LE1DSCÏÏ
Tt a ama t»
pjo. 9510
SI. februari.
A°. 1891.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van gpn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit iiommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 20 Februari.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenƒ1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers....0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 10 regels 1.05. Iedere regel meer f0.17f.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Door de alhier zitting houdende genees
kundige staatscommissie is de lieer N. C.
Mulder toegelaten voor het eerste gedeelte
van liet arts examen.
Isa de dies viering der Leidscfce hooge-
school treedt telken jare het oude bestuur
van het studentencorps af en moeten nieuwe
leden gekozen worden.
Die stemmingen hebben ook nu weer na
den Ssten Februari plaats gehad er. het thans
verschenen nommer van het weekblad „Vox
Stud:»sorum" doolt mede dat de uitslag daar
van is als volgt:
Tot pracses collegii is gekozen de heer
L. J. Plemp van Duiveland.
Tot leden der Commissie tot nagaan van
het beheer van het afgetreden Collegium
1S90/91 werden gekozen de hoeren W. C. G.
Van Eysinga, J. H. Ketjen en C. L. Van
Harinxma thoe Slooten.
Tot praeses der sociëteit „Minerva" werd
gekozen de heer A. R. Zimmerman.
Commissarissen van orde en vertegenwoor
diging werden de heeren P. A. V. Van
Harinxma thoe Slooten, J. W. N. Van Royen,
W. C. Matthes, L. L. M. De Bruyn en J. A.
La Bree.
Tot ab-actis collegii is gekozen de heer
A. C. Maas Geesteranus.
De almanak redactie bestaat uit de heeren
P. C. T. Van der Hoeven, Th. Thomas, M.
Mondeis en A. J. Cnoop Koopmans.
In de vergadering van „Arena Studiosorum"
werd6n de heeren E. Smit en J. E. G. Van
Emden wegens hunne aan dit schermgezel-
schap bewezen diensten benoemd tot honorair
commissarissen.
In de vijfde Volksbijeenkomst trad de
heer G. Japlkse als spreker op in plaats van
den heer Wolters, door ziekte verhinderd
hier het woord te voeren.
De heer Japikse deelde eenige tafereelen
uit de Fransche revolutie mede, welke met
uiterst veel aandacht werden gevolgd.
Helder en duidelijk schetste spreker den
optocht van den koning, van edelen en bis
schoppen naar de vergadering, ten einde te
beraadslagen over de CnantiCele moeilijkheden,
waarin toenmaals Frankrijk gedompeld was.
Hij beschreef de bestorming en inneming der
Bastille en de plechtige herdenking, welke
één jaar daarna op het Champ de Mars ge
houden werd.
De luide bijvalsbetuigingen, welke den
spreker ten deel violen, gaven hem de on-
dubbelzinnigste bewijzsn dat zijne toehoorders
deze goed voorgedragen en leerzame geschied
kundige beschrijvingen op hoogen prjjs stelden.
Na de pauze gaf spr. eene alleraardigste
novelle van den bekenden Amsterdamschen
humorist Justus Van llaurik ten beste, welke
voordracht niet weinig de hilariteit van het
talrijk opgekomen publiek opwekte.
Het schilderij, door het raadslid dr. W. N.
Du F.ieu gistermiddag onzer gemeente voor
het stedelijk museum in de Lakenhal ten
geschenke aangeboden, is een fruitstuk van
den schilder Nicolaas Van Gelder, wiens wer
ken weinig voorkomen. Van dezen Leidschen
schilder nit het laatst der 17de eeuw is onlangs
een stuk aangekocht voor het Rijks museum.
Met leedwezen vernemen wy dat prof.
dr. J. J. Cornelissen alhier zeer ongesteld is.
Op het armen concert van „Sempro
Crescendo", Vrfidag 27 Februari te geven,
zullen als solisten optreden mejuffrouw Joh.
Kempees, uit Amsterdam (zang), en mej.
Juliette Mertens, uit Antwerpen, (piano). De
orkestwerken z()nde 8ste Symphonic van
Beethoven„Gruss aus der Feme," intermezzo
van Verhulst, en „Suite algérienne" (lste
uitvoering alhier) van Camille Saint Satne.
