N°. 9580
33iii«s<lag l.i$ >Iei.
A0. 1891.
feze [Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
IKikeriki.
Pinkstergedachten.
Leiden, 16 Mei.
Feuilleton.
DOKTER JANIN.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommors0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere rogel meer ƒ0.17*.
Grootere lottcra naar plaatsruimte. Yoor het
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Aan da Abonnó's daarop, wordt bij dit
nommer verzonden No. 34 van Kikeriki.
De omstandigheden, onder welke de Christe
lijke wereld de uitstorting van den Heiligen
Geest herdenkt, mogen wisselen, steeds
is er een scherpe tegenstelling waar te nemen
tusschen ideaal en werkelijkheid. Niet het
minst in onze dagen, nu allerlei denkbeelden
van wereidhervorming op anderen dan gods-
dienstig-zodelijken grondslag zich baan breken
en tot een practische toepassing trachten te
komen.
Er is en er wordt nog aityd gesproken van
een Godsrijk, welks burgerschap het hoogste
zou zijn, waarnaar de mensch kan streven;
dat al zjjn wenschen bevredigt, alle raadselen
des levens oplost; dat het onverbreekbaar
C9ment is, 't welk de individuen vereenigt tot
de groote gemeenschap, die men de mensch-
heid noemt, en tevens het bezielend beginsel,
't welk al onze onderlinge betrekkingen, van
welken aard ook, veredelt en heiligt.
Het bewustzijn van het bestaan, de blijd
schap over de intrede van dat Godsrijk, in
de harten der menschen gewekt door den
Meester, dat is de Heilige Goest, vaardig
geworden over ons geslacht. En toen millioe-
nen stervelingen de Blijde Boodschap hadden
ontvangen en de waarheid erkenden van het
geen de Voorganger had geleeraard en zijn
discipelen hadden verbreid, toen kon het
immers niet anders, of de menschheid moest
gehoel veranderen van aard? Het egoïsme,
oorzaak van al onze ellende, moest wijken
voor broederlijke liefde, voor algeheele toe
wijding aan het gemeenschappelijk welzijn;
de booze hartstochten en kwade neigingen,
die ons van elkander vervreemdden en tot
handelingen aanzetten, onzer onwaardig, moes
ten plaats maken voor een geestdriftvol stre
ven naar hoog9re dingen, naar hetgeen waar
is en goed!
Zoo moest het inderdaad zijn, en zoo zou
het wezen, indien Christen heeten en Christen
zjjn hetzelfde beteekenden. Doch het in niet
genoegzame mate aanwezig zijn van dien
Heiligen Geest, zonder welken de godsdienst
van Christus slechts een ijdele klank is, was
immer oorzaak van een te geringen invloed.
Toch schatte men dien niet te laag. Wan
neer we in vergelijkingen treden tusschen
hetgeen de wereld was ten tjjde dat de een
voudige discipelen hun arbeid begonnen, en
den hedendaagschen toestand, welk een ont
zaglijke verandering! Men kan er zich schier
geen denkbeeld van vormen, hoe weinig waarde
destijds gehecht werd aan een menschenleven,
hoe gering de belangstelling was, in het lot
van anderen getoond. In de Romeinsche we
reld geen hooger beginsel dan bevrediging
van de zinnelijkheid; kunst en wetenschap,
de veroveringsoorlogen der krijgslieden en de
arbeid der slaven, alles werd dienstbaar ge
maakt aan het éénede zucht naar zingenot van
de heerschende klasse te bevredigen. In de huis
gezinnen geen overeenstemming der harten;
men gevoelde ternauwernood iets van een
nadere betrekking; het echtelijke samenzijn,
bron van het reinste geluk in de Christelijke
maatschappij, kon weinig invloed uitoefenen
op de zeden, wegens den staat van onder
geschiktheid, waarin de vrouw verkeerde.
