N«. 9529 A0. 1891. w (§828 (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIEU Bladen. Kikeriki. Leiden, 14 Maart. Westerland-Sylt. 16 3Iaai*t. Ti T Ir I J jlJ J_ PRIJS DEZER COURANT: Voor Loiden per 3 maanden1.10. franco per postu 1.40. Afzonderlijke Nommera0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 regele ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17& Grootore lettere naar plaateruimte. Voor het in caseeeren buiton de etad wordt 0.10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nomroer verzonden No. 25 van Kikeriki. Vermaarde Leldsche kunstenaars. II. Aart Claesz. ook wel, naar het bedryf zijne vaders, Aartgen de Volder gebeeten werd in 1498 te Leiden geboren en overleed or in 15G4. Hy was een leerling van Corne lls Engelbrechtsen. Zyne eerete teekeningen droegen daarvan de blyken, zyne latere, daarentegen, de sporen, dat hy met eenige van Sehorels schilderetukken had kennis ge maakt. Hy hoeft veel geschilderd, maar is daarby veelal met overhaasting te werk ge gaan, waaronder zyne stukken hebben gele den, hoewel zy zich door eeno zeer fraaie en geestige ordonnantie aanbevelen. Sommige zyn evenwel niet onverdiensteiyk en naar den oisch der historiën uitgebeeld. Deze behooren tot zyne beste stukken, als: „Christus aan het kruis tusschen twee moordenaars". Maria en andere vrouwen en discipelen staan zeer verslagen onder het kruis, Magdalena omhelst het kruis. „Een kruisdrager". Onder de volge lingen komen Maria en andere vrouwen en discipelen voor. „Do offerande van Abraham". Deze leidt zyn zoon, met het hout beladen, uit; in het verschiet is do offerande. „Salomo's eerste oordeel". Dit, zyn laatste stuk, ver vaardigde hy voor een ryk Leidsch burger, Quiryn Claesz. Het schynt dat, naarmate men hem voor zyne stukken, die men hem bestelde, betaalde, hij ze meer of minder sierlyk schilderde. Dat hy goed kón schilderen, wist de Ant- werpsche schilder Frans Floris, die hem, toen hy in Delft was ontboden, om in de kruiskapel oen crucifix te maken, eens een bezoek bracht. Hij vond hem niet thuis, maar zyne discipe len aan het werk. Van één hunner leende hi) oen stuk houtskool en schetste daarmee op den witten muur een ossenhoofd mot St.-Lucas-tronie en bet schilderswapen. Zyne leerlingen wisten niet, wie die bezoeker was, maar als Aart Claesz. die teekening zag, riep hy uit„dit is Frans Floris geweest 1" Deze noodigde hem uit met hem naar Antwer pen te reizen, waar zyn werk beter betaald zou worden, en hij een heer van hem wilde maken, maar Aart Claesz. antwoordde hem, Sat hy liever met rust en vrede in zyn arm, vervallen huisje (aan de Zydgracht) wilde blyven wonen, betuigende dat hy in zyn nede- rigen staat zooveel genoegen had als anderen in hunne pracht. Op eene jammeriyke] wyze kwam by aan zyn eind. Nadat hy zyn laatste stuk had afgeleverd, geraakte hy in den laten avond te water en verdronk. Octavius van Veen, in 1557 te Leiden ge boren, ontving van Isak Claesz. onderwys in teekenen en schilderen, verliet op den leeftijd van 14 jaren zyne geboortestad en vertoefde 4 jaar - wyi hy ook veel lust in de letteren had met goedvinden zyns vaders, by don geleorden en kunstlievenden Dominicus Lamp- son, secretaris van den bisschop van Luik, waarna hy eene reis deed naar Italië en zich daar in de schilderkunst volmaakte. Zeven j iar bleef hy in dat land en hield zich ge durende dien tyd meest in Rome