-- In de zitting der Eerste Kamer van de
Staten-Goneraal heeft de heer Verheyen, naar
we reeds meldden, opnieuw eene lans gebro
ken voor ons Museum van Natuurlijke His
torie en, gesteund door den heer Vlruly, de
noodzakelijkheid betoogd der stichting van een
nieuw gebouw, ten einde de enorme schatten,
welker bezit ons door do meeste natiën wordt
benijd, voor ondergang te behoeden.
Sedert 1S22 is dat nieuwe gebouw een
dringende eisc-h geworden en het zal den
ijverigen directeur van dat museum, dr. F. A.
Jentink, stellig genoogen doen dat hy in de
hoeren Vorheyen en Viruly zulke krachtige
bondgenooten in zijn onvermoeid streven heeft
gewonnen.
Uit het antwoord van don minister, dat wjj
hieronder laten volgen, blijkt dat er vooreerst
geen uitzicht is op het vervullen van den
sedert 1822 gekoesterden wensch. Het heeft
dus nog niet lang genoeg geduurd en wij
begrijpen niet hoe het hoofd van het Depar
tement van Binnenlandsche Zaken de verant
woordelijkheid durft aanvaarden voor het be
stendigen van den tegenwoordigen toestand.
Aan waarschuwingen heeft het nu toch niet
ontbroken
Examen nuttige handwerken te 's-Hage.
Geëx. 10 cand.geslaagd de damesL. Ruijter
en A. Zee, beiden van HoornJ. P. Winde-
roode, 6. M. A. Tan Duuren en E. IV. Van
't Hooft, allen van Leiden; B. C. Ledeboer,
van Loenen aan de Vecht, en M. P. Van
Houte, van Lsiderdorp.
De uitslag van het te Utrecht gehouden
examen in de nuttige handwerken is als
volgt: Geêx. 7 cand.; geslaagd de dames:
N. De Boer, G. Egmond en M. P. Van "Wjjk,
van Hoogwoud; A. C. Boom, van Leiden, en
M. M. Moerkoert, van Utrecht.
Benoemd is tot onderwijzeres te Katwijk
aan den Rijn mej. A. W. D. Juta, van Leiden,
en tot onderwilzers te Katwijk aan Zee werden
gekozen de heeren A. De Hulln, van Lange-
ruigeweide, en A. Westerbeek, van Dwingeloo.
Eerste Kamer. Tot rapporteurs over
de Stedenwet werden benoemd de heeren
Kappeijne van de Coppello, Rengers, Van
Roijen, Van Gennep en Vening Meinesz.
B(j het voortgezet debat over het hoofd
stuk binnenlandsche zaken verdedigde de mi
nister, do heer De Savornin Lohman, de nieuwe
schoolwet, als een middel om het onderwijs
meer tot zijn recht te doen komen. De re
geering moet gelegenheid geven goed en ge
makkelijk onderwys te krygen. Maar de roe
ping der ouders is voor de opvoediDg te zorgen.
Dwang tot onderwijs moet niet vanderegee-
riDg uitgaan, maar van het volk. Het besef,
dat hot kind moet opgevoed worden, moet
by de ouders liggen. Herhalings-onderwys
wil hy gaarne bevorderen.
Voor de uitvoering der wettelijke bepalingen
omtrent de vrye oefening in de gymnastiek
zal wel eene practische oplossing gevonden
kunnen worden. Wat de akte-examens M. O.
in talen aangaat, de slechte resultaten zyn
vooral het gevolg daarvan, dat zy, die hst
examen afleggen, niet genoeg wetenechap-
peiyk ontwikkeld zyn. Zonder kennis van
oude talen zyn de taalc-xamens zeermooilyk,
omdat nu aan de Hoogeschool daarin onder
wys wordt gegeven. Een nieuwe leerstoel in
het Fransch zou dus weinig baten.
Ten aanzien van do gebouwen erkent de
minister dat voor het Pharmaceutisch Labora
torium en voor het Museum van Natuuriyke
Historie te Leiden verbetering gewenscht is.
Men kan echter niet alles te geiyk onder
nemen. De vraag is wat, om de begrooting
niet te hoog op te voeren, het eerst noodig
ie. Er zyn thans gebouwen in uitvoering, die
drie jaren zullen vorderen. Als de gebeuwen
voor het Ziekenhuis te Leiden in 1893 vol
tooid zyn, zal 't eerst aan de orde komen
het Pharmaceutisch Laboratorium.
