N°. 9551 Maandag 13 April. A0. 1891. (Deze (Courant wordt dagelijks, mei uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. De Leidsche vischmarkt. ir. Leiden, 11 April. Feuilleton. Eene kleine vergissing. 2> PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenƒ1.10. Franco por post1.40. Afzonderlijke Nommors0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 16 regels ƒ1.05. Iodere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. Hoe grooto minnaars Yan zeevisch Loidens "ingezetenen ook waren, zij versmaadden noch tans menig zoetwatorvischje niet. Werd de eerste soort visch door de Katwijkscbe en Noordwjjksche visschers, gelijk wjj zagen, aangevoerd, de laatste brachten de pachters van de zoogenaamde Vroonwateren, die de stad door schenking van Filips van Bourgon- dië in 1433 had verkregen, ter markt. Dazo wateren W9rden met onderscheidene namen genoemd, als „de Zijl, 't Zweilnnd, do Korre- meer, de Hemmeer, da Valkemoerof 't Venne- meertje, do Spriet, de Kever, de Zeven, 't Hollegat, de Sa3sommoer, de Grevoling, de Aa, de Huikesloot, de Cagermeor, de After- ineer, de Leidsche meer, de Haarlemmermeer, de Heliemeer, de Verrameer, de Stommeer, 't Griet, de Brasemermeer, de Oüde wetoring. de Goog en de Nieuwe wetering." De schout van Leiden en zijne ambtsbeden oefenden het toezicht uit, ten einde na te gaan, of da keuren en ordonnantiën, op de visscherij gemaakt, behoorlijk werden nage leefd, en zoo in strijd daarmode gehandeld werd, hadden zij het recht de overtreders, v/aar zjj hen ook aantroffen, gevangen te nemen en gerechtelijk te vervolgen. De boeten, die door der stede vierschaar werden opgelegd, kwamen voor de eone helft aan den graaf en voor de andore helft aan do stad. Niemand mocht in deze wateren visschen, die het vischrecht niet gohuurd had. Jaarlijks werd hiertoe gelegenheid gegeven. Uitdrukke lijk werd bepaald dat de pachters ai de vis schen, dia zij in die wateren vingen, in de stad Leiden ter markt moesten breDgen, ter wijl hun, zoo zij deze bepaling niet nakwa men, boete of straf wachtte. Ook was voor geschreven, dat het want en de netten, waarvan zij zich bedienden, overeenkomstig de voor schriften mossten zjjn. Opdat de pachters niet zouden benadeeld worden, werd gewaakt tegen hot opnemen van fuiken, kubben en ander viechtuig of het weghalen van de visschen. De pachten moesten voldaan worden aan ien zoogenaamden vroonmeester, die zijne aanstelling ontving van de heeren van het gerecht. Hij werd voor één jaar benoemd, maar zoo bij zjjn ambt goed waarnam, werd hpj telkena herbenoemd, tenzij hij zelf verzocht daarvoor niet meer in aanmerking te komen. Onder de vroonmeesters komt o. a. Jasper Van Banchem voor, die zijn ambt 31 jaren be kleedde (van 1593 1624). Jaarlijks moest de vroonmeeaffcr rekening doen van z(jno ont vangsten en uitgaven. Zoolang de keuren en ordonnantiën behoor lijk werden nageleefd, werd de Leidsche visch markt .«voorzien van goede zoetwater- visch. Doch het toezicht verslapte, hetgeen ten gevolge had, dat de voordeelen, welke de verpachting der vroonwateren en andere vis- acherjjen aan de stad opleverde, zeer vermin derden, en de aanvoer van visch ter markt zichtbaar afnam, wijl de visschers zich niet langer stoorden aan de belofte, de visch te Leiden ter markt te brengen, maar ze naar andere steden en plaateen vervoerden, waar z|j een beleien prijs voor de visch dachten te verkrijgen. Eerlang werden de mazen der vischnetten verkleind, waardoor de kleiDe visch brj duizenden öf vernield öf