N®. 9523.
Maandag O Maart.
A'. 1891.
{jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nominer bestaat uit YlEll
Diaden.
Leideu, 7 Maart.
Feuilleton.
r>E TWEE M1VE\.
Novelle van
W. KILDEBRAS0.
DSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maanden1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlek» Kommen0.06.
PBU8 DER ADYEBTENTIBN:
▼es 16 regels 1.05. Iedere regel aaeer/0.17j
OrooWre lettere neer pleeternimte. Toor bet i:
eesseeren bulten de eted wordt f 0.10 berekend.
Vermaarde Leldsche kunstenaars.
I.
Wie bewondert bij een bezoek in het Rijks
museum niet de kunstrijke werken onzer
oud-Hollandsehe schilders? Niet algemeen is
het evenwol. zelfs onzen stadgenooten, bekend,
dat velen onzer te recht gevierde meesters,
wier uitnemende schilderstukken hun roem
nog verkondigen, hier ter stede het levens
licht zagen en gewerkt hebben, of wel zich
elders vestigden en hun naam voor alle eeuwen
onsterfelijk hebben gemaakt. Zy hebben zoo
veel uitstekende bewijzen van hun schilders
talent gegeven, dat, zoo hunne werken voor
hunne vaderstad waren behouden geblevon,
Leiden op een grootecher gebouw zou kunnen
roemen dari het stedelijk museum in de La
kenhal, door dou kunstzin van Leidens be
stuur tot stand gebracht.
Mogen eenige onzer vaderlandsche steden
op uitnemende schilders roem dragen, onder
de Leidsche komen genioen voor, wier namen
door alle tijden heen met eere zijn genoemd.
Niet beter, dunkt ons, wordt hunne nage
dachtenis geëerd dan door hunne werken te
herdenken, die zij geleverd hebben, gelijk uit
de korte biographieën blijkt, die w(j hier laten
volgen en die bet voldingendst bewijs geven
van Leidens aandeel aan den rechtmatigen
roem der oud-Hollandsche schilderschool.
Van Cornells Engelbrechtsen, die in 14G8
te Leiden werd geboren en er in 1533 over
leed, wordt verhaald dat hy den wydver-
maarden Jan Van Eik te Brugge tot leer
meester had, van wien h{j het schilderen met
olieverf geleerd heeft. Een zijner stukken,
eene groote schilderij, „de Drie Koningen"
voorstellende, wordt op het stadhuis bewaard.
Een prachtig stuk, dat een tafereel voorstelt
uit da „Openbaring van Johannes", waar het
Lam voor den troon Gods het boek met de
zeven zegelen ontsluit, vervaardigde hij voor
den heer van Lokhorst. Na diens dood hing
het boven zijn graf in de St.-Pieterskork,
maar het kwam later aan diens dochter, die
met den heer Van den Bogaard, te Utrecht,
in het huwelijk trad.
Cornelis Engelbrechtsen had twee zonen,
die beiden als treffelijke schilders naam maak
ten. Kon het wel anders? Zij hadden veel
aanleg tot da schilderkunst en hun beroemden
vader tot leermeester.
De oudste zoon, Cornelis Cornelisz. Kunst
geheeten, werd in 1493 te Leiden geboren
en overleed er in 1544. Hy was in z(jn tijd
een der voornaamste conterfeiters. Veelal
hield hy zich te Brugge op, waar de kunst
beter betaald werd dan in zijne vaderstad en
won er veel geld met het maken van vele
schoone werken. Doch ook in Leiden vervaar
digde hy heeriyke schilderyen, o. a.„Christus
aan het kruis" en „Diens aflegging van het
kruis".
De jongste zoon werd in 1495 te Leiden
geboren. Van het schilderen alleen kon hy
in zyne geboortestad niet bestaan, en daar
hy er kok by werd, heet hy Lucas Cornelisz.
De Cok. Een zyner voornaamste stukken is
de historie van „de vrouw in overspel". Om
zich geheel aan de kunst te kunnen wyden,
vertrok hy met zijn gezin naar Engeland,
waar zy, ten tyde van Hendrik VIII, zeer in
waarde was en beter beloond werd.
