N°. 9545.
Maandag: O April.
A'. 1391.
geze ICourant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Kikeriki.
Be Leidsclie vischmarkt.
Leiden, 4 April.
Feuilleton.
DE BLINDE GETUIGE.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.10.
Afzonder]yke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
Yan 16 regols ƒ1.05. Iedero regel meer 0.1'7-J.
Grootero letters naar plaatsruimte. Yoor het
ineasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Tweede Blad.
AaD de Abonnë's daarop, wordt bjl dit
nommer verzonden No. 28 van Kikeriki.
i.
Sedert eenige dagen is men tiianB bezig,
ingevolge een indertijd genomen gemeente
raadsbesluit, de banken der zeevisoh markt
belangrijk te herstellen, zoodat zij, die zich
met den verkoop van het betrekkelijk voe
dingsmiddel onledig houden, na het per stoom
tram of met andore gelegenheid alhier arri-
veeren, nu maar dadelijk de stad ingaan om
hunno afnemers te vinden.
De vissohers van Katwijk en Noordwijk
hebben sinds onheuglijke tijden de ingozote-
nen van Leiden van goede en versche zee-
visch voorzien. Zij brachten die in wagens of
schuiten ter markt. Gemeenlyfc waren ze er
heel vroeg, en om hunne godsdienstplichten
niet te verzuimen, gingen zij naar de zooge
noemde vischkapel, op der. hoek van de
markt, waar voor de visschers en vischvTou-
wen mis werd gedaan. Dit gebruik hield
stand tot Leiden het juk van den hertog van
Alva afwierp, toen deze kapel, die weinig
meer bezocht word en dus niet meer aan do
behoefte bleek te voldoen, werd gesloopt. De
naam der Kapelstraat aldaar, uitkomende in
de Maarsmanssteeg, herinnert nog aan haar
vroeger bestaan.
Do visch, welke ter markt kwam, werd er
veeltijds verkocht.Vraagt men, hoehetmogelijk
was, als de aanvoar voor da stad grooter was
dan de behoefte, dan moet men wel in 'toog
houden, dat Leiden de hoofdstad was van
geheel Rynland en daaronder 57 dorpen ressor
teerden. Vele dezer dorpen dreven handel op
Leiden. De landlieden brachten er boter, kaas
en vee ter markt. Deze dienden deeie voor
der stede gebruik en vonden deels elders
hunne bestemming. Bovendien kwamen er
wekelijks tal van vrachtschuiten aan, welke
er losten en laadden. Onder de vracht op de
terugreis was ook veel zeevisch; want de
schippers wisten het wel, dat zij die in de
dorpeD, waar zy woonden, gretig konden ver-
koopen on de winst, welke zy daarbij maak
ten, leverde hun veelal een aardig stuivertje
op. Wel waren de polders rijkelijk van viseh
voorzien en kostten baars, paling en andere
zoetwatervisch niet veel, maar men was ook
graag op schel- en andere zeevisch, zoodat
deze spoedig aan den man was gebracht.
Zoo vei klaart het zicb, dat de aan voor, hoe
groot die ook was, gereedelyk verkocht werd.
En dat die aanvoer wel e9ns verbazend groot
was, bleek in de maand April 1613, toen die,
naar 't schijnt, alle vorige aanvoeren heeft
overtroffen althans, de broeders van de Wiite
Acoleyen alhier, onder de zinspreuk „Liefd' es
t Fondament", vonden aanleiding, ter herinne
ring daaraaD, een „lofrijm ter eere dos Alder-
hoogsten, gevende overvloedigen zegen des
zeevisch", te vervaardigen.
Dat lofdicht heeft geene letterkundige
waarde: vele gedeelten zijn kreupelrijm, maar
het leert ons dat van Dinsdag 22 tot en mot
Zaterdag 27 April van dat jaar 192 wagens
of schuiten vol visch in don afslag werden
gebracht. Dien laatsten dag alleen telde men
er 42 wagens of schuiten, die 30,000 schel
visschen, ongerekend de andere visch, aan
brachten. Het geheele aantal schelvisschen
van die week wordt op 150,000 stuks be
rekend.
Ieder kon toen voor weinig geld volop
heerlijke schelvisch eten, gelijk hieruit valt
af te leiden, dat al die visch, in die week
aangevoerd, den visschers bijna 4000 gulden
opleverde. 150,000 schelvisschen voor de
luttele som van 4008 gulden I 15 voor 40
cents! Nu is het wel waar, dat die som voor
dien tjjd veel meer is dan heden ten dage,
maar al zou men, naar de tegenwoordige
waarde van het gold, er driekeer zooveel voor
rekenen, dan nog zal ieder moeten toegeven,
dat 15 schelvisschen voor 1.20 een koopje
mag hoeten. Monigeem zou, als hij tegen dien
pry3 schelvisch ter markt kon koopen, erken
nen een zeldzaam voordeeligen inkoop te bob
ben gedaan.
Wij hebben nog niet gerekend dat er, behalve
schelvisch, ook tong en keel was, zoodat, indien
de prfls hiervan afgerekend wordt van de be-
somde ƒ4000, de schelvisch eigenlijk nog min
der kostte. Deze visch was van ieder begeerd.
Naast osserib en baars was z{j het meest
welkom op tafel. Haring mag ook niet ver
geten worden. Zy was evenzeer op de visch
markt te krijgen. Velen vonden deze visch
ook eene traktatie. Wij kunnen het ons voor
etellen, hoe welkom deze versnapering den
Leidenaars na het lange, zware beleg was,
toen zij hun bij brood, waaraan zy zoo'n
groote behoefte hadden, met milde hand door
de Watergeuzen werd uitgereikt.
Konden z(j vóór dien tijd zich wekelijks
aan zeevisch te goed doen, zoovele maandeD,
<i t het beleg duurde, moesten zy daarvan
verstoken blijven, daar er geen viseh kon
aangevoerd worden, wyi de vijand allo toe
gangen tot de stad had afgesloten. Dien tijd
alleen werd er niets verhandeld op de visch
markt. Maar zoodra Leiden woder bevrijd
was, kwamen de visschers weder opdagen
en, voorwaar! hunne komst binnen Leiden
zal eene groote vreugde geweest zijn.
Dat was ze echter niet alleon voor de Lei
denaars, maar ook voor de visschers, die al
dien tijd weinig verdiensten hadden, daar de
vijand hun in de uitoefening van hun handel
zeer benadeelde. Velen van die kloeke zee
lieden wisten zich schadeloos te stellen door
op de vloot der Staatschon dienst te nemen.
Benadeelde de vijand hen, zy deden hem niet
minder afbreuk.
Maar om tot de vischmarkt terug te keeren
Eene eigenaardige drukte leverde het gewoel
van visschers en koopers op. De oersten prezen
hunne waar op het zeerst aan, dezen trachtten
niet zelden af te dingen en dat gaf wel eens
aanleiding tot tooneeltjes, gelijk Brederóo er
zoo meesterlijk heeft geschetst, als bi) ons
met op de vischmarkt, maar in de vleeschhal
rondleidt.
By grootere partyen werd de visch in den
afslag gebracht. Onder de koopers waren er,
die zeiven een vischwinkel hielden en hunne
klanten geriefden, die niet gewoon waren
zeiven op de vischmarkt hunne inkoopen to
doen. Bij hen kon men ook andere dagen
terecht als er gsen markt werd gehouden.
Men moest do visch veel duurder betalen,
maar ze was dan toch nog goedkoop.
Ter- verzekering van de ordo was op de
vischmarkt een gerechtsdienaar, die tor assis
tentie van den afslager was en ieder standje,
dat soms tot bandtastelykheden mocht aan
leiding geven, door zyne tegenwoordigheid
en kordaat optreden moest doen ophouden.
De afslager was door de hoeren van het
gerecht aangesteld en had het druk, als er
zooveel visch werd aangevoerd, maar toch
vond hy die drukte niet onaangenaam, want
hoe drukker hy het had, des te grooter wa
ren zpne verdiensten.