tot aas ge- vargen werd. Het kon niet uitblijven, dat de hoeveelheid visch hierdoor sterk vermin derde. Ook kwamen er bij nacht of ontyden, die geen pachters waren, in die wateren vis schen en bedienden zich zelfs van nieuw uil gevonden vischtuig en ander verboden want. Toen de overtredingen der keuren een der- goljjken omvang hadden verkregen, traden de heeren van hst gerecht ten jare 1594 krachtig op en bevalen dat van nu voortaan op de naleving der bapalingen betrekkelijk de visscherij streng toezicht zou gehoudeu wor den. Of dit geheel hielp, kan bezwaarlijk worden aangenomen, want hoowel de toestand veel moge verbeterd zijü, schijnt de belofte, de visch alleen in de stad ter markt te bren gen, niet altijd to zijn nagekomen. Zoolang de voorraad zoetwatervisch, die aangevoerd werd, voldoende was, werd het ni9t noodig geoordeeld, naar 't schijnt, strerg de hand te houden aan de bepaling, dat do gevangen visch niet naar elders mocht vervoerd worden. Het laat zich wel denken, dat de zoet watervisch alleen by ruime vangst aan de visschers een voldoend bestaan opleverde in een tjjd, dat de zeevisch, welke ter markt word gebracht gelijk wij vroeger zagen althans b(j ruimen aanvoer, zoo hooi goedkoop was. Hierin zal wel deels, zoo niet geheel, de oorzaak zjjn gelegen, dat menige visscher, waar hij elders eon hoogeren prijs voor zijne gevangen visch kon krijgen, do verzoeking niet kon weerstaan, de voorwaarden te over treden, onder welke hij een deel der visscherij in do vroon wateren, alsook in de ve3tgrachten, had gepacht. In 't midden der 17de eeuw wordt getuigd, dat deze bepallög, den pachters by de ver huring opgelegd, in 't minst niet meer nage komen werd. Het schijnt dus dat de heeren van het gerecht niet bjj machte bleken te zijn hen bij voortduring te verplichten de meor- visch ter Leidsche vischmarkt te brengen. Doch. waar, gulijk nog in 1631, voor zeevisch zoo weinig betaald werd, is het wel te be grijpen, dat de zoetwatorvisch, welke er aange voerd werd, ook niot zoo duur nog was, of de burgerij kon ze wel koopen. Zooale bekend is, zal de Rotterdamsche tooneelspeelstor mejuffrouw Maria Vink eerst daags in het huwelfik treden met den acteur den hoer P. D. Van Eysden. Reeds in verschillende steder. hebben de Schouwburgbezoekers deze gelegenheid te baat genomen om aan dit paar een blyk van sympathie, maar tevens van dankbaarheid te geven, en in eene heden verzonden circulaire wordt thans ook op de Leidsche vereerders van mpj. Vink een beroep gedaan. Rotterdam, zoo wordt daarin gezegd, heeft haar een schitterend feest bereid, Zwolle eveneens, Delft zal weldra volgen en voor zeker zal ook Leiden, hot Nederland3ch Atheen, de zetol van kunst en wetenschap, het waar dig paar de uiting zijnor oprechte dankbaarhoid en van bewondering willen schenken, eeno waardeoring, waarop het ten volle recht hoeft. Mejuffrouw Vink is eene tooneolspeelster, op wie ous land, ons vaderlandsch tooneel met fierheid en trots kan bogen; w(j mogen op haar wijzen als eene der meest talent volle actrices, als onze eerste Nederlandsche soubrette. In welke verscheidenheid hebben wjj dat talent kunnen bewonderen! Zjj heeft ons b. v. menigmaal tot vrooiyk- hoid gostemd met haren harteljjken, gulion lach, zij heeft dikwijls een traan aan ons oog doen ontrollen door haar diop gevoeld en innig spol. Allen kennen en waardeeren haar; haar naam op het affiche is in staat ons publiek te dwingen in talrijke menigto zijne schreden naar den tempel der muze te richten; zij is de „trèk-ster" van het Rottordanuch gezel schap; hare verschijning op do planken wordt steeds met luide tec-kenen van welkom begroet. Bene meer bescheiden plaats zoo zegt da circulaire verder neemt de heer Van Eyadon in; maar toch ook hem hebben wij, vooral in de laatste jaren, menigmaal blijken van onze goedkeuring gegevenook hjj heeft recht op onze achting. Ziedaar de belde dienaren van Thalia, fB» ditmaal niet voor het voetlicht, maar voor het altaar het eeuwig verbond zullen sluiten. Van verschillende zijden aangezocht, hebben zich de heeren dr. J. H. C. Kern, F. C. D. Buddingh en mr. L. H. J. Lamberts Hurrel- brinck tot eone commissie gevormd, met het do9l by de laatste voorstelling van dit seizoen, wc-lke den 20sten April a. s. zal gegeven wor den, aan mej. Vink en den heer Van Eysden een huldeblijk aan to bieden. Do commissie stelt zich voor by die ge legenheid oen schitterend feest te vieren, een feest, niot alleen den jubilarissen, maar ook. onze stad waardig. Om echter dit doel te bereiken heeft zjj den milden eteun noodig van ons Leidsch. publiek. Allen, die hiervoor eenige bijdragen willen afzonderen, wordt daartoe nu de gelegenheid geboden. In eene gisteren te Katwijk aan den Rijn gehouden vergadering werd opgericht eene voreeniging tot behartiging der belangen van de bloembollencultuur in de gemeente Katwyk 54 der aanwezigen traden als lid toe, terwijl oen reglement werd vastgesteld en een bestuur verkozen, bestaande uit de heeren M. Van Egmond, C. Wassenaar, W. M. Van Boelen, P. Van der Perk en J. Van dor Gugton Dzn. Bij de to Delft door don dirocteur der artillerie-inrichtingen aldaar gehouden aanbe steding der levering van koper en messingplaat, steenkolen en velerlei behoeften werd het laagst ingeschreven voor het lste pore, door S. A. Vlos Zonen, te Rotterdam, voor 3099.60; 2de perc. door G. Th. Brand, te Rotterdam, voor ƒ1994,40; 3de perc. door denzelfden, voor f 3427.20; 4de perc. door Hanssen k Njjdam, te Delft, voor ƒ1409,50; 5de perc. door Hotz C°, te Rotterdam, voor ƒ154.40; 6de perc. door J. J. L. Wee, te Leiden, voor ƒ1162 25; 7de perc. door W. A. De Wilde, te Delft, voor ƒ417.50. Do minister van oorlog hoeft openlijk zijne bijzondere tevredenheid betuigd aan den kapitein D. Kromhout, van het 3de reg. veld artillerie, en zulke voor de wjjze, waarop hjj als kapitein voor speciale diensten, gedurende eone reeks van jaren, meer bepaald in het belang van do africhting der paarden is werk zaam geweest. Het bouwon van eono bollenloods met kantoren op „Oud-Berkenroede", bij Haarlem, voor de heeren J. H. Kersten Cie is gegund aan den heer G. Hul3ebcsch aldaar, voor de som van ƒ20,260. Het hagelwitte linnen, de diamanten knoo- pen, de onberispelijke das, de nauwe inexpri- maW.es, het sluitende jacquet, de glimmende verlakte laarzen en de wandelstok met den geciseleerd bronzen knop weerspraken deze meening niet. Daarbij kwam nog het interessant bleeke gezicht met de donkere oogen en den vollen zwarten baard, de edele houding en dan een zeker onuitsprekelijk iets, zoodat de gravin niet langer aan de aristocratische afkomst van haren reddor kon twijfelen. Onder deze omstandigheden liet ook z(j hare gewone terughoudendheid varen eo stond den intereseanten vreemdeling to9 haar op hare wandeling te vergezellen. Onder aange name gesprekken wandelden beiden tot de schomaring aanbrak langs de boorden van de Aar; de jonkman sprak zeer onderhoudend en wist zooveel van Parjjs en hetgeen daar voorvalt te verhalen, hij scheen met de eerste