Die schilders, hoe bekwaam ook, werden
nog overtroffen door den genialen Lucas van
Leiden, hier ter stede in 1494 geboren en in
1533 overleden. Hy behoorde tot de leerlin
gen van Cornelis Engelbrechtsen. Wat hy
worden zou, openbaarde hy reeds sis knaap
van 9 jarer., toen hy naar het leven schil
derde, alsgezichten, handen, voeten, huizen,
landschappen, enz. in water- en olieverf. Zyn
lust was zóó groot, dat hy menigen nacht
met kaarslicht bleef doorwerken, hoewel zyne
zorgzame moeder hot hem ontried, uit vreeze
dat hy met zoo gestadig werken en hoofd
breken zyn jong, teeder lichaam zou benadee-
len. Niet ouder dan 12 jaar was hy, toen
hj met waterverf oen doek schilderde, voor
stellende de historie van St.-Hubrecht, waar
voor de Heer van Lokhorst hem zooveel
goudguldens gaf als hy jaren telde. Ook be
oefende hy van jongs af het glasschijven en
het plaatsnyden. Nauwelyks 14 jaren oud,
sneed hy eene historie, waar Mahomed door
dronkenschap een monnik had vermoord, een
jaar later negen ronde passiestukken, t. w.
„het hofke", „de gevangenneming", „voor
Annas", „de bespotting", „de geeseling", „de
kroning", „Ecce Homo", „het kruisdragen"
en ,het crucifix". In hetzelfde jaar sneed hy
ook de bekeering van Paulus, als hy blind
uitgeleid wordt naar Damascus. Op zyn 16de
jaar sneed hy met ongeëvenaarde nauwkeu
righeid verscheidene printen, waarvan do
voornaamste zyn„Ecce Homo", van iedereen
bewonderd; „drie koeien met een boer en eene
boerin", welke laatste van het molken is
opgestaan en hare vermoeidheid van het
zitten toont; „het eerste mensehenpaar uit
den lusthof verbannen": Adam met een vel
aan het lyf en eene spa op den schouder, en
Eva met haar eerste kind, Kaia, op den arm
„een klein naakt vrouwtje, dat een hondje
vlooit".
Dat Lucas van Leiden een man van aan
zien in zyne geboortestad was, bewyst klaar-
blijkeiyk zyn huweiyk met eene dochter van
den heer Van Boshuizen. Geiyk de gewoonte
was van den rykdom en den adel, moest hij
nu, tot zöu leedwezen, veel tyd verliezen met
banketeeren en goede sier maken, dien by
liever aan de kunst besteed had.
Van Lucas van Leiden is nog een schoon
stuk op het stadhuis bewaard„het Uiterste
Oordeel". Machtige vorsten hebben begeerd
dat stuk te kunnen koopen, maar de Heeren
van het gerecht wilden het niet missen, welke
groote sommen gelds men er ook voor wilde
geven.
Meer treffelyke stukken heeit hy vervaar
digd, als de historie van „den blinde van
Jericho"; van „de kinderen Israels, om het
gouden kalf dansende"; van „Rebecca en
Abrahams knecht", als hy bij de fontein van
haar drinken ontvangt; van „Jozef" en andere.
Men weet nier, waarin Lucas van Leiden
meer te pryzen is: in het schilderen, plaat
snyden of glasschijven. In alles toonde hy
een zeldzaam talent. (Wordt vervolgd.)
Heden is aan de universiteit alhier de heer
L. U. H. C. Wemdly, geb. te Zutfen, bevor
derd tot doctor in de geneeskunde, met aca
demisch proefschrift, get.: „Keratitis diffusa
en hütchinsonsche tanden."
By ds. G. J. Vos Fi.z., te Rotterdam, is
van iemand, die onbekend wenscht te biyven,
eene gift ingekomen van f 2000 voor een
nachtmaalstel in de Noorderkerk.
Ds. Theesing, emeritus-pred. by de Ned.-
Herv. gemeente aldaar, heeft van iemand,
die onbekend wenscht te biyven, een bank
biljet van f 300 ontvangen ten behoeve der
noodlydeade kerken en personen.