En wanneer we, den blik richtende op den
oorsprong onzer godsdienstige begrippen, de
Israêlietische wereld als maatstaf wilden be
zigen, er zou gelijke reden zijn om de
werking van het Christendom als iets wezen
lijks te erkennen. Immers, wat bevrediging
kon een godsdienst schenken, waarvan de
kern geheel was verdwenen onder een massa
voorschriften, aan het gemoedsleven totaal
vreemd, en voor een belangrijk deel opgaande
in ceremoniën, welker beteokenis het ook niet
begreep
De Joodsche staat werd verpletterd onder
de overmacht der Romeinsche heerschappij,
en deze op haar beurt uiteengedreven door
den aandrang veii jeugdige, met ruwe kracht
toegeruste, nog in haar eersto ontwikkelings
stadium verkeerende nationaliteitenmaar
intusschen had de leer des Evangelies post
gevat en zich genoegzaam verbreid om bjj
de opvoeding der volken, wier geschiedenis
met den aanvang der middeleeuwen begint,
een krachtig woord mede te spreken. En nu
zien we, onder voortdurenden strijd, te mid
den van allerlei dwalingen en vergissingen,
en terwijl zelfs de Kerk, opgetreden als draag
ster en verbreidster van den Heiligen Geest,
menigmaal ontrouw wordt aan haar roeping,
toch de Christelijke liefde het terrein verove
ren, waarop zij eenmaal als onbeperkte ge
biedster zal heerschen. Onder haar invloed
neemt het besef toe, dat de menschen plich
ten jegens elkander te vervullen hebben, dat
zij voor elkanders welzijn verantwoordelijk
zijnzij is het, die het ideaal der zedelijkheid
fcooger plaatst én de gevoeligheid van bet gè-
wetéil vermeerdert; tegenover elke daad Van
egoisme treedt zjj op met een protest; in de
harten der menschen legt zjj het vuur, dat
de besten onzer bezielt tot toewijding aan
hot lot van ongelukkigen, dat ons allen doet
deelen in de wederwaardigheden van enkelen.
Zoo is de Heilige Geest uitgestort over de
menschheid, en het Pinksterfeest is de herin
nering aan deze grootste der wereld gebeurte
nissen.
Maar is het dan toch eigenlijk geen zelf
bedrog, als wjj feestklanken aanheffen, zeer
goed wetende, welken zwaren strijd het
Christendom in onzo dagen heeft te voeren?
Van rechts en links bedreigd, van rechts,
door hen, die er niets anders in zoeken dan
een oorzaak van onderlinge verdeeldheid,
van links door degenen, die zjjn vermogen
tot maatschappelijke hervorming ontkennen,
beeft het misschien zelden een meer kritieken
tijd doorleefd. En laat ons wel opmerken,
aan de linkerzijde is het gevaar het grootst.
Verdeeldheden gaan voorbij gelijk de inzichten
wisselen, en oefenen geen duurzamen invloed
over eenigen tjjd zullen weer andere dan de
tegenwoordige verschilpunten rijzen, en hoe
meer de Heilige Geest ons bezielt, des te
minder zal de ongelijkheid van meening ver
wijdering teweegbrengen. Maar hoogst ernstig
zjjn de verwijten, tot de belijders des Christen-
doms gericht door hen, die langs andere wegen,
zoo noodig met toepassing van geweld, maat
schappelijke onvolmaaktheden willen doen ver
dwijnen, en die uit het voortbestaan van
armoede en onkunde, van zedeloosheid en
misdaad, tot do onvruchtbaarheid concludeeren
van den Heiligen Ge9st, aan welks verbreiding
in de menschheid onze feestviering is gewijd.
Want, laat ons het toch niet verbloemen,
er is reden voor die verwijten, en niet allen,
die ze uitsproken, kunnen gerekend worden
te behooren tot de onverschillige en roeke-
looze verstoorders van de maatschappelijke
orde, wier eenig doel is de menigte op te
hitsen. Menig ernstig zoeker naar waarheid
kwam tot dezelfde gevolgtrekking.
