsterdam, was veel aanloop van volk, dat
de keel met Delftsch bier kwam doorspoelen
„vande steen en kalck en stof." Het was er
niet duur: men rekende er immers „geen
groot gelach".
Niet minder dan het Delftsch bier was ook
het Leidsch bier vermaard. Dit werd in de
Leidsche brouwerij »<Ie vergulde Kroon" ge
brouwen. Deze was in de nabijheid van de
Horenbrug, naar de noordzijde van den Nieu
wen Itjjn, gelegen.
Geen huisgezin in Leiden, of men vond er
bier uit deze brouwerij op tafel. Zelfs in de
meeste zoogenoemde hofjes, die hier ter stede
door liefdadige mensshen waren gesticht ten
behoeve van eerlijke oude arme mannen of
vrouwen en maagden, werd alle dagen eene
pint bier geschonken.
Het bier was goed en niet duur; het beste,
dat er gebrouwen word, kostte twee gulden
het vat. AVat een gezonde drank was het!
Aanschouw slechts de conterfeitsels van man
nen en vrouwen uit dien tijd, hoe krachtig
zjj er uitzien! En ondanks zijne goede eigen
schappen word het gebruik er van verdron
gen door de invoering van de koffie en thee,
welke dranken warm, niet zelden te warm,
en in te groote hoeveelheid, worden gedron
ken, en wel opwekkend, maar niet verster
kend zijn. De koffie werd eerst in de koffie
huizen en daarna in de huisgezinnen zei ven
gedronken. Het eerste koffiehuis in ons land
werd in Den Haag opgericht. Het gebruik,
althans het dageiijksche, bepaalde zich aan
vankelijk tot de steden en ter helft van de
achttiende eeuw was de koffie op sommige
afgelegen dorpen nog niet of nauwelijks be
kend, maar bleef men nog lang bier gebrui
ken. De thee kwam eerst omstreeks 1680
als gezeiscbapsdrank in gebruik en werd niet
dan mot veel suiker gedronken. Laar waren
er, die niet zelden tot twintig kopjes thee
verorberden. Of door dat vele theeslurpen de
magen niet verzwakt werden, wie zou het
durven ontkennen?
Het was eenmaal niet anders; dronk men
eertijds alle dagen bier tn mocht dat, het
welk hier ter stede gebrouwen werd, in ge
heel Rijnland ec-n goeden naam verwerven,
thans verminderde het -gebruik er van al
lengs zoozeer, dat de winsten, die de boven
genoemde brouwerij maakte, gaandeweg ge
ringer werden, nu deze voedzame, ver
sterkende drank verwisseld werd met het
door kokend water verkregen aftreksel van
gemalen koffieboonen of van theebladeren.
Zóó kwam het, dat het getal brouwerijen
aanmerkelijk afnam, ja, er menige stad was,
waar geene brouwerij kon blijven bestaan.
In 't zuiden, namelijk in Noord-Brabant en
Limburg, evenwel bleef de bevolking aan het
bier-drinken gehecht, niet alleen in de her
bergen, maar ook in de huisgezinnen. Van
daar dat daar nog vele brouwerijen een goed
bestaan opleveren. Geen koffiehuis ook, of
men ziet er nog op den huidigen dag de be
zoekers met een „kapperken" bier vóór zich,
terwijl ze de nieuwsbladen lezen of wel een
praalje houden. In het middaguur mogen
sommigen éón of twee „borreltjes" ne
men, des avonds wordt daarnaar niet ge
vraagd, maar is het bier nog de vrij alge
meene drank, 't Is wel te betreuren, dat deze
gezonde drank duor velen elders versmaad
wordt; het onheil toch, dat het gebruik van
sterke dranken al gesticht heeft en nog sticht,
is zoo groot, dat ieder, die de waarheid er
kent van het spreekwoord: „die zich aan een
ander spiogelt, spiegelt zich zacht", daarvan
zich moest laten afschrikken. Onze vaderen
van de 16de en 17de eeuw hielden veel van
bier. Het was de gewone drank, dien zij ge
bruikten. Niet slechts in de kelders, zooals te
Amsterdam, volgens Brederoo, was bier, maar
ook in bierhuizen, ja ook in de huisgezinnen,
zoo hier ter stede als elders, werd bier ge
dronken. Zoo gewoon waren zij aan dien
drank, dat de Leidenaars, gedurende het bar.ge
beleg van 1574, boven het water bier ver
kozen, bjj gebreke van mout (waarvan zjj in
de derde maand der belegering koeken bak
ten), op haverdoppen gebrouwen, dat ze voor
een penning den pot kochten. Sommigen brouw
den zelfs op stinkende draf en gebruikten
alsem en wijnruit in de plaats van hop, an
deren vermengden het water met edik, alle
dranken, die. een surrogaat van bier kunnen
genoemd worden, maar er niet den lekkeren
smaak of de voedzame eigenschappen van
hadden.