Bij het wapon der infanterie zijn over
geplaatst: de 2de luit. J. G. Haas, van het
2de rog. inf. te Maasl richt, by het 5de reg.
inf. te Nymegon; de 1ste luit. M. J. Van
Hille, van het 5de reg. inf. te Nymegen, met
ingang van 30 April; bij het 8ste reg. inf., de
1ste luit. W. A. Buekers, van hot 4de reg.
inf. te Haarlem, hij het instructie bataljon te
Kampen.
Tot leeraar in aardrykskunde en ge-
schiedenis aan het Sredeliik Gymnasium te
Deutichem zyn den Raad ter benoeming, in
plaats van den naar elders vertrokken leeraar
J. G. Doorman, aanbevolen de heeren B. Van
Ryswyk, doctorandus in de Ned. letteren te
'8-GravenhageH. Zondervan, waarnemend
leeraar aan de Handelsschool te Amsterdam,
en J. Van der Most, onderwyzer aan eens
byzondere school te 's-Gravonhage.
Men schryft aan de „Haarl. Ct.":
Door ds. Van Dyk te Doetinchem werd -u
10 maanden geleden in een vertrouwe-rx
schryven het plan ontworpen om, voorreke'
ning van den voorsteller, 100 artsen en 100
zendelingen naar N. Indiè uit te zender. c?n
einde daar in het belang van het Christeni. m
werkzaam te zijn. Een en ander zou naar
raming f 1,000,000 mooten kosten. In do
vorige week vestigde ds. Van Dyk by ver
nieuwing de aandacht op deze zaak. Hy dee.o
mode dat er nog slechts f 50,000 aan cc r
tanten en toezeggingen zyn ontvangen. Meiht
vóór 15 April a. s. hot ontbrekende niet wor
den toegezegd, dan beschouwt ds. Van k
de zaak als niet gewild en'zal hij zich ont
slagen achten van eene taak, aan de uitvoe
ring waarvan in elk geval vele en gewichtigs
bezwaren zyn verbonden.
Door nu wylen den hoer C. A. Buyze
te Zieriksee is aan de diaconie der Neder!.-
Hervormde gemeente aldaar vermaakt de
bloote eigendom van een kapitaal van f 20,000.
Bp koninkiyk besluit is met ingang
van 1 April a. s. aan den commies der poste
ryen van de 4de kl. H. Suermondt, op zijn
verzoek, eon eervol ontslag verleend uit dis
betrekking.
Aan C. De Vries, op zyn verzoek, eervol
ontslag verleend, met ingang van 1 Arnl
a. 8., als notaris te Middelharnis.
De heer O. Lorey, arts, benoemd en aan
i gesteld tot officier van gezondheid 2da U
I by het personeel van den geneeskundigen'
dienst van het leger in Ned. Indië.
Bij koninkiyk besluit zyn benoemd by
het wapen der genie, tot kolonel, de luit.-
j kolonel K. Eland, directeur van do Ilde zfd.
j der KrijgsschoolIj den staf van het wapen,
tot kolonel, commandant in het 2de ger.ie-
commandement, de luit.-kolonel A. J. Voor-
duin van dien staf, hoofd der Vde afdeeling
van het departemont van oorlog, uit welke
betrekking hij, in verband daarmede, eervol
wordt ontheventot luit. kolonel, de majoor
P. M. Van Panthaleon baron Van Eek. van
1 dien staf, en aangewezen tot hoofd van de
Vde afdeeling van het departement van oorlog,
de luit. kolonel Van Panthaleon baron Van Eek.
SO)
De assessor wist byna wat hy wilde weten,
nog eene poging en hy was er, het moeiiykste
gedeelte zijner taak, de ontmaskering van
den snoodaard, was weldra volbracht.
Zoo welwillend mogelijk zeide hy dus tot
den knaap:
„Kyk, je zoudt het eerst aan geen mensch
gezegd hebbeD, wat je in het bosch gezien
hadt, waarom heb js het nu vandaag toch
gedaan
„Ja, mynheer, ik zou ook wol gezwegen
hebben, maar daarstraks kwamen er menschen
bij de vrouw van den schout en vertelden
dat myn oom Frans zou gehaald worden,
omdat hy den opperhoutvesterop den „Beren-
vai" doodgeschoten had, en hy was er niet
eens by. Toen heb ik het verteld aan de
vrouw van den schout, en gevraagd of ze het
niet aan den meester zou zeggenanders zou
ik straf krijgen.