op. By was daarna aan verscheidene buitenlandsche hoven werkzaam, tot hij als schilder in dienst van Albertu3 en Isabella te Brussel trad, niet tegenstaande hy van gekroonde hoofden, als de keizer van Duitschland, do koning van Spanjo en de koning van Frankrijk, zeer voordeelige aanbiedingen had ontvangen. Vele schoone werken leggen een gunstig getuigenis af van zyn uitnemend schilders talent. Onder deze muntten inzonderheid uit „een Bachus feest" en „oen Zeuxis". Van Albertus en Isabella heeft hy prachtige con- terfeitselen vervaardigd, dio aan den koning van Engeland, Jacobus II, werden vereerd. Hy had een broeder, Gysbert van Veen, die een zeer voortreffeiyk mosster in p'.aat- snyden en schilderen was. Deze hield zich veel in Brussel op. Mr. Isaak Nicolai, burgemeester van Leiden (1602 1607), was een vordiensteiyk beoefe naar der schilderkunst. Eenige zyner stukken h'ngen voorheen op de Looihal. Hy had drie zonen, die als schilders evenzeer naam maak ten. De oudste, Jakob Isaaksz., ging naar Italië en woonde vele jaren in Napels, waar hy zich met eene Italiaansche vrouw in den echt verbond. In 1617 keerde hy met haar naar zyne vaderstad terug en won hier en elders met schilderen zyn brood, tot hy in 1639 to Utrecht overleed. De tweede zoon, Klaas Isaaksz., vestigde zich in Den Haag en be oefende er met veel roem de schilderkunst. De jongste zoon, Willem Isaaksz., kapitein der Leidsche schuttery, was een uitnemend schilder en plaatsnyder. Hy overleod in 1614 in den bloei zyner jaren. Van hom bad men de verwachting, dat by een tweede Lucas Van Loiden zou geworden zyn, hadde hy langer mogen leven. Een tydgonoot van hen was Jan Adriaansz., als een zeer kunstig en geestig landschap schilder bekend. By voorkeur teekende hy gaarne ruinen. Daniël Bsilji, in 15S4 te Leiden goboren, kende als knaap geen grooter genoegen dan te mogen teekenen. Hy had evenwel geer, leermeester, die hem onderrichtte, zoodat hy zich verbiyddo, dat Adriaan Verburg zich met die taak wel wilds balastenmaar deze, hoewel een vry goed schilder, had zicbzelven gevormd en kon hem niet ver genoeg in de kunst brengen. Met blydschap vernam hy van zyn vader, dat de gunstig bekende Am- sterdamsche schilder Cornelia van der Voort het hem gegeven onderwys zou voortzetten. Deze liet hem eenige zyner vele kunstige schilderyen van andere meesters nateekenen, waarin hy zóó gelukkig slaagde, dat men de kopieën bezwaariyk van de origineels stukken kon onderscheiden. Men verhaalt dat de zeer kunstryke Steen- wijk een tempel, door hem geschilderd, niet wist te onderscheidon van de kopie, door Bailji vervaardigd, en zich over diens werk i zeor verwonderde. Na een veiblyf van zes jaren keerde hy in zijne vaderstad als oen treffelyk schilder i lorug. Ruim een jaar later ging hy naar Duitschland en Italië op reis, ter volmaking zijnor kunst. To Rome, waar hy eenige jaren dacht te bliivon, hield hy zich nochtans kort op, vertoefde nog vyf maanden in Venetië en nam in IGiO de terugreis aan, terwyi hy aan onderscheidene hoven zjjne kunst uitoefende. Do hertog van Brunswijk bood hom een jaar geld aan, als hy zich eonige jaren by hem wilde verbinden. Hoe vereerend dit aanbod ook was, bedankte hy er vriendelyk voor. In 1613 kwam hy te Leiden terug en won er met schilderen en conterfeiten zyn brood. Inzonderheid maakte hy zyn werk met naar het loven te schilderen. Ook gaf hy sedert 