Met welk eene vreugde zjj het heerlijke
bier uit de brouwerij „do vergulde Kroon",
na het heuglijk ontzet hunner stad, zullen
gedronken hebben, wie zal daaraan twijfelen
In den jare 1577 lieten de hoeren van het
gerecht aan de Vlietbrug, waardoor de vic
tualieschepen binnen Leiden kwamen, deze
volgende verzen stellen
„Men was in groot verdriet,
Want Eten wasser niet,
En 't volck van honger schreyden.
Ten laetst Godt nedersiet,
En sondt door deze Vliet
Broot, spijs, en dranck in Leiden."
Men mag als vrij zeker aannemen, dat de
schepelingen onder Boisot ook bier voor de
Leidenaars aanvoerdenwant dat was de
algemeene drank van dien tijd.
In Leiden waren vele gilden. Een gilde van
brouwers had men er evenwei niet, om
dat er slechts eóne brouwerij, „de vergulde
Kroon", was.
Zoodanig gilde, onder een deken en hoofd
lieden, vond men daar, waar vele brouwerijen
bestonden.
Welk eene rol de brouwers hebben gespeeld,
als de accijns op bier werd verhoogd, staat
in de geschiedenis vermeld. Een dergelijk
oproer kwam in Leidon niet voor, omdat de
lieeren van het gerecht alle aanleiding daartoe
zorgvuldig vermeden. Het groote debiet en
de weinige concurrentie, dio de brouwerij
„de vergulde Kroon" had, maakten do eige
naars tevreden, zoodat zij niets opzagen tegen
de voldoening van den accijns, die van hen
wegens hun fabrikaat gevorderd werd.
Bij beschikking van den minister van
binnenlandsche zaken is aan dr. J. C. A. Simon
Thomas, mot ingang van 1 Juni 1S91, op zijn
verzoek, eervol ontslag verleend als assistent
bij de scheikunde aan de Rijks universiteit
te Leiden, en is voor hot ijjdvak van 1 Juni
tot en met 31 December 1891 benoemd tot
assistent bij de scheikunde aan dezelfde uni
versiteit do heer H. Van Erp.
Do Raad dor gemeente Voorhout heeft
hot kohier van den hoofdelijkon omslag vast
gesteld tot oen bedrag van 1684.70.
Stemgerechtigden dor Ned.-Herv. ge
meente te Hoogmade hebben met tien tegen
twee stemmen besloton de beroeping van
predikanten en de verkiezing van ouderlingen
en diakenen gedurende de eerstvolgende tien
jaren weder aan zich te houden.
In dezelfde vergadering werd tot predikant
beroepen de heer A. Koers, predikant te
Hazerswoude.
Aanstaanden Zondag, 31 Moi, zal de vacature
beurt in de kerk aldaar des namiddags te twee
uren worden waargenomen door den heer
J. C. G. Gobius du Sart, predikant te Bent
huizen.
Men schrjjft ons heden uit Koudekerk
Bjj de verkiezingen voor da p.p.iders in deze
gemeente zyn herkozen: tot' voorzitter van
den Hondsdijkschen polder do hear A. Dorre-
paal; tot poldermeester van den Hoogen-
waardschen polder de hear J. Van Sgmond,
en tot poldermeester van den Lagonwaardschen
en Bruimaadschen polder de heer As. Kwa-
kemaak.
Den uitgevers van dagbladen komt eene
verordening te stade, volgens welke, bij een
maal wekelijksche voldoening van het ge
zamenlijk port der aan de post toevertrouwde
couranten-verzendingen, de verplichting om
ieder exemplaar van een zegel te voorzien,
vervalt.
Deze verordening wordt volgens het jongste
verslag in Egypte ingevoerd. De beschaafde
natiën kunnen dan later goede maatregelen
van de onbeschaafde overnemen.
Naar het „Hbl." verneemt, is door eon
der geachtste ingezetenen van Amsterdam de
aanzienlijke gift van f SOO.OOO geschonken
voor het nieuw te bouwen Wilhelmina-gast-
huis, waarvan Donderdag door de jonge Ko
ningin de eerste steen gelegd is.
Het „Vad." meldt dat dien dag te Am
sterdam bekend is geworden dat de onlangs
aldaar overleden heer J. Borski aan het
nieuwe Wilhelmina-gasthuis vjjf ton heeft
vermaakt.
Misschien zjjn dit twee lezingen van een
zelfde feit. In ieder geval echter eene aan
zienlijke pillegift by den doop van het gasthuis.
Indien w(j goed zjjn ingelicht, zegt het
„Hdbld." nader, maakt do door ons vermelde
DE GEHEIMEN
van een krankzinnigen gas ticlit.
39.)
„En dezo hinderpalen vreest gij? Ik bon
slechts eer. zwak meisje, maar ik zou er
niet voor terugdeinzen."
„Huida I"
„Laat mij nu ook spreken, Alfred! Alles,
wat gij daar zeidot, heb ik in de eenzaam
heid ook reeds ernstig overwogen. Ik ver
wachtte dat gij het mij zeggen zou, en weet gij
wat ik u zou geantwoord hebben? Als gjj
het niet raadt, zult gij het ook rifet te weten
komen; uwe openhartigheid komt bovendien
nu ook te iaat."
Alfred ontstelde.
„Te laat!" riep hjj uit.
Het meisje knikte; een smartelijke en
tegelijk bittere trek vertoonde zich daarbij
om haren mond.
„Mijnheer Rabenau heeft van morgen reeds
aanzoek om mijne hand gedaan", sprak zij
droefgeestig.
„En gij, Huida?"
„Ik? Welnu, ik zal mjj aan den wil mijner
ouders moeten onderwerpen,'want deze mijn
heer Rabenau is een zeer rijk en voornaam
man en mijne ouders meenen dat ik zulk
eene schitterende partij niet mag afwijzen."
„Maar gij kunt dezen man niet liefheb
ben!" riep Alfred in koortsachtige opgewon
denheid uit.
„Neen, dat kan ik niet, on ik za! het ook
nooit kunnen", antwoordde Huida met eene
bevende stem. „Maar hoeveel convenances
zijn er niet in onzen standDe ouders kiezen
voor hunne kinderen en deze laatster, moeten
zich de keus laten welgevallen. Bat een huwe
lijk zonder liefde niet vergoed kan worden
door wederzijdscho achting, dat wordt in
onzen stand meest als hoile klanken be
schouwd; de hoofdzaak is het geld. En als
mijn vader nu, zooals te voorzien is, dezen
heer het jawoord geeft, wat kan ik daar dan
tegen inbrengen? Dat ik hom niet liefheb?
Onzin! Dat de levenswijze, welke hij tot nu
toe gevolgd heeft, mij geen waarborg voor
de toekomst aanbiedt? Alweder onzin! Mij
blijft slechts do keus over tusschen dit ge
hate huwelijk en eene vredebreuk met mijne
ouders.
„Kies dan liever het laatste dan het eerste",
zeide Alfied, wier.s bloed begon Le koken bij
den toenemenden wrok tegen Rabenau.
„Ik kan het niet, Alfred! Nooit zou ik
een rustig uur meer hebben, mijn levens
geluk zou voor altijd verwoest zjjn. Reeds de
gedac ite aan mijns vadérs vloek vervult mjj
met ontzetting."
„Gü gaat te ver in uwe vrees, Huida!
Weet gij of uw vader het recht heelt zijn
kmd te vloeken? Weet gij of zijn eigen levon
zoo rein en vlekkeloos is, dat hij zich ais
rechter over anderen kan opwerpen
„Ja, Alfred! Papa's leven is vlekkeloos."
„Voor zooverre gij het kent", ging do
jonge man schouderophalend voort; „wat cr
vroeger gebeurd is, weet gij met. Nog altijd
ligt. het iot van mijn vader in liet duister
gehuld, nog altijd sta ik voor dat raadsel,
met de innige overtuiging, dat er slechts
twee menschen zijn, dio den sleutel daartoe
bezitten: uw vader en dokter Janin."
„Wat wilt gij daarmee zeggen?" vroeg
Huida verwonderd.
„Niets meer dan dat, wat ik gezegd heb.
Maar laten wij hier niet langer over spreken.
Wie kan en mag u dwingen, al was het ook
uw eigen vader, het aanzoek aan te nemen
van een man, die, allo e9r met voeten tredend,
in gezelschap zijner vrienden gewed heeft
dat hij binnen een bepaalden lijd met n zou
verloofd zijn?"
Huida zag Alfred strak aan; haar gelaat
was doodsbleok geworden.
„Is dat waarheid?" vroeg zij.
„Ik was tegen mijn zin getuige van deze
weddenschap."
„En zijne vrienden namen dio aan
„Het gold een souper met champagne!"
spotte Alfred.
„Welk eena beieodiging!" riep hst meisje -
hartstochtelijk uit, terwijl zjj haar paard
wendde. „Daarvoor zal do ellendige bedrieger
boeten!"
In helzolfdo cogenblik rende zij voort
op den weg, welken zij nu hadden ingesla
gen. Alfred druklo zijn paard de sporen in
de zyde en volgde haar vol bezorgdheid. Zjjn
eigen gevoel was er tegen opgekomen, mel
ding van de weddenschap te maken; na de
voorafgegane ontboezemingen verkreeg deze
mededeeling den schjjn van hatolijkheid, maar
hij had geen anderen uitweg gevonden om
bet zoo vurig beminde meisje voor de onuit
sprekelijke ellende te bewaren, welke haar
wachtte' aan de zijde van zulk een eer- en
gevoelloos mor.sch, en als hem het verwijt
van zelfzucht ook al niet bespaard bleef, sprak
zijn geweten hem daarvan toch vrij.
Wordt vervolgd.)