N°. 9496.
-
I>onciei*<iaa; 4> Februari.
A0. 1391.
(Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gen- en feestdagen, uitgegeven.
1S31 5 Febr. 1891.
Leiden, 4 Februari.
Feuilleton.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandeD.7ÏT."f 1.10.
Franco per post1.40.
AlzoDderliJke Nommers.;0 0.05.
PRUS DER ADVJ3RTENTLÊN:
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel moer ƒ0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor liet
incaseeeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berebonè.
Offloieele Keu u i ■gerimgen,
De Burgemeester der gemeente Leiden,
Gezien het besluit van den Heer Commissaris des
Konings in de provincie Zuid-Holland, van den 16den
Januari 1891 (Provinciaal blad No. 5), houdende
regeling van de loting voor de Nationale Militie,
en waarby den Burgemeesters der gemeenten, waai
de leting plaats beeft, o. m. wordt verzooht em al
do hun ten dienste itaande middelen aan te wenden
ter voorkoming van dronkenschap bij
gelegenheid der loting;
Noodigt do lotelingen dezer gemeente voor do
lichtiDg van dit jaar ernstig on dringend uit, zich
bij gelegenheid der loting geheel te onthouden
van het gebruik van sterken drank cn
daardoor zich te vrijwaren, niet alleen voor öe
faaadeolige gevolgon van dronkenschap in liet alge
meen, maAr ook voor de straffen, by do Wet tot
ijjfreteugeling van openbare dronkenschap bepaald,
pxterwijl tevens met nadruk wordt gewezen op de
j -'"Étrafbepalin?, by art. 252, lo., van bet Wetboek
van Strafrecht gestold tegen bet toedienen van
i bedwelmenden drank aan iemand, die in konuelykea
etaat van dronkonschap verkeert.
Leiden, De Burgemeester van Leiden,
4 Februari 1891. DE KA.NTER.
In 's lands historiebladen staat de daad van
Reinier Ciaassons vermeld, die, om niet in de
handen der Spanjaarden, die zyn reddeloos
geschoten schip besprongen, te vallen, den
hrand in hot kruit stak en liever zijn leven
en dat dar zijnen opofferde dan smadelijk van
zijne bittere vijanden bejegend te worden.
Dat voorbeeld stond gewis onzen heldhaftigen
landgenoot Jan Carel Josephus Yan Spoyk
voor oogen, toen hjj heden vóór 60 jaren
eene gelijke kloeke daad bestond, om da oer
der Nederlandsche vlag te redden. Ook h(j
offerde liever zijn leven op dan te zien, dat
zij van de boot, waarover hg als luitenant
het bevel voerde, werd gehaald en door de
Brabantsche kleuren vervangen.
Er zijn er, die eene zoo kloeke daad min
achten, maar dezulken vergeten het, dat een
moedig officier niets smadeljjkers acht dan
de beschimping zijner vlag, voor hem het sym
bool van eer en toewijding. Deze te redden,
daarvoor is hem niets te dierbaar, zolfs zijn
eigen leven niet en dat dor zijnen, die als
trouwe, moedige zonen dos lands evenmin
kunnen dulden, dat haar smaad wordt aan
gedaan.
Van Speyk had het vorig jaar don 27sten
Oct. den Antwerpenaren, die het durfden wagen
hem met een kogelregen te begroeten, waar
door een 4-tal zijner mannen was gekwetst,
getoond, welk eeno onversaagdheid hem be
zielde. Op zelfbehoud bedacht, opende hy zijn
kanonvuur eu werd hierin weldra door de
gansche vloot en de bezetting op het kasteel
gevolgd. Zóó moedig weerde Van Speyk zich,
dat de verwaten Antwerpenaren hem den
naam gaven van den Vuurduivel.
B{j onderscheidene gelegenheden had onze
held betuigd, dat, zoolang er nog kruit aan
boord ie, geen officier zyn schip behoeft over
te goven; en aan zijne familie had hij ge
schreven, liever een Ciaassens dan een Daine
te worden; zoodat hot blijkt, dat hy in zulk
een geval onherroepeiyk zijn besluit had ge
nomen.
