N°. 9473
'Vi*i|cla.|£ Januari.
A0. 1881.
feze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van don- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 15 Januari.
Feuilleton,
PRUS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 8 maandon1.10.
Franco per posts 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER AD VERTEN TIEN:
Van 1—6 regels/1.05. Iedere regel meerƒ0.174
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het iu-
caaseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
- had
In de groote zaal van het Nutsgebouw
gisteravond de aangekondigde openbare
vergadering plaats, door het bestuur der
„Vryzinnige Kiesvereeniging" belegd ter be
spreking van do legerwet. Aan de uitnoodi-
ging was door vele leden en niet-leden gevolg
gegeven, zoodat het lokaal goed bezet was.
Nadat prof. Foekema Andreae als voorzitter
de bijeenkomst had geopend, ving prof. Buys
de hem opgedragen taak aan. In eene uit
voerige en boeiende rede behandelde spr. eerst,
in breedo trezken, de geschiedenis der leger
vorming in Nederland, en toonde aan, hoe,
nadat de loop der gebeurtenissen in onder
scheiden landoD tot invoering van het stelsel
der volkswapening bad doen besluiten, ook
de kleine natiën, wilden zij niet haar volks-
hes- aan in gevaar brengen, genoodzaakt waren
de regeling harer strijdkrachten te veranderen.
Ten onzent Btonden de zeer beperkende voor-
1 schriften der Grondwet eene principieels ver
betering in den weg; nadat deze belemme
ringen waren weggenomen, rustte op de
Regeering de plicht, onze legervorming vol
gens niouwe beginselen in te richten. Daartoe
strekt de thans aanhangige legerwet.
Van de hoofdzaken, in het ontwerp ver
vat, gaf spr. een overzicht, dat beter dan de
lezing der wet zelve, die uit byna zooveel
artikelen bestaat als er dagen in bet jaar
zijn, benevens de zeer uitvoerige overgangs
bepalingen, in staat stelde den inhoud te be-
oordeelen. Land- en zeemacht, land- en zee-
&weer, oefeningstyd, logersterkte, verplichtin
gen van niet ingedeeldon, herhalingsoefeningen,
persoonlijke dienstvervulling, do finantiêele
'.gevolgen dezer regeling, werden achtereen
volgens uiteengezet. Daarna behandelde spre
ker de bezwaren, tegen het wetsontwerp in
gebracht zoowel van de zijde dergenen, die
meenen dat het te veel van de natie eischt, als
van hen, die meer zouden verlangen. Natuurlijk
werden ook de argumenten vóór en tegen de
-afschaffing der plaatsvervanging niet vergeten
prof. Buys ontwikkelde op verschillende gron
den zijne overtuiging, dat de eerste verreweg
den doorslag geven, en betreurde het dat
men van deze quaeatie eