lUIXLt
N°. 9481.
A0. 1891.
<§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Kikeriki.
IN BERENSTEIN.
Leiden, 17 Januari.
Feuilleton.
LEIDSCI
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor L«ld«n per S jnaenden. .";77;77r»TT 1.10.
Franco per po«t...7..777. V.Vi *77777 1.40.
Aftondorlfllce Kommen.77. 77T7777. i'0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere lettera near plaatsruimte. Yoor hot
inoas8«eren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Aan de Abo::né's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 17 van Kikeriki.
Eik seizoen heeft zijn eigenaardige bekoor
lijkheden; ja, wie goed acht slaat op de tee
kenen der tijden, kan na eenige jaren van
ondervinding en van zorgvuldige controle dor
overeenkomstige verschynselen, met genoeg
zame zekerheid bepalen door welke bijzondere
kenmerken iedere maand zich onderscheidt.
Onafhankelijk van barometerstand en wind
richting worden we in Januari steeds ont
haald op een regenbui van die bekende brief
jes, die ons komen mededeelen dat we „nog
open staan in het boek."
Nieuwjaarsrekeningen heeten die epistels.
Ten einde evenwel onze gezellige stemming
op den eersten dag dos jaars niet te versto
ren, wacht men totdat het ingetreden jaar
eenige etmalen oud is, en dan komen ze.
Ze komen en worden ontvangen, gelijk alles
wat verwacht werd; zonder een buitengemeen
vertoon van blijdschap over haar behouden
aankomsteen heel enkele maal met kwa
lijk verholen wrevel, dat ze niet nog een
poosje wegbleven. Soms worden er nog heel
philosophische gevolgtrekkingen gemaakt
„Je kunt wel zien dat het er bij N. niet org
breed aanzit, omdat hij nu reeds met zijn
rekening komt."
In ontvangst nomen, nazien, accoord be
vinden en voldoen, 't gaat om zoo te zeg
gen in éan beweging. Die geschiedenis is dus
gauw genoeg afgeloopen.
Jawel, zoo zou het moeten wezen. Maar
een aantal lui willen er langer pleizier van
hebben. Zij leggen van die papiertjes een
verzameling aan, in een geschikt hoekje van
hun schrijftafel. Een enkele maal gebeurt het,
dat men er verder in geruimen t(jd niet meer
aan denkt. De man, die het geld hoopte te
ontvangen om Z9lf aan zijn verplichtingen te
voldoen, vindt dat minder aangenaam, maar
durft zich niet al te gauw voor de tweede
maal aanmelden. We z(jn soms wat prikkel
baar, weet u, en worden nijdig als iemand
slechts verdacht wordt een zweem van twijfel
te koesteren aangaande onze soliditeit en
solvabiliteit. Zoo'n koopman, die ons zijn
waren leverde, en zoo'n werkbaas, die arbeid
voor ons verrichtte of liet verrichten en be
taalde ook, moet maar zorgen dat hij bedrijfs
kapitaal genoeg heeft om zijn klanten niet
ieder oogenbhk om betaling lastig te vallen.
't Is eigenlijk een vermakelijk slag van
lieden, die beren, en naar veler oordeel be
hoort het tot de kenteekenen van beschaving,
tot de attributen van een „fatsoenlijken stand",
er een passend getal aan zijn snoer te hebben.
Onbegrijpelijk rijk is ook de schat der Neder-
landsche humoristische letterkunde aan jolige
verhalen, waarin op guitige manier gefopte
boren voorkomen, en wie zulk een snaaksch
stukje in de werkelijkheid uithaalt, heeft de
lachers op zijn zijde. Beren er op na te hou
den, soms beren van eerbiedwaardigen ouder
dom, is een van de grondregels van den goe
den toon.
Verbeeldt u dat iemand het in zijn hersens
kreeg in een courant te schrijven; „Hoemeer
we ons do gewoonte eigen maken, betalingen
uit te stellen totdat het jaar, waarin zij had
den moeten geschieden, is afgesloten, des
te grooter wordt het gevaar voor finantiëelen
ondergang, men zou vragen of die man
met zijn pruikerige idoeün misschien sinds
de vorige eeuw ergens vastgevroren had ge
zeten en nu onverwacht ontdooid is. Want
h\j houdt er opvattingen op na, niet passende
in het kader van onzen tijd.
Toch kan het wel zijn, dat die eenvoudige
theorie êenig recht van bestaan had: dat zij
niet zoo heel erg onzinnig zal blijken, wan
neer men haar toetst aan de eischen der
practijk. Er zijn althans menschen, hoofden
van huisgezinnen zoowel als alleenloopende
personen, die minder luchthartig gestemd zijn
in het vooruitzicht van hetgeen de maand
Januari in haar schoot draagt, en wier ge
moedsrust zeer zeker den indruk van de
wachtende dingen ondervindt.
Franklin schreef in zjjn bekenden almanak
„Voor wie met Paschen moet betalen, duurt
de Vasten kort." En inderdaad, al kunnen wij
er eens een aardigheid over debiteeren,-het
denkbeeld, dat we elk het zijne moeten geven
is verreweg den meesten onzer toch niet
vreemd, en, konden we het doen, we zouden
gaarne, zoo dikwijls een beer zijn vriendelijk
gebrom doet hooren. naar de secretaire gaan
om den goeden bezoeker te bevredigen. Doch
de fout is, dat niet b(j alle inkoopen de nood-
zakeiykheid der betaling op den voorgrond
stond. We hebben weieens moedwillig of ge
dachteloos de maat onzer finantiöele krachten
overschreden, en nn de dag der afrekening
komt, is eenig uitstel al wat wij, om eerlijk
te blijven, kunnen bedingen.
Zal men zeggen, dat wy overdrijven?
We beroepen ons op de ondervinding van
allen, die zaken doen. Hoe groot is niet het
aantal posten, die maanden en soms jaren
open blijven staan, hoevele zijn er niet, die
ten laatste als oninbaar moeten worden be
schouwd, omdat het bedrag niet is los te
krijgen. Het stelsellooze credietnemen, zonder
dat men verzekerd is op den juisten tijd zijn
schulden te kunnen betalen, heeft menigeen
van het pad der strikte eerlijkheid, dat hij
zich voorstelde nooit te kunnen verlaten, afge
drongen, omdat men niet heeft weten te
remmen toen het noodig was.
En terwijl nu in onze dagen heel de mensch-
heid schijnt vervuld te wezen mot belangstel
ling in het lot van den werkman, achten
wjj het niet geheel overbodig ook een enkel
oogenblik te denken aan hot welzijn en de
toekomst van den man, dien men gewoon ie
den werkgever te noemen, ofschoon hij eigen
lijk slecht3 de tusschenpersoon is, die de pro
ductie regelt en den gebruiker de producten be
zorgt. Hjj moet zijn grondstoffen op korten ter
mijn, zjjn loonen onmiddellijk betalenals hij
des Zaterdags tot zijn arbeiders zei: Ja, mannen,
ik zou u graag geven wat u toekomt, maar
mijn afnemers laten mij in den steek, en waar
niet is dat weet je - verliest zelfs de keizer
zijn recht, niet zonder reden zou men dat
allerdolst vinden. Maar, waarde vriend, die
zoo juist oordeelt, herinner u toch, die werk
gever moet ook leven, heeft ook voor zjjn
gezin te zorgen, kan evenmin als gij van
de lucht bestaan
Merkwaardig is het talent waarmede som
mige menschen zich crediot weten te ver
schaffen of echter het welslagen van daartoe
aangewende pogingen bevorderlijk is aan hun
karakter en hun zedelijk peil verhoogt, zouden
we haast durven betwijfelen. Kon er een mid
den gevonden worden om in het algemeen het
schulden maken, onder welken vorm ook, te be-
beperken tot binnen de grenzen waar het nie
mand kwaad doet, dan zou werkelijk een
sociale hervorming tot stand zjjn gebracht, dio
in wijden kring haar invloed doet gelden. De
man van beperkte middelen zou leeren de tering
te zetten naar de nering, daar het omgekeerde
niet in ieders macht ligt; hij zou, achter
eenvolgens betalende wat voor zijn behoeften
door hem wordt aangekocht, bemerken dat
er een bodem is in zjjn schatkist, en dat die
spoedig bereikt wordt. Maar hjj zou tegelijker
tijd winnen aan onafhankelijkheid en rustige
zelfachting, eigenschappen, die onmisbaar
zjjn om in den strijd om het bestaan goede
kansen deelachtig te worden. Het betalen op
t(jd gewoonte geworden zijnde, zouden we
ook een keer zien komen in de faillissementen,
die men thans op weg is om als doodgewone
handelsoperatión aan te merken.