De Schelde zonder drjjfijs zijnde, keerde de
Nederlandsche llotielje, uit 9 kanonneerbooten
bestaande, op bevel van den kapitein-luitenant
Koopmans, in den ochtend van den 5den
Febr. 1831, naar Oosterweel terug. Daar be
vond zich dus ook Van Speyk met zyne boot
No. 2, toen, omstreeks 9 uren, eene hevige
stormvlaag uit het noordwesten zyn vaartuig
naar den Antwerpschen wal deed afdryven.
Vlammende blikken wierpen de vyanden van
den wal en het fort op zijne kanonneerboot.
Van Speyk stelde al het mogelyke in 't werk
om, door het inhalen der zeilen en het uit
werpen der ankers, zijne boot door den wind
te krygendoch de storm was hem te mach
tig. Tevergeefs worsteldo hy tegen wind en
stroom, terwyi hy zyn trouwhartigen schepe
lingen toeriep: „Indien zy begiDnen, zullen
wy ons best doen!" Andermaal weigerde de
boot, welke pogingen hij ook beproefde, te
wendenzy bleef, ten noorden van St.-
Laurent, even beneden het Bassin, mot den
achtersteven aan den grond onbeweegiyk
vastgeklemd. Daar komen zyne vyanden aan,
zy willen het weerlooze vaartuig overrom
pelen. „Terug I zoo ge uw leven lief hebt!"
klinkt hun uit den mond onzer onverschrok
ken zeelieden toe. „Terug!" herhaalt de vast
beraden Van Speyk. Doch vruchteloos! De
Belgische kapitein Grégoire, stout op zijne
overmacht, springt met een aantal gewapende
manschappen op de boot, terwijl sommigen
op den wal hunne geweren laden en anderen
met sloepen naderen om het vaartuig te en
teren. Van Speyk is overmand. Wat zal hy
doen? Z'ch overgeven? Neen, liever wil hy
Ciaassens zijn dan de rol van Daine ver
vullen. „Stryst de vlagl" roepen zijne vyan
den en verstouten zich de hand aan do roem
rijke vlag der vaderen te slaan. Moot deze
plaats maken op den bodem, waarover hem
het bevel is toevertrouwd, voor de Brabant
sche kleuren Zy beschouwen hom als een
overwonneling en olschen zyne papieren.
Onder dit alles behield de kloeke Van Speyk
zijne tegenwoordigheid van geest. Rustig ant
woordt hy: „Ik zal ze gaan halen". Hy be
geeft zich naar de kajuit, niet om ontrouw
te worden aap zyn eed, neon, maar om de
vlag, ten koste van zyn bloed en dat zyner
laaghartige aanranders, voor het oog van
goheel Europa te redden.
Reeds sedert oenige dagen heeft hy don
sleutel in de deur der kruitkamer gelaten,
zeggende: „Men kan nooit weten, wat er
gebeurt." Zjjn oppasser Weiier, die zich op
dit oogenblik in de kajuit bevond, bevroedde
het ontzettend besluit van zijn bevelhebber,
toen deze met een geladen geweer naar de
kruitkamer ging. Met bevende lippen vroeg
hy: „Commandant, gaat gy vuur in 't kruit
steken?" „Jongen, berg je!" roept hy hem
toe, waarop deze overboord springt en al
zwemmende het leven behoudt. Nog eenige
oogenblikken wacht Van Speyk, ten einde
zgne matrozen gewaarschuwd zouden kunnen
worden en zich redden. Daarop treedt hy in
do kruitkamer, brandt het geweer af in het
kruit en vliegt met vriend en vijand in de
lucht. Verschrikkelijk is de uitwerking, maar
jSeerlands vlag is gered.
Van verontwaardiging gloeiden zyne wapen
broeders over hot schandeiyk overrompelen
van een gestrand oorlogsvaartuig, in een tyd
van wapenschorsing. Zy brandden van vee-
langen om weerwraak te nemenDoch alle
wraak bleef achter, wijl de bevelhebbers zich
beUverden, om het scheepsvolk tot bedaren
to brengen.
Des anderen daags waaiden op do geheele
Nederlandsche vloot, ja, ook op de schepen
van onzydige mogendheden, die op de Schelde
lagen, alle vlaggen en wimpels, ten teeken
van rouw, halverstok.
Wy hadden hot verlies van onzen held
haftigen Van Speyk met zyne braven te be
jammeren, maar zijn luisterrijke dood tot be
houd van de vlag geeft liem eene plaats in
do geschiedenis naast De Lange en Ciaassens
en terecht zegt baron Chassé in zijne dag
orde „de late nakomolingschap zal zyn aan
denken met erkentenis zegenen."
Het stoffeiyk overschot van den onvergo-
teiyken Van Speyk werd op 's lands kosten
te Amsterdam in de Nieuwe kerk begraven,
waar een gedenkteeken te zyner eore werd
opgericht, terwyl er een oorlogsvaartuig en
de nieuwe vuurtoren te Egmond aan Zee naar
zynen naam genoemd werden.
Toen de stoet het Burgerweeshuis genaderd
was, werd daar eenige oogenblikken stand
gehouden, ter eere van het gesticht, waar
Van Speyk zyne opvoeding ontving.
Redenaars en dichters prozon als om stryd
den lof van den jeugdigen, onvorschrokken
held, en na 60 jaren brengen wy hem nog
onze hulde en eeren wtj hem als een trouw
dienaar van zyn Koning en Vaderland, ja,
wy zeggen het volmondig den dichter na:
„Dat hooggestemde zielsgevoel,
Aan eer en deugd verpand,
Was in der vaauren heldeneeuw
De kracht van 't Vaderland!"
Hedennamiddag aanvaardde dr. W. Nolen,
als opvolger van prof. dr. G. D. L. Huet,
hot hoogleeraarsambt in de geneeskunde,
kennis der geneesmiddelen en geneesmiddel
leer, aan de universiteit alhier met het houden
eener redevoering over „Bacteriologie en
Geneeskunde."
Het opgekomen publiek tot by woning dezer
plechtigheid was zeer groot. Behalve curatoren,
hoogleeraren en studenten, waren ook vele
dames en verdere belangstellenden aanwezig,
zoodat het groot auditorium werkeiyk te klein
was om allen te bevatten.
Velen konden dan ook zelfs geene staan
plaats machtig worden en gingen daarom
onverrichterzake heen.
Hieruit blykt opnieuw dat de naam van
„groot auditorium" slechts oen ydelo klank is.
Zou hieraan, na de restauratie, welke het
oude academiegebouw heeft ondergaan, thans
ook niets te doen zyn, vooral nu een nieuw
Leidsch universiteitsgebouw toch tot de vrome
wenschen blyft bohooren
Het doctoraal-oxamen in de rechtsweten
schap is aan de universiteit alhier afgelegd
door den heer C. Maarschalk.
127 jongens van de Kweekschool voor
Zeevaart alhier, zullen den lsten April over
gaan aan boord van het opleidingsschip „Ad
miraal van Wassenaar" te Amsterdam. Een
ongeveer gelyk getal (de oudste afdeoling)
zal met dien datum het opleidingsschip als
lichtmatroos verlaten.
Van het „Woordonboek der Nederlandsche
Taal" verscheen heden de 2do aflevering van
het 5de deel, bevattende de woorden Gloed
Godsvertrouwen, bewerkt door dr. A. Beets
en dr. J. W. Muller.
Tot gemeentegeneesheer te Epe is be
noemd de heer P. Loeff, aris te Leiden.
Tot wethouder te Alfen aan Jen Ryn is
benoemd de heer N. D. Kemink, hd der Pro
vinciale Staten.
Tot gemeente geneesheer to Aalsmeer is
benoemd de heer Snethlage, arts aldaar.
DE TWEE NEVEN.
Novelle van
W. MILDE BRAND.
30)
f „Pleegt oen kamermeisje of eene arme hof
dame, want ik weet niet recht onder welken
titel zy onder het hofpersoneel voorkomt,
aldus op to treden?" ging Hendrik voort.
„En kyk dan onze waarde mynheer de opper
houtvester eens! Zie eens met welk eene
zorgvuldigheid hij eiken wensch van Sofia
bevredigt! Het is of hy hare behoeften in
I hare oogen leest. Vanwaar heeft hy dan ook
zyn hof-invloed? Wie van hen beiden heeft
H grooteren invloed? Leeft zy door hem of hij
t door haar? Hy hoeft Sofie aan het hof ge-
f bracht, dat weet zy en daarom bevordert
zy zijne belangen zooveel in haar vermogen
is. Wanneer hot zyn rustloozon bemoeiingen
dan ook gelukken zou Sofie, hetzy in de
residentie, hetzy daarbuiten, een passend
onderkomen te verschaffen, zoo kan het alleen
met bewilliging van den hertog; daardoor
toont hy ook de meest invloedryke man des
lands te zyn."