Maar het is immers duidelijk, dat zulks
niet toe te schrijven is aan het Christendom,
dóch aan zijn belijders? Hun is het opgelegd,
het bewijs te leveren, dat de Heilige Geest
machtig genoeg is om de broederschap der
menschheid tot haar recht te doen komen;
dat de maatschappelijke nooden niet afdoende
bestreden kunnen worden dan door toepas
sing van de broederlijke liefde; dat, waar
deze gicil iliot genoegzaam doet gelden, maaE-
regeien tan w&gevitig slechts op hoogst
onvolledige wijze in de behoeften der gemeen
schap kunnen voorzien; dat de drang naar
regeling van sociale verhoudingen op wette-
Ijjken grondslag, door iets beters is te ver
vangen.
Tot dusver hebben we in deze richting
slechts bescheiden stappen gedaan. Durven
we niet, ontbreekt de moed of het geloof aan
wélslagen? Bjj hetgeen de Heilige Goest re9d3
deed op het gebied van het maatschappelijk
leven, hebben we niet te twijfelen: de liefde
vermag alle dingen, zjj zal de wereld ver
overen. Laat ons moed houden!
Heden is aan de universiteit alhier de heer
C. H. Dee, geb. te Leiden, bevorderd tot
doctor in de klassieke letteren, met acade
misch proefschrift, get.„De ratione quae est
inter asinum pseudo-lucianeum apuleiquo
metamorphoseon libros".
Aan dezelfde universiteit is het examen
voor den Indiscben dienst afgelegd door mr.
H. Matthee; het candidaats-examen in do
rechten door den heer E. P. Van Lanschot
en het voorbereidend kerkelijk examen door
den heer G. Brink.
Do alhier tot arts bevorderde candidaat-
arts de heer M. Both is bestemd voor officier
van gezondheid bij het O.-I. leger.
De collecte, langs de huizen der inge
zetenen te Koudekerk gehouden voor de Maat
schappij van Weldadigheid, heeft opgebracht
f 40.03'/,.
In het „Hotel des Indes" te 's-Gravenhago
zjjn aangekomen generaal Sankey, gouverneur
van Manchester, en de heer Milnes Paskell,
lid van het Engelsche parlement, uit Londen,
ieder met hunne echtgenoote.
De „Kinder-Courant" (uitgave van den
heer H. L. Smits, te 's Gravenhage) treedt
het tweede halfjaar van den loopenden jaar
gang in. Dit tijdschrift handhaaft zjjne oude
populariteit onder het jonge Holland, door
aardige verhalen, afwisseling van raadsels,
kunstjes, anekdoten enz., en vooral door de
fraaie platen, welke aanleiding geven tot
prettige bezigheid.
H. M. de Koningin-Regentes heeft inge-
teekend op het tijdschrift „Voor onze Kleinen",
dat onder redactie staat van de hoeren E. J.
Veenendaal en Jb. Van Zanten, en wordt
uitgegeven door den heer J. M. Bredée, te
Rotterdam.
DE GEHEIMEN
van een krankzinnigengesticht.
17.)
Met dreigend, somber gelaat stond zjjn
vader daar en wees hem met gebiedenden
wenk een stoel aan.
„Gij hebt gehoord, wat ik u zeide", her
nam Frohberg; „ik verlang ten stelligste dat
gü van levenswijze verandert. Gj) zult bin
nenkort het bestuur aanvaarden van dat ge
deelte mijner goederen, dat ik u nog nader
zal aanwijzen, en reken er op dat ik uwe
administratie nauwkeurig zal nagaan. Ik hoop
dat bezigheid u den lust voor drinkgelagen
eu de opwindingen van het hazardspel zal
benemen. Mocht dat buiten verwachting niet
het geval zjjn, dan zal ik ook in dit opzicht
krachtige maatregelen nemen."
„Ik vrees dat g{| den boog wat al te strak
spant", bracht Frederik in het midden en
zjjne stem klonk nog altjjd spottend.
„Al te strak", stoof Frohberg op, terwijl
hjj een stapsl papieren van zjjne schrijf
tafel nam.
„Wee3 zoo goed eens na te rekenen hoe
veel ik reeds in dit jaar voor u betaald heb.