kringen der wereldstad niet alleen bekend, maar gemeenzaam bekend te zjjn en wist de namen der beroemdste personen op het ge bied der kunst en der literatuur. Wat echter de gravin het meest voor hem innam, was zijne politieke richting. Reeds b(j den aanvang deed hjj zich kennen al3 een Legitimist, een aanhanger van het oude regime. Hjj haatte do Republiek, bjj verachtte het keizerschap, hy spotte met de parvenus, die tegenwoordig-aan het hoofd van hetschoone I'rankryk stonden. „Geloof mg, mevrouw", sprak hy met een verhoogden blos op de wangen, „hetisgeene kleinigheid voor my, ver van Parijs in bal lingschap te leven, op myn leeftyd afstand te doen van alle genoegens en uitspanningen en een treurig, eenzaam leven te leiden. Maar ik heb dit offer san myne overtuiging gebracht en die wil ik nooit verloochenen. Niettegen staande de schitterendste aanbiedingen, heb ik niet kunnen besluiten myne diensten te wyden aan monschen, die ik innerlijk ver acht. Ik haat, ja, veracht ze allen, die ellen dige parvenus, die in de plaats der oude aristocratie gekomen zjjD. Ik heb met mijne geheole ziel een afschuw van die gelukzoe kers en beursspeculanten, die geen begrip hebben van welvoeglijkheid en niet weten wat beschaving is. Ik zou liever mijne hand laten afkappen, dan een groet van hen be antwoorden. Dat verbiedt mji myn eergevoel, de tradition mijner familie, dia van geslacht tot geslacht innig aan het koningshuis is go- hecht geweest." „Het verheugt mij zeer", voegde de gravin thans hierbij, „zulk eene meening to hooren verkondigen, welke, helaas, steeds zeldzamer wordt." „Ik heb zo in zekeren zin met de moeder melk in my opgenomen, want myne ouders behoorden tot deu hofstoet van den graaf van Chambord. Eerst na den dood van mijn vader koerde ik naar Parijs terug om my daar onder de leiding van m(jn oom verder te bekwamen. Mijn oom staat nog steeds in nauwe betrekking met eeno der eerste fami- liën van den Faubourg St. Germain en heeft altyd de schitterende aanbiedingen van den graaf De Morny van de hand gewezen. Ge trouw aan zyne lessen en de vermaningen van myn waardigen vader, heb ik hem nagevolgd en mijne onaf hankelijkheid weton te bewaren, misschien ten koste van greote voordeelen, welke my te Parys werden aangeboden." „Men moet inderdaad evenzeer uwe onbaat zuchtigheid als uw moed bewonderen. Ik kan my begrijpen, dat de rondborstigheid, waar mede gij uwe gevoelens uit, u veel vervol ging zal veroorzaakt hebben." „Wel heeft de politie van hot tweede keï- zerryk mij meer dan eens vleiende opmerk zaamheid geschonken en myn verblijf te Parys onaangenaam gemaakt, maar ik heb allo reden haar dankbaar te zyn, daar zy mij de gelegenheid geschonken heeft, u, mevrouw, een dienst te bewijzen en kennis te maken met zulk eene beminnenswaardige dame", voegde de vreemdeling cr galant by. „O, het zal hier onder uwe kennissen aan dames niet ontbreken", antwoordde de gravin blozend. „Meer dan gy kunt denken, mevrouw! Ik leef zeer afgezonderd, den geheelen dag heb ik bezigheden en alleen des avonds vergun ik mij eene wandeling." Gaarne zou de gravin iets naders omtrent de bezigheden van den geheimzinnigen vreem deling vernomen hebben, maar eene natuur lijke bescheidenheid weerhield haar er naar te vragen. Zy vermoedde slechts, dat het gewichtige politieke belangen zouden zjjn; misschien eene legitimistische samenspanning ten gunste van den graaf van Chambord, met haren zeer interessanten geleider aan het hoofd. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1