N<> 9493 Maandag 2 Februari. A" 1891. §eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <£on- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VLEK Bladen. Kikeriki. Nog iets over Turfstrooisel. Feuilleton, Leiden, 31 Januari. PEUS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommere0.0B. PRIJS DER AD VERTEN TIEN: Van 16 regels 1.05. Iedere regel meer/6.17£ Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in- casseeren buiten do stad wordt 0.10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt bfl dit nommer verzonden No. 19 van Kikerïki. Uit een vorig artikel ia genoegzaam geble ken, dat turfstrooisel met succes het atroo in den stal kan vervangen 6D, wil men het ook al niet onder de koeien gebruiken, in de hokken der jonge schapen en der kalveren, alsmede onder paarden en varkens, is het schier onmisbaar. Maar, dan moet het droog Z0n. Dit is, dunkt ons, zonneklaar. Omdat het veel vocht kan aantrekken en vasthouden, is 't een gewenscht materiaal; ergo, als het dat niet meer kan, verliest het een deel van zijne waarde. Bovendien is vochtige turfmolm veel te duur in het gebruik; immers, water is overal te kust en te keur om niet te ver krijgen en het dan koopen, met het strooisel mee, neen, dat is al te onnoozel. Onvoorwaardelijk moet het nieuwerwetsche strooimiddel droog zpn en dat is het by lange na niet altjjd. Zoo men weet, komt het in balen geperst in den handel voor en nu kan het persen niet goed geschieden zonder van te voren den turfmolm een weinig bevochtigd te hebben. Dat is jammer, want, nog eens, men wil wel molm, maar geen vocht koopen. Edoch, er bestaat bier een uitweg, dien we aanstonds zullen doen kennen. Behalve droeg, moet de turf poreus en sponsachtig zpn, eigenschappen, die ook de waarde van het strooisel bepalen. Immers, hoe poreuzer het is, hoe mosachtiger dus of hoe meer open, hoe meer vocht het ook zal kunnen opnemen en juist daarom moet het -ons te doen zpn. Het gaat hier niet aan te zeggenturf ie turf, of molm is molm. De bovenste laag der hoogo venen, die is het, welke we moeten hebben. Zij bestaat uit verweerde mossen en heideplanten. Het veen, dat lager zit, is te hard, te dicht, te weinig poreus en tevens te zwaar. Het neemt weinig vocht op en vergaat óf in 't geheel niet bf uiterst langzaam, gelijk zp by uitstek goed weten, die in eene veenstreek wonen. Om die reden gebruikt men dan ook de hardste, de slechtste turf om er huizen op te bouwen. Als men een uiterst harden turf een jaar lang in den grond legt en hem na dien tijd X>JE l'WEK KEVEN. Novelle van W. IiaaEBRAKD. 25) „Ik kan mp evenwel niet voorstellen", ging de opperhoutvester ongeloovig voort, „hoe uit een jongen wolf ooit een goeden hof hond kan groeien." ,0 kunt u daarop gerust verlaten, oomlief," viel Leo in. Hendrik is niet meer zoo, als hij vroeger wae. De bittere ervaringen des levens hebben hem gebeterd. Hj) is ernstiger, rus tiger en vertrouwbaarder geworden. Ik heb hem langen tfld stil gadegeslagen en kan u verzekeren da. hfl thans alle vertrouwen ver dient. Men kan hem toch moeilijk voor een paar wilde jougensst eken zijn geheele leven laten boeten? Geloot mij, hjj 13 werkelijk een geheel ander' en beter menscb geworden." „Ik wil hopen, dat ge gelijk hebt. Hoe lang denkt ge bom te zpner volmaking onder uw toezicht te kendenV' Leo beet zieh op de lippen. „Daar hebbes we nog niet over gespro- j ken; doeb ik hoop dat er zich by den militairen stajtd el bp het hof wel spoedig te voorschijn baalt, dan is hjj onveranderd gebleven, behalve misschien dat h(j een wei nig zwaarder is geworden, door het vocht, dat h(j langzamerhand heeft opgenomen. Als men dus, in eene veenachtige streek wonende, denkt: „wacht, hier in m(jn land, ter diepte van één of twee meters, zit veen, dat zal ik laten uitsteken en drogen en daarna gebruiken als strooisel, dan handelt men ver keerd en zal het spoedig blijken, hoe men buiten den waard heeft gerekend. Al nam dit veen vocht op, dan toch zou het op het veld blijken, hoe verkeerd dit materiaal was, want het zou daar niet uiteenvallen, maar in klon ters blijven liggen, die niet dan na zeer lan gen tijd uit elkaar zouden vallen, aangenomen dat ze het nog deden. De vlossige, mosachtige bovenlaag der hooge venen verkruimelt wel op veld en akker en daarom is ze ook zeer goed op grasland te gebruiken, te meer, wanneer ze direct kennis maakt met de kettingegge; deze wrijft of schuurt haar geheel uiteen en daarna loogt elk regenbuitje haar uit en voert dus de plantenvoedende stoffen, die ze uit den stal meenam, in den grond. Omdat de waarde van dezen grootendeels afhangt van den hu mus, dien ze bevat, achtten we het volstrekt niet verkeerd als ook het stroo in den vorm van mest tot hem terugkeert. Hoe meer mest, hoe meer producten! De mest i3 de ziel van den landbouw, zijne leven wekkende kracht, en wie die kracht in al hare volheid weet te onderhouden, zal onder vinden, dat de grond hem nooit zal te leur stellen, niet medegerekend natuurlijk de ge vallen, waarover we niet hebben te beschik ken (weer, groeikracht). En nn dia uitweg, waarvan we straks spraken. Turf moet onvoorwaardelijk droog zjjn en blijven. Gesteld nog, dat we de ge perste balen molm zoo droog mogelijk ont vangen, kunnen we ze dan droog houden Buiten bewaren, gaat niet, in de schuur ne men ze veel plaats weg en staan ze toch ook bloot aan vochtige lucht. Wat dan? Als we eens de turf kochten, de lange, Friesche of bakkersturf, en we gingen daarvan hot stalmateriaal eens maken met behulp van eene bijll Omslachtig? Och, dat lijkt erger dan het is; immers, die turf is zóó zacht, dat ge ze met de handen wel klein en fijn kunt kry'gen en dan, niet alle dagen behoeft de stal van turfstrooisel te worden voorzien. Dat kleinmaken heeft niet veel om het lijf en kan zelfs wel met een hamer geschieden. „Maar het bewaren der grondstof," zegt eene gelegenheid zal voordoen, waarbjj hy eene passende betrekking kan erlangen. Ik reken daarojj op uwe voorspraak. In het ergste geval kunnen wy hem helpen, in het buitenland een bestaan te veroveren." „Hm, hml Dat gaat in den regel geheel anders dan ge u dit voorstelt. Ik kan wel licht in het laatste geval het mijDe er toe bijdragen. Heeft bij uwe kas ook goed aan gesproken „Na deD eersten grooten nood, uit welken ik hem gered heb, niet moer. Integendeel ben ik verwonderd geweest over het weinige, dat hy my in den meest bescheiden vorm vroeg en hetwelk lip mij door eene nauw keurige en conscientieuse behartiging mijner aangelegenheden dubbel vergold." „Zeer goed, zeer braaf!" De opperhoutvester keek eenigen tjjd naar den gronddaarna zjjn neef onderzoekend aanziende, vroeg hy „En zjjt ge met de sommen, welke ik u gewoonlijk toezond, steeds toegekomen?" „Beste oom", bad Leo, wien opeens het schrikbeeld van wisselberek mg in de ge- dachten