Doodsbleek liet Leo het hoofd hangen. Al
zijn gewaand geluk, zyne zaligste hoop was
in enkele minuten vernietigd en voor zyn
geostesblik spreidde zich weer die trooste-
looze dorheid uit. Had de hertog hem daarom
met zooveel welwillendheid ontvangen? Had
den de bekenden van Sofie hem daarom zoo
dikwijls in de gelegenheid gesteld haar te
ontmoeten
En had de opperhoutvester daarom geene
gelegenheid laten voorbygaan om haren lof
uit te bazuinen? En Sofie zelTe? Hy haalde
de schouders op. Welk een duivelachtigen
aanslag had men tegen zyne eer, tegen zyn
heiligste gevoel gepleegdHoe gelukkig achtte
hy het, zyn hartsgeheim nog aan niemand
te hebben geopenbaard en dat een gelukkig
toeval hem nog bytyds de oogen had ge
opend, dat hy volkomen vry was en nog
in staat de draden, door eene eerlooze en
hoofsche intrigante hem gespannen, met dén
slag te verbreken.
Hendrik scheen eerst nu op te merken,
hoe verstoord zyn neef er uitzag.
„Wat scheelt je?" vroeg hij deelnemend.
„Wat schort er aan? Ben je ongesteld? Ge
ziet er zoo bleek uit!"
„Ik geloof dat ik niet wel ben. Misschien
is bet van die sigaar; ik weet niet wat my
scheelt, by het opstaan voslda ik het a), ik
moet frissche lucht hebben, dan gaat het,
denk ik, weer over."
„Laten wy dan maar wat gaan ryden.
Bezoeken in de stad zullen je wel afleiding
geven 1"
Leo haalde do schouders op en schudde
het hoofd.
„Geene bezoeken meer", zuchtte hy. „Ik
meen dat juist die bezoeken mij ziek ge
maakt hebben. Het leven hier deugt niet
voor my. De lucht hier is my te duf, te
zwoel, te drukkend. Ik moet weer op reisl
Ik heb behoefte aan opwekking; ikhebvroo-
lijk, uitgelaten gezelschap noodig. Hier houd
ik het niet langer uit."
„Dat wag mijn idee al iang en ik heb er
my in stille over verwonderd, dat go het
hier zoolang hebt kunnen uithouden. Maar
we kunnen toch onmogeiyk op ditzelfde oogen
blik in een rytuig stappen en de wijde wereld
ingaan!"
„Dat zou ik juist het liefste doen. Zonder
afscheid te nomen, vertrekkon zoo ver moge
lijk hier vandaan."
„Juist, ik ben ook geen vriend van lange
afscheidsvisites", antwoordde Hendrik, zonder
de minste verwondering over Leo's plotse
linge verandering van gedachten te laten
bljjken. Tot morgen, op zyn faatst overmor
gen, kau alles weer reisvaardig zyn, als ge
by uw voornemen blyft. Maar wat wilt ge
beginnen tusschen dit oogenblik en uw ver
trek? Hier blyven? U opsluiten? Grillen...
want hierop zal het wel weer uitloopon. Ik
maak u een voorslag 1 Wy nemen het beste
voor lief, wat ons aangeboden wordt, en gaan
naar Doretti. Daar treffen wy ten minste
vroolyke, levenslustige officieren aan, die zich
ovor onzen hertog, zyn hof cn alles, wat
daarbij behoort, verkneuteren, en met wie we
nog eens een aangenaam uuuj-j slyten kun-
non. Dat brengt u wellicht tot andere ge
dachten en geneest u, omdat het u ver
strooiing aanbrengt."
De jonge graaf nam zwygond en onver
schillig den voorslag zyns neefs aan. Deze
echter was nog zelden zoo spraakzaam en in
goede luim geweest als heden; hy keu
velde, lachte, vertelde anekdoten en vierde
zyn treffenden en meestal bijtenden spotlust
den vryen teugel, terwyl zijn hoorder, wien
het hart van weemoed brak, hom in stilte
dankte dat hy hem de moeite spaarde aan
het gesprek deel te nemen en zich misschien
te verraden.
(Wordt vervolgd.)