Het is waar dat iemand, die aangezocht
was als pharmaceutisch hoogleeraar op te
treden, daarvoor wegens het laboratorium
heeft bedankt; doch de minister meende voor
zulk een precedent zich te moeten wachton
en hij heeft dus een ander voorgedragen.
Toch erkent hy, dat het laboratorium noodig
verbetering eisebt, evenals het Museum van
Natuuriyke Historie en het Ethnographisch
Museum, dat in vyf pakhuizen is geborgen.
Daaraan zal de Regeering te zyner tyd hare
aandacht schenken.
Wat de ïykverbranding betreft, houdt de
minister vol, dat de Regeering het oppertoe
zicht heeft over de bewaring der lyken. De
heer Van Gennep zei, dat de rechterlijke en
andere autoriteiten er niet tegen waren. De
minister meent dat na het advies der Aca
demie van Wetenschappen dit niet zoo per
tinent volgt. Van de rechterlyke ambtenaren
waren er eenigen, die wel bezwaar maakten
in den geest van het rapport der Academie.
Hot is niet de vraag of verbranding gevaar
zal opleveren, maar de vraag is of do Regee
ring mag bevorderen, dat crematie algemeen
wordt, en of dit uit het oogpunt der justitie
gewenscht is. Het onderzoek zou dan weinig
beteekenen on louter eene formaliteit worden.
Men beweert dat de minister uit onverdraag
zaamheid handelt. Van hem is zeker eene
wyziging en begrafeniswet in den zin der
crematie niet te wachten; dan toch zou de
wyziging opgevat worden in den zin, dat het
onverschillig is met de oude traditie van be
graven te breken. Voor dit belang der cre
matie wil deze Regeering met breken met
de traditie. De liberalen zouden dan van het
ministerie spreken als indertyd van het mi
nisterie-Van der Brugghen. Laten de liberalen
eene dergeiyke wyziging voorstellen als ze
aan de Regeering zyn. Op hun monument
zal men dan kunnen scbryven: „Deze urn
bevat de assche van het ministerie van ïyk
verbranding."
De heer Alberda keurt vrystelling van school
geld by herhalingeonderwys zeer goed. Hy
constateert dat de minister in beginsel niet
tegen leerplicht is. Hy blyft aandringen op
een antwoord des ministers omtrent hot
onderwys voor vrouwen.
De heer Van Gennep kan natuurlyk tegen
den onwil van den minister om de ïykver
branding te bevorderen niets doen. Diens
argumenten acht hy zeer zwak. Spr. houdt
vol dat de conclusie van de meerderheid der
deskundigen is dat ze geeD bezwaar hadden
ook de Academie niet.
De minister: Neen, die had wel bezwaar.
De heer Van Gennepik moen van niet.
De minister (na nadere doorlezing van het
rapport)u hebt gelyk.
Do heer Van Gennepdat dacht ik ook
(gelach). Men wil alleen de gorechtelyke lyk-
schouwing laten voorafgaan. Ook prof. Van
dor Hoeven, een onzer grootste criminalisten,
staat aan sprekers zyde. Reeds iets is ge
wonnen nu de minister erkent, dat het be
zwaar niet groot is, als weinigen zich laten
verbranden. Spr. meent dat de aanloop zoo
groot niet zal worden, en als de aanloop groot
wordt, waarom zal de minister zich dan tegen
den volkswil verzetten? Ook by het begraven
moesten meerdere waarborgen genomen wor
den men denke aan de Leidsche gifmengster
geschiedenis. Wat het christeiyk argument
betreft, de minister zegtDe crematie is een
heidensch gebruik. Specifiek christeiyk is echter
begraven niet, want de Mahomedanen en
sommige heidenen begraven ook, en is het
specifiek christeiyk, lyken op jenever, bran-
dewyn of rum te laten zetten? Wy vragen
enkel vryiating en staan dan op een onwan-
kolbaren rechtsgrond, een woord, dat den mi
nister uit den schoolstryd aangenaam in de
ooren moet klinken. Spr. meent dat de minis
ter zelf niet vry is, maar gebonden is door
de Katholieken, die de lijkverbranding bestry-
den, en by zyn eigen vryheidszin verloochent.