kwam, waarop Hei drik hem dien ochtend reeds had voorbereid, „beste oom, nu als 't kan, geene zaken! Later wel, als u het goedvindt; Hendnk zal n in elk op- ge misschieD, en ge denkt natuurlijk aan de vochtige lucht, waarvan we zooeven spraken. Hot zou or treurig voor onze veenbazen uitzien, als ze hunne turf niet droog wisten te houden en ook als ze genoodzaakt waren haar in huis te bewaren 1 Neen, aan dat bewaren is niet het minste bezwaar verbonden. In de veenderijen ziet men honderden hoopen turf staau of zooge □aamde steupels. Als de turven goed aan de lucht zijn gedroogd, worden ze aan hoopen gezet en deze zorgvuldig met riet toegodekt, waarop (van boven) en waartegen (aan de kanten) men eenige schoppen aarde werpt. Aldus beschut, trotseert de turf de ergste regenbuien: ze blijft droog. Dit wetende,kan dus bet drooghouden der grondstof geen punt van bespreking meer uitmaken. En wat óók mooi is? Dat we de ruimte in de schuur ter onzer beschikking houden 1 Men heeft wel eens gezegd dat turfstrooisel- mest een nadeeligen invloed uitoefent op de hoeven der paarden, dat hy steengallen doet ontstaan, scheuren in de hoeven veroorzaakt, enz. Maar weet ge wat daaromtrent een des kundige zegt, de veeartsenykundige der Brus- selsche Tramwegen? Dit: „Turfstrooisel maakt het hoorn der hoeven niet week, maar on derhoudt zijne buigzaamheid en voorkomt daar door hoornschouron en steengallen. Een na- deelige invloed op den hoef zou slechts denk baar zijn als de paarden b. v. eene maand lang op hetzelfde bed bleven staan of de natte deelen niet werden weggenomen, maar in zulke gevallen zou stroo eindelijk ook nadeelig worden. Ik boud vol dat turfstrooisel de hoefgebreken tegengaat, dat het als legerbed boven stroo de voorkeur verdient en dienst doet als ontsmettingsmiddel in de stallen. Het is te betreuren, dat niet meer algemeen gebruik van turfstrooisel gemaakt wordt en dat zoovele landbouwers te onverschillig zijn om er de proef mee te nemen." Kudelstaart. G. Dbos. Wij ontvingen heden het negende jaarver slag van het bestuur der Vereeniging tot in standhouding van het Kolff-fonds te Leiden. Daaruit blijkt dat in het afgeloopen jaar met het verstrekken van geldelijke hulp aan Indische personen of hunne weduwen en weezen op ruime schaal werd voortgegaan, j Het bedrag aan in leen verstrekte gelden I steeg dit jaar tot f 5293.31'/,, terwijl, met j inbegrip van vroegere leeningen, eene som i van ƒ3343.01 werd terugontvangen. zicht meevallen, en veel beter nog dan ik bet u vertellen kan." „Ik heb er ook geen haast meeik zal met Hendrik wel afrekening houden, als het tyd is. Slechts ééne vraag nog: zyt ge nu en dan niet verplicht geweest, een wissel op mij te trekken?" „Neen, nooit! Het bedrag, dat u me toe- zondt, was steeds in orde en altoos vol doende." „Goed. Ik dank u!" „Waarom vraagt u dat zoo?" „Och, ik meende dat men op reis wel eens in geldverlegenheid kon zijn." „Dank Hendriks beheer, is dat bij mij nooit het geval geweest." „Zoo, zoo, dat is braaf van hem! Ge denkt zeker dadelijk naar Wulfenstein terug te rijden? Nu, w(j spreken elkaar nog later en op eene betere plaats dan hier op straat. Adieu, neef!" De vroolijke stemming van Leo was ver dwenen en tevergeefs trachtte hy daar weer in te geraken, als hy aan Sofie en den her tog daciit. Do vorige frischheid ontbrak aan hun beeld, steeds drongen gedachten aan Hendrik en den opperhoutvester daartusschen