1623 proeven van zyne buitengewone bedre venheid om personen in miniatuur met de pen en daarna met een zeer fiju penseel kunstig te teekenen. Nooit had men zoodanig net penwerk gezien. De 'neer J. C. S. Locher heeft aan de uni versiteit alhier het candidaats-examen in de godgeleerdheid (2de gedeelte) afgelegd met den hoogsten graad cum laude). Op de door burgemeester en wethouders van Koudekerk vastgestelde kiezersiysten komen voor de Tweede Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraad 123 kiezers voor. Het kohier van den hoofdelyken omslag werd vastgesteld tot een bedrag van f 2059, zynde ƒ350 minder dan voor 1890; en hel kohier van de belasting op de honden ten bedrage van ƒ111. In de raadsvergadering van den lOdon dezer werd vastgesteld eene verordening tot aan vulling van de algemeens politieverordening, waarby lo. bepalingen werden gemaakt omtrent het opruimen van sneeuw van het voetpad en den rijweg; 2o. verboden is met arren of sleden, van welken aard ook, op banen te gaan of te staan, welke vanwege de politie als schaat- senrydersbanen zyn aangeduid; 3o. verplichtend wordt gesteld dat van elk rund, hetwelk zyn natuurlyken dood sterft of dat uit nood wordt geslacht, aangifte wordt gedaan ter secretarie der gemeente, ten einde het vleesch te doen keuren 4o. aan de ingezetenen wordt bevolen van elke stichting of verbouwing in de gemeente ter secretarie aangifte te doen; 5o. verboden wordt iykki3ten te vervoeren naar het sterfhuis, tenzy zy voor het publiek onzichtbaar zyn; terwyl voorts nog wordt geregeld het be- grinden van den weg, daar, waar de rijweg is bestraat, en wordt verklaard dat onder het woord „Tassen", die op een bepaalden afstand van den weg moeten staan, ook moeten ver staan worden opéénhoopingen van turf en steenkolen. Zooals men weet, is het bericht dat de Vereeniging „Eigen Hulp" zich op de ver zekering tegen ongelukken zou toeleggen, tegengesproken. Thans echter meldt het „Vad.", dat het bestuur van 't Ned. Werklieden- fonds er over denkt, die soort van verzekering in zyn werkkring op te nemen. By koninklyk besluit van 10 dezer zyn, met ingang van 8 Maart 1891, voor den tyd van drie jaren benoemd in den Raad van Tucht voor de koopvaardij, tot lid de heer P. A. De Boor, oud-gezagvoerder ter koopvaardy te Hilversum, en tot plaatsvervangend lid de heer M. C. Braat, oudgezagvosrder ter koop vaardy te Amsterdam. Do schietproeven bij Krupp, te Essen zullen ook worden bygewoond door don majoor dor artillerie Veen Valck, van het Ned.-Ind. leger. Feuilleton. Novelle van Nathalie Von Eschtruth. door Johanna. 6) „Goed!" riep Rectow, „met haar wil ik eene grap hebben, haar wil ik het hof eens maken. Tot aller verbaziDg zette Rectew werkelyk zyn lorgnet op om zyn slachtoffer te fixeeren. Zyn harteiy-: i lach had de aandacht der „schoone" getrokken. Als in een tooverslag verdween alles van de tafel. Eerst vloog de boterham i. te tasch, toen volgde de ham, daarop steven ie zy onder de sierlykste en meest gracieuss bewegingen de heeren te gemoet, terwyl zy het hoofdje half beschroomd op zyde bield. Es: meisje van zestien jaren kon niet kinderlijk aanvalliger gelachen hebben dan zy. Dal hoedje met die vergeetmynietjes stond ook zoo heel coquet; ongemerkt veegdo zy nog de eierschalen van de tafel, om toch het schoonheidsgevoel Diet al te erg te be- leedigen. en vroeg toen met een honigzoet lachje of de heeren ook oen plaatsje in de kajuit zochten. Vlug wipte ze in het rond om de bagage van de stoelen te redderen, en bleef toen weer heel bedeesd staan, om te zien of de heeren ook plaats wilden nemen. Ercksdorff had niet Ercksdorff moeten zyn, als hy niet van deze gunstige gelegenheid gebruik had gemaakt. Hy kon niet nalaten zyn vriend in den arm te knypen en hem toe te fluisteren „Ge zult zien dat we in vyf minuten de leeuwin wel uit haar hoi zuilen hebben", en trok den door zyn overmoed aangestoken Rectow met zich naar de tafel. Heel be leefd namen beiden den hoed af. „Is het geoorloofd, dat wy plaats nemen?" vroegen zy. De schoone kneep hare kleine, groene oogen zóó stijf dicht, dat men hare oogappels nau- welyks kon zien. „Mot genoegen, myne heeren!" En den pink élégant in de hoogte houdend, schuift zy een reiszak nog een weinig op zyde en slingert daarby zoo sierlyk heen en weder, alsof zy een goudvischje in een glas water was. „Deze stoelen zyn dus niet gereserveerd; gy reist toch niet alleen?" E'cksdorff vroeg dit op suikerzoeten toon en er lag inderdaad iets onwoderstaanbaars in dien toon. De „morgenstond" sloeg weemoedig de oogen op. „Ach ja, ik ben, helaas, weer gedwongen alleen te reizen I Ik ben wel is waar niet ziek, althans niet zóó ziek, dat ik daar voor naar eene badplaats moet gaan, maar ik kan het toch licht doenik ben zoar ruk. Tot heden heb ik byna altoos op eene villa gewoond, doch toen myne ouders stierven en my als universeels erfgename achterlieten, verkocht myn voogd óe bezit tingen voor een uiterst hoogen prys en liet mij by zich inwonen. Daar bleef ik een ge- ruimen tyd en heb geene andere gelegenheid den kerker te ontvluchten dan dit reisje naar Sylt en daar maak ik dan ook trouw ge bruik van. Het is anders vreeseiyk voor een meisje zoo aan zichzelve overgelaten te zyn, men komt. er zoo licht toe te vry en te ge ëmancipeerd te wezen. Maar ik ben toch over tuigd dat ieder, die my kent, my rechtmatig zal beoordeelen, schoon myne veelvuldige talenten, want ik schilder, zuig, speel piano en maak verzen, tante „n maagd" deed alsof zy bloosde en slo-g bedeesd "hare oog leden neer, my dikwyls bij bekenden don j naam van blauwkous geven. Maar, lieve tyd, ik kan toch aan de menschen niet onmid- j dellyk gaan vertellen dat ik myn grootste j geluk in de huiselykheid vind? Men moot voelzydig, niet alleen practisch, maar ook dame en kunstenares zyn." „Natuurlyk, dat spreekt vanzelf," viel Ercks dorff haar haastig in de rede, „dat spreekt vanzelf," herhaalde hy, in het rond ziende, want eigenlyk deed dezo hoogst onfrissche omgeving zyne zenuwen onaangenaam aan. Ook trapte Von Rectow hem onder de tafel zóó aanhoudend op den voet en hoestte zóó wanhopig in zyn zakdoek, dat Ecrksdorff zich nauwelyks goed kon houdon. Do „morgenstond" keek nu den een dan den ander met. een aanvallig lachje aan en Ercksdorff vervolgde snel: „Myn vrieDd, die een getrouwd man is, zal dat wel het beste weten te waardeeren; ik ben een vrygezel en reeds sedert jaar en dag naar eer.e jonge vrouw zoekend; dus hoop ik ook weldra in de gelegenheid te zyn, de veelzydigheid van eeDe echtgenoote te loeren kennen... Doch, pardon, lieve dame, ik vind hot bier ontzottend benauwd; laat ons nu naar het dok gaan! Ik kan het hier niet langer meer uithouden. Ik snak naar wat frlsscho lucht." (If'or<U vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1