Eigeniyk loopt hy aan oen Katholieken leiband.
De minister van binnenlandsche zaken zegt
geenszins tegen ontwikkeling der vrouw te
zyn, maar meent dat voor de opleiding van
onderwyzeressen de Regeering het particulier
initiatief kan steunen. Wat de ïykverbranding
aangaat, do minister meent dat de liberalen
de keuze der wetten hebben als zy aan 't roer
zyn. Nu moet hy die keuze aan de tegen
woordige Regeering overlaten. Als Kamerlid
zou hy zich misschien niet verzetten togen
de crematiewet, maar iots anders is deze wet
zelf voor te stellen. Hy heeft niet gezegd, dat
het begraven specifiek christeiyk was, maar
dat in christelyke landen begraven wordt. Do
Acad9mie hooft het onderzoek opgedragen aan
eene commissie, speciaal bekend met de moei-
lykheden van het onderzoek, en deze heeft
daarop gewezen. Aan hot oordeel dier com
missie hecht hy meer dan aan het oordeel
der Academie. Alle autoriteiten zyn in geen
geval voor ïykverbranding; er zyn ju3titiéele
autoriteiten, die de crematie afraden, ook by
voorafgaande ïykschouwing.
De heer De Bruyn betreurt de uitlating
aan het einde der rede-Van Gennep. Zulke
woorden zou spr. zich in het dagelyksch leven
1 niet laten toestaan. Ware vrijheid is eikaars
gevoelen te eerbiedigen.
De toon van den heer Van Gennep was scherp.
Als de Katholieken crematie nalaten, dan doen
zy dat uit eerbied voor de nagedachtenis van
de dooden.
De heer Van Gennep zegt dat men op
politiek terrein' tot de hardhuidigen moot be-
hooren. Eene ongepasto uitdrukking heeft spr.
niet gebruikt en de toon kan niet eene belee-
diging vormen. Hy hooft gezegd dat men in
Rome crematie had afgekeurd als uitbroedsel
der vrymetselaren.
Het hoofdstuk Binnenlandsche Zaken werd
daarna aangenomen.
By het hoofdstuk Marine critiseerde de
heer Van Alphen in vele opzichten het beleid
van den minister; hy zou tegen het hoofd
stuk stemmen.
De heer Prins critiseerdo do contracten
met de Koninklyke Fabriek te Amsterdam,
als eene ongemotiveerde welwillendheid.
Heden was de minister aan het woord.
Dezer dagen is het overlyden gemeld
van den bekenden schilder Jongkind, te Cöte-
Saint-André (dep. Isère.)
Ofschoon Jongkind het grootste gedeelte
van zyn leven in Frankryk doorbracht, was
by niettemin Nodorlander van geboorte.
Omtrent de finantiOele omstandigheden,
waarin hy verkeerde, worden echter minder
juiste en minder gunstige mededeelingen door
enkele bladen gedaan, welke wy, op grond
van vertrouwbare 'Dron (nl. van iemand, die
hem reeds van zyne jeugd af goed gekend
heeft en nog kort voor zyn dood een brief
van hem ontving), kunnen tegenspreken.
Het eerste levenslicht in een plaatsje in
Drente aanschouwd hebbende, werd by hem als
knaap reeds spoedig opgemerkt dat hy gevoel
en aanleg voor de kunst had.
Toen zyn vader, die ryksontvanger was,
was overleden, ging zyne moeder, van een
pensioen levende, te Maassluis wonen. Van
daar sommigor meening waarschynlyk dat hy
in den omtrek van Rotterdam werd geboren.
Later kwam hy in Den Haag, waar hy een
leerling van Schelfhout werd en een paar
vermogende en aanzienlyke ingezetenen zich
tot hem aangetrokken gevoelden.
Tydens in de residentie het standbeeld van
Willem I onthuld werd, vostigden deze heeren
de aandacht van wijlen Koning Willem III,
die toen nog Kroonprins was, op hem, en het
gevolg was dat Jongkind werd opgenomen
onder de pensionaires van Z»K. H., die hem in
staat stelde zyne verdere studiën voort te zetten.
Jongkind vestigde zich eindelijk te Parys
en later in bovengenoemd plaatsje in het Isè.-e-
departement, waar hy druk arbeidde.