In meerdere of mindere mate zal Januari
wol altijd de Berenmaand blijven: er zyn
betalingen, die de adat naar dat tijdperk ver
wijst. Het zou niet dom zijn als we dan
kondon zorgen de contanten bjjeen te hebben,
opdat er finantiöel evenwicht zij op ons budget.
En verder, laat kooplieden, werkbazen, publiek,
allen, wien deze „maatschappelijke quaestie"
belang inboezemt, eens pogen te geraken tot
zoodanige samenwerking, dat er gaandeweg
wat minder op rekening gebracht wordt van
een toekomst, waarover toch, eigenlijk gezegd,
niemand onzer vermag te beschikken.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Nieuw-York, door middel
van hot stoomschip „Rotterdam", van Rotter
dam vertrekkende. Ten postkantore alhier
moeten de brieven enz. uiterlijk morgenavond
om 7.50 bezorgd zijn.
De wijze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
Een detachement van 60 man suppletie
troepen vertrekt 14 Februari e. k. per „Con
rad" naar Batavia, onder bevel van den van
verlof terugkeerenden 2den luitenant-kwartier
meester Van Heycop ten Ham. Medegeleiders
zjjn de voor het leger in Indie bestemde 2de
luitenants der infanterie Van Greuningen en
Van der Stok.
Aan den met verlof in Europa aanwezigen
lsten luit.-kwartiermeester van het Indisch
leger O. F. Reimmann is gedurende z(jn ver
loftijd behoud van aanspraak op bevordering
verleend.
Beursspel. In een artikel met dit op
schrift dringt „Het Vaderland" aan op her
ziening der wet op de naamlooze vennoot
schappen. Het beschrijft don bestaanden toe
stand o. a. aldu6:
„Een feit is het, dat de zwendetari) en het
Beursspel hand over hand toenemen. De oude
Beursusanties, waarbij Beurswaarden van ver
dacht gehalte niet in de officiü-elo noteering
konden worden opgenomen, behooron tot het
verleden. De Beursljjst wordt van maand tot
maand langer, maar ook steeds meer gevuld
met papieren met weinig intrinsieke waarde,
maar zeer gewild onder de dobbelaars van
professie. Zóó weinig kieskeurig is men met
de opneming, dat reeds haast meer insolide
dan solide fondsen genoteerd worden."
EE TWEE NEVEN.
Novelle van
W. HII.DI IIKWD.
I.
Schout Wondel had zijne beste kloederen
aan. De lange blauwe rok met glimmende
knoopen en roodwollen voering, het schar
laken vest met zilverou kogelknoopjes, de
matgrijze gordel, de spiegelgladde hooge laar-
zon, de zware zijden das, welke, eenige malen
om den gespierden nek gewonden, van voren
in een grooten strik mot stijve punten ein
digde, daarbij dat lange gelaat, welks harde
trekken van hout gesneden schenen en dio
slechts door de held'-re oogen leven vertoon
den. het bruine, hier en daar met grijs door
weven haar, sluik op het midden des voor-
hoofds zichtbaar en ny gedeelten op don boo-
gen rokskraag af han -eude, benevens do lange,
magere, beenige ge-- ake. in hare rechte hou
ding, toonden in woord alles wat hier
voreenigd was, om c het eerste gezicht in
hem den voornaan 1 en man van hot dorp
te 'zien, dié zich fnor positie bewust is,
wiens woord als et gold en op wiens
autoriteit in de gemeente niemand iets kon
afdingen.