In het jaar 1892 zal er voor een Neder-
landsch kruidkundige gelegenheid zyn om,
gesteund door de baten van het „Buitenzorg-
fonds" en door eene daaraan verbonden Ryks-
subsidie, het wetenschappeiyk station van
's lands plantentuin te Buitenzorg te bezoeken.
Do gekozen persoon zal ve plicht zyn: u.
minstens vier maanden aan 'a lands plantentuin
te Buitenzorg te verblyven, behoudens verhin
dering wegens ziekte; b. binnen drie maaDden
na zyno terugkomst in Nedorland oen voorloo-
pig verslag van zyno onderzoekingen aan de
afdeeling Natuurkunde der Koninklyke Ac -
demie van Wetenschappen aan te bieden; c.
de meur uitvoerige uiteenzetting der to Buiten
zorg ingestelde botanische onderzoekingen be
schikbaar te stellen ter publicatie in de van
RykBwege aldaar door 's Lands plantentuin
uit te geven tydschriften.
De kruidkundigen, die voor deze zending
in aanmerking wenschen te komen, worden
verzocht zich vóór 1 Juni 1891 schrifteiyk
aan te meidon by esn der hoogleeraren in de
plantkunde aan do Ryksuniversiteiten, dr. W.
F. R. Suringar, te Leiden; dr. N. W. P.
Rauwenboff, te Utrecht, of dr. J. W. Moll,
te Groningen.
Van het „Woordenboek der Nederland-
sche Taal" is heden weder eene aflevering
verschonen, nl. de elfde van de tweede reeks,
behandelende de woorden Ongekorven-On-
partydig, bewerkt door dr. A. Kluyvcr.
De Duitsche gezant te 's Hage, baron
Von Saurma Jeltsch, verliet gisternamiddag
te kwart over vyven per Staatsspoor deresi
dentie, om, na een kort verblijf te Berlyn,
binnen eenige dagen zyn nieuwen post te
Stüttgart te aanvaarden. By zyn vertrek be
vonden zich aan het Staatsspoorztation vele
diploma, n en staatsdienaren om afscheid te
nemen van hem, dien zy zoovele jaren in hun
midden hadden gehad. Men merkte O. a. «p
den minister van buitenlandsche zaken; den
president der Tweede Kamer van de Staten-
Generaal; de gezanten van Beigiö en van
Portugaldon nuntiusde zaakgelastigden va n
Rusland en van Italié; den hofmaarschalk
van Hare Majesteitden baron Von Turckheim
den Ooetenrykschen gezant en vele leden van
vreemde legatiën te 's-Hage, bonevens ver
schillende in hooge ambten geplaatste perso
nen. Allen deden op de meest hartelyke wyze
den baron Von Saurma Jeltsch uitgeleide.
By de Ned.-Horv. gemeente te Rotterdam
is door gecommitteerden besloten tot hot heffen
van een hoofdelyken omslag, ten einde hot
traktement der predikanten te kunnen ver-
hoogen.
Naar de „Maas- en Roerbode" verneemt,
is de toestand van den Limburgeehen afge
vaardigde ter Tweede Kamer baron d'OIne,
die te Keulen eene maag operatie heeft onder
gaan, hopeloos.
Betsy werd wat opmerkzamer en liet de
handen onwillekeurig rusten.
„Ik had", ging Lina voort, „destyds ver
lof gekregen, eene arme bloedverwante inde
stad te bezoeken, die thans reeds gestorven
is. Zjj zou my des avondsnaar bet instituut
terugbrengen, en ik bleef den geheeien dag
by haar, om met haar te praten en haar een
weinig te helpen naaien. Myne bloedverwante
had hare woning, welke op de eerste ver
dieping lag, verlaten, om inkoopen te doen.
Ik had hevigen dorst en wilde naar benedon,
naar den put, om my een glas frisch water
te halen. Ik was in het huis myoer bloed
verwante zeer goed bekend en ik kende den
weg. Ik nam een glas en wilde de trap
afgaan, toen ik hoorde dat van eene verdie
ping hooger iemand naar beneden kwam, wat
my aanleiding gaf, d« deur aan te zetten en
te wachten totdat de personen want het
schenen twee m »m en te zyn voorby
waren. Het is ons, blinden, altyd onaange
naam, vreemde personen te ontmoeten. De
beide mannen epraken zacht met elkander.
Toen zjj echter dicht by de deur waren,
waarachter ik stond en waaraehter zy zeker
niemand vermoedden, hoorde ik de stem van
den heer, die gisteren by u was. Het was
eene voor my volkomen nieuwe etem en ik
maakte my terstond eeno voorstelling van
haren eigenaar. Hy zeide tot den anderen
man duidelijk:
„Gy zendt de brieven dus niet eerder af,
voordat ik u schrijfI Uw adres te Nieuw-
York geeft gy onmiddellijk op. En vergeet
den naam Bernert niet."
„Neen', zeide de andere 8t6m. „ik zal
hem niet vergeten. Gy hebt hem my immers
ook opgeschreven?"
Daarop hoorde ik nog hoe de stem van
den heer zeide, die hier was
„Zy zal daarop inbyten, eene oude jonge
juffrouw, die verliefd is, handelt zonder over
leg en verstand."
De blinde had geen vermoeden van de
dingen, welke in de laatste dagen tusschen
Kallmann en Betsy beklonken waren. Zonder
het te weten, had zy iets verteld, wat op
Betsy werkte als een bliksemslag. Misschien
was het goed, dat Lina blind was, anders
zou zy geschrokken zyn over Betsy's ge
laatsuitdrukking. Deze beefde over haar ge
heele lichaam, want eene verschrikkeiyke
verdenking maakte zich van haar meester
en zy had nauwelyks de kracht eenige onver
schillige woorden tot Lina te richten en de
kamer te verlaten.
Aan de waarheid van Lina's woorden twy-
felde zy geen oogenblik; zy kende het voor-
treffelyke geheugen voor stemmen, dat niet
alleen Lina, maar ook allen anderen blinden,
die zy had leeren kennen, eigen was. Er was
een geheimzinnig, onbekend iets in haar, dat
haar toeriep:
„Gy zyt m handen van een bedrieger, gy
verkeert in groot gevaar!"
Zy snelde naar hare scbryftafel en nam
daaruit Bernerts brieven, ook zocht zy diens
afscheidsbrief, welken zy voor eene reeks
van jaren van hem ontvangen had, en ver
geleek de handschriften. Deze hadden eenige
gelykenis, maar zy waren Diet volkomen ge-
ïyk. Vreemd zou dit evenwel niet zyn ge
weest, in een zoo langen tyd verandert het
handschrift dikwyis geheel.
Betsy pakte de brieven werktuiglyk by
elkaar en zag radeloos om zich heen. Eod
angst, tegenover welken zy weerloos was,
maakte zich van haar meester. Indien Kali
mann een bedrieger was
Zy nam de brieven op en spoedde zich
naar bod advocaat, dien zy uit den tyd harer
ouaers nog kende, en met wien zy in ie
laatste jaren niets te doen had gehad, daar
hare zaken volkomen geregeld waren.
De oude heer luisterde kalm naar hetgeen
Betsy hem in vliegende haaet vertelde. Hy
keek de brieven in en zeide:
„Het komt my voor, dat gij wat licht
vaardig zyt geweest, maar liefde maakt blind
en verontschuldigt veel. Gy hadt u omtrent
dezen heer Kallmann moeten informeeren en
zoudt dan wel gehoord hebben, dat do ma»
in vry ongunstige finantiëele omstandigheden
verkeert, voor zoover ik weet, moet by toe
bereidselen hebben gemaakt om het land te
verlaten, en ik vermoed dat hij een lagen
boevenstreek tegen u wil uithalen."
„Als ik maar zekerheid hadzeide Betey,
de handen wringend.
„Deze zekerheid zullen wy spoedig hebben",
verklaarde de advocaat. „Het mag op een
paar honderd mark niet aankomen, waar het
de redding vaD uw vermogen en het ver-
ydelen van dezen aanslag betreft."
De advocaat zocht in eene lade van zyno
scbryftafel en nam daaruit eindeiyk oen klein
boek, welks omslag bij bekeek.
Wordt vervolgd