De assessor legde zyne hand op het hoofd
van den knaap.
„Ge zyt een braven jongen", sprak hy.
Daarna richtte hy met alle strengheid den
blik op den graaf.
„Hoe nu?' vroeg hy koel.
De graaf voelde dat twee doorborende oogen
op hem gericht waren. Hy weerstond dien
blik niet. Het was echter niet zyn kwaad
geweten, dat hem de oogen dsed neerslaan,
maar de macht der tegen hom aangevoerde
bewyzen, wier draagkracht hy opeen3 over
zag. Dit knakte hem in zijn overmoed. Maar
gewonnen gaf hy zich nog niet.
„Niets dan comedie!" riep by. „Moot een
verwaarloosde knaap, die voor een pak slagen
vreest, nu ook als aanklager tegen my op
treden? Gy hoort het, die bengel is de neef
van den wilddief, dien ik nog altyd van den
moord op den heer Van Willirigen beticht.
Dat is alles.
De vrouw van den schout nam eene uit
dagende houding aan.
„Waarom is die jongen zoo verwaarloosd?
Omdat hij een goed vader mist. Zyn vader
he3ft hem zelf verdorven en ook zijne brave
moeder van zich gestooten. En wie is de
vader van dezen wat wilden knaap Dit zyt
gy, heer graaf! Zie maar een„, boe sprekend
de knaap op u gelijkt. Foei, vader! moet uw
kind zoo tegenover u staan?"
De graaf antwoordde met, maar ijgdo
naar lucht. Stom en vernietigd stond hy
daar. Eene rilling doorliep zyne leden, hy zag
geene uitkomst meer.
„In naam der wet neem ik u gevangen,
heer graaf, wegens het plegen van valschheid
in geschriften en moord", zeido de assessor
op schrillen toon, terwyl hy hem de koude
hand op den schouder legde.
Graaf Hendrik scheen deze woorden niet
te hoorea, maar zag zwygend naar den grond.
Eerst toen de gerechtsdienaar op een wenk
voor hem de handboeien te voorschyn haalde,
om hem volgens de gewoonte voor oen ver
voer by nacht de handen te binden, trok hy
die, als in een zwaren droom, te zamer.
„Slechts voor dit ëóne doel heb ik geleefd
en alles er aan opgeofferd, en nu, zoo naby
myn doel.alles verloren.
Het hoofd zonk hem op de borst.
De kamerdeur werd geopend en de zon
derlinge groep zette zich in beweging naar
hot gerechtshof.
Het was laat geworden, maar op den corridor,
op de trappen, beneden in het voorportaal
verdrongen bedienden en dorpelingen zich,
om don trotschen graaf en dwingeland als
gevangene te zien. De assessor kwam kalm
met den referendaris achteraan.
Men waagde het nauwelyks elkander iets
toe ts fluisteren, en als men het deed, was
het eene medelydende opmerking voor Frans,
wion men des daags van moord had booren
beschuldigen.
Groot echter was de vreugde, op ieders gelaat
te lezen, toen men graaf Hendrik geboeid te
voorschyn zag treden, hy, die zich reeds heer
en meester van het slot waande.
En toen het rytuig in de duisternis was
verdwenen, rechter en schuldige met zich
voerende, gaf elk zyn hart lucht. En byna
algemeen was men hoogst voldaan over den
keer, welke deze treurige zaak had genomen.
Ieder wenschte den boozen graaf eene strenge
straf toe.
Slechts een kleine, trotsche schooljongen
stond daar mot een ontevreden gelaat, met
de handen in de broekzakken, tegen den
muur geleund.
„Kyk nu eens hier", sprak hy boos, „als
ik kwaad heb gedaan, kijg ik een geducht
pak slagen, en mynheer de graaf, die toch
ook slecht is en kwaad heeft gedaan, mag
maar zoo in eene niooio koets nog uit ryden
gaan.by moest loopen.
(Wordt vervolgd.)