Vandaag echter scheen mijnheer de schout
niet bijzonder op zyn gemak.
Met groots, haastige schreden liep hy door
het vertrek en liet zyne armen beurtelings
verschillende standen aannemen; nu eens
bleef hy staan en kromde mot moeite den
sty ven rug tot eene houding van nederigheid,
welke hem vry leeiyk stond, terwyi hy even
moeilyk het gelaat tot een gedwongen lachje
plooide en dan weer stampte hy spytig op den
vloer en krabde zich verdrietig in de haren,
als zyn mond nu en dan een kwalyk ver
holen vloek mompelde.
Thans greep hy met zekeren zwaai den
hoogen cilinderhoed, welke op de oude com
mode stond, maakte daarin een beschreven
blad papier vast, hield den hoed vervolgens
met uitgestrekten arm, altyd zyn blik op
hot binnenste daarvan geveaiurd houdende,
vóór zich en plaatste zich d una voor den
spiegel. Van de drie buign welke bij
maakte en met ter zyde ud hoofd in
den spiegel controleerde, m- - de laatsto
zjjn schoonheidsgevoel het n ie voldoen;
hy stampte dus knorrig mei "eten, trad
nogmaals voor den spiegel - een daarby
passend lachje scheen hy et. is die hou
ding te hebben aangenomen, welke zyne
eigen tevredenheid wegdroeg.
Nadat hy nu, zooals hy het by den pre
dikant wel eens gezien had, nog eene buiging
gemaakt en meermalen aan do punten van
zyne das getrokken had, begon hy met luide,
eentonige stem
„Hooggeboren Hoer! Genadige Heer Graaf!"
Hy stotterde, strekte den hoed voor zich
uit en wierp een vragenden blik in het bin
nenste daarvan. Daarna ging hy op denzelf
den toon voort
„Hooggeachte, voelgeliefde, geliefde Baron.
Algemeen vereerde Ambachtsheer en Graaf
op, van en tot Wulffenstein.
Hy rustte even en haalde diep adem.
„Ik ben wat biy, dat ik geen voornaam
heer geworden ben", bromde hy en 6chudde
het hoofd„wie tor wereld denkt ook altoos
aan al die titels, welke zoo iemand toekomen,
en hos licht geeft men toch aanstoot, wan
neer men een onkelen daarvan weglaat."
„Ziet gy om U heen", zoo begon hy weder
met een blik in den hoed, „het van vreugde
stralende gezicht der verzamelde, lang in
weeze gelaten, trouw gebleven, smachtend
verlangende, in- liefde aan u denkende en
thans door Uw hoogst vreugdovollen terug
keer opnieuw gelukkige gemeente, welker ver
tegenwoordiger en verkondiger barer oprechte
gevoelens te zyn, my de evenzoo eervoile als,
als.als.
„Dat kan de duivel niet van buiten leeren",
riep hy ongeduldig. Nog drie zaken eer het
eerste punt aankomt en dan nog die geheele
bladzyde daarby. En dan zegt onze Cantor
nog dat dit nog in geene vergelyking komt
met de aanspraken, welke tegen regeerende
vorsten en koningen gehouden worden. Hy
heeft wel gelyk dat het mooiste van zulk
eene aanspraak is, wanneer men orzelf-nfeia
meer van begrypt, want hy verstaat de
kunst.Niemand zyner voorgangers heeft
er ooit in de gemeente de nieuwsberichten
uit de courant zóó mooi kunnen voorlezen
als hij, en wat by op schrift zet, de ge
meenteraadsprotocollen, koop- en pachtcon-
tracten, erfpacht- en loterytrekkingen worden
door belanghebbenden stoeds goed bevonden;
dus moeten zy mooi wezen. En deze aan
spraak, welke hy voor my heeft opgesteld,
mooi is zy zeker, maar ik mocht lyden dat
hy haar zelf uit het hoofd moest leeren op
zeggen. Op een stuk spek of eene bam komt
het er by my nog niet op aan. Deed ik tryn
zin, dan zei ik eonvoudigr
(.Wordt vervolgd.)