en met een onbestemd voorgevoel, voor welke grond hy zich geene rekenschap kon geven, Aan geleende gelden en renten daarvan had de Vereeniging op ultimo December te vorderen een bedrag van 4859.60, terwijl nog eene som van 1643.43'/, aanwezig bleef, waarvan ƒ1364.84 gedeponeerd was in de Leidsche Spaarbank. Aan bijdragen werden in Nederland ƒ142.50 ontvangendie uit Indiö waren aan het einde van het jaar nog niet afgedragen. Nog slechts twee jongelingen bleven aan de zorgen van het bestuur toevertrouwd, van wie een studeert in de geneeskunde aan de Academie te Amsterdam en een de lessen aan de Kweekschool voor de Zeevaart aldaar blijft volgen. De jongeling, die te Leiden op eene dor openbare scholen onderwijs ontving, is in den loop van het jaar naar Indiê bp zpn vader teruggekeerd. Hoewel dus de verrichtingen van het Kolff- fonds zich meer bepaalden tot het verleonen van hulp tot ondersteuning van persoDen, dan wel tot verzorging van kinderen of jon gelingen, zoo kan toch het bestuur, dat dit jaar geene wijziging onderging, met dank baarheid neerzien op het vele goede, door het Fonds teweeggebracht. Het kan dan ook niet nalaten wederom de Vereeoiging aan te bevelen in den steun van hen, die gaarne zien dat hulpbehoevende Indische ambtenaren, officieren of hunne weduwen en weezen op de voor deze zeker meest gewenschte wjjze worden bijgestaan. Het bestuur bestaat thans uit de heeren H. J. Bool, A. W. Sjjthoff, F. Van Ketwich, J. A. Van Hamel, Mr. J. J. Schneither en I. H. Van der Burg, secretaris-penningmeester. In het Nut8gebouw zullen Donderdag avond 5 Februari a. s. vergaderen leden van het departement Leiden der Nederiandsche Maatschappij ter bevordering van Nijverheid. De heer C. W. H. Verster zal alsdan eene voordracht houden over „heraldieke kunst, toegepast op kunstnpverheidvoortirengselen", toegelicht door eene tentoonstelling, in eene in deze courant voorkomende advertentie om schreven. Door den heer H. C. Kooiman is aan 's Rijks Ethnographi8ch Museum te Leiden ten geschenke gegeven eene hoogst belang rijke verzameling merkwaardige voorwerpen afkomstig van de inboorlingen in bet binnen land van den Congo-staat, wonende in het stroomgebied der Kassai-rivier. Eene beschrij ving van deze voorwerpen is opgenomen in de „Sts.-Crt." van heden. Aan den schenker is de dank der regeering betuigd. keerde hy na eenigen tijd naar zjjn kas teel terug. De volgende dagen werden gewijd aan het vernieuwen der kennismakingen van vrooger en het aanknoopen van nieuwe. De voorname edelman en rijkste grond eigenaar was overal een geëerd en welkom gast. De aristocratie der kleine residentie hechtte zich aan hem als eene ster van de eerste grootte; de officieren beschouwden hem als de rijkste cavalier de beambten zagen in hem den aanstaanden minister; de mannen van kennis en ontwikkeling hielden bem voor een dor hunnen. Graaf Leo voelde zich gevleid en geëerd en daardoor hersteld van zijne geestelijke verslapping en aangespoord tot meerdere en vruchtbare werkzaamheid. Hp werd leven diger en gezelliger en toen bp hem naast goede bezigheid ook eene hoopvolle, gelakkige stemming terugkeerde, was dit vooral te danken aan hot verkeer met zyne nicht Sofie, die geene gelegenheid liet voorbijgaan haren neef te zien en te spreken. Deze gelegenheden waren niet enkel by de feesten ten hove. V.'inU «TWJp'cU

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 7