Wie weet hoe hoog de sommen nog zjjn,
welke er verder betaald moeten worden. En
daarop zal ik zwjjgen en rustig toezien, hoe
mjjn vermogen door u verspild wordt? Zou
dat rechtvaardig tegenover Hulda, tegenover
uwe moeder en mjjzelven zjjn? Mjjn besluit
is onherroepelijkóf gij onderwerpt u aan
mffn wil, óf ik trek mjjne hand van u af.
Ik zal mjj dan verplicht zien, openlijk in de
courant te waarschuwen
„Als gjj dat deedt
„Niet verder wij zullen hier geen
comedie spelen, daar houd ik niet van. Het
zou rnjj moeilijk vallen, maar ik zou het
moeten doen. Gij zult het, hoop ik, niet willen,
Frederik, en zelfs niet wenschen, dat het tot
eene vredebreuk tusschen ons komt. Denk
daar eena ernstig over na! Ik wil en mag
rnjj om uwentwil niet tot den bedelstaf
brengen. Ik ken u een jaargeld van vier
duizend gulden toe; daarmee moet gjj rond
komen, en gjj kunt dat, als gjj werkelijk wilt.
Daarboven ga ik niet, in geen geval, welk
voorwendsel gjj ook verzinnen moogt."
De jonge man bekeek zwijgend zijne zorg
vuldig onderhouden nagelshfi scheen na te
denken, maar het trillen zjjner lippen verried
hoe het inwendig b(j hem stormde.
„Vier duizend gulden, niet meer", nam
Frohberg nog eenmaal het woord op. „Bui
tendien betaal ik uwe schulden tot op heden.
Gjj aanvaardt het goed en ik zal tevens
mijn best doen eene geschikte vrouw voor
u te vinden."
„Dat óuk nog vroeg Frederik ontstemd.
„Ja, ook dót nog!" zeide de oude heer
vastberaden. „Ik acht het noodig. Eene vrouw
en een eigen haard zullen u van veel dwaas
heid terughouden."
„Weet gjj dat bjj ondervinding?"
Een woedende blik trof den jongen man uit
Frohbergs oogen.
„Moet deze spot de dank zijn voor de toe
gevendheid en de goedheid, welke ik u tot
nu toe betoond heb antwoordde hij„ver-
bittor mjj nog niet meer, Frederik, bet mocht
mij eens invalllen, u deze papieren voor
de voeten te werpen en aan uwe schuld-
eischers te verklaren dat ik mijne handen
van u heb afgetrokken."
Zijne ernstige en vastberaden houding deed
Frederik begrjjpen dat het raadzaam was,
toe te gevenals hij bij zijn verzet volhardde
en zijn vader de bedreiging ten uitvoer bracht,
wa3 hy een bedelaar en overgegeven aan de
be3pottiDg zijner tegenwoordige vrienden.
Wanneer het slechts een toegeven in schijn
was, zou het toch reeds den toorn van den
ouden heer doen bedaren en in den loop der
volgende dagen konden de zaken reeds eene
wending genomen hebben.
„Neem nu een besluit", zeide Frohberg
op strengen toon. „Wilt gij het bestuur aan
vaarden
„Ja!"
De oude heer wierp een wantrouwenden
blik op zijn zoon; toen knikte hij bevredigd.
„Het verdere daaromtrent behandelen wjj
binnenkort", zeide Frohberg. „Nu iets anders.
De heer, dien gij gisteravond hebt ontmoet,
is wel degelijk een bloedverwant, en om die
reden zou ik gewenscht hebben dat die woor
denstrijd niet ware voorgevallen. Welke hou
ding ik tegenover hem zal aannemen, weet
ik nog niet, ik moet vooraf persoonlijk met
hem kennis maken, want dan eerst kan ik
op deze vraag een beslissend antwoord geven.
Het is eene gewichtige vraag, gewichtiger
dan gjj gelooft of vermoedt; de reden kan ik
u niet zeggen en ik sta u ook niet toe, dat
gjj die uitvorscht. Het zou kunnen gebeuren
dat ik met woede en haat in het hart vrien
delijk tegen dezen man moest zjjn. Vijandschap
zal ik in allen gevalle met hem zien te ver
mijden."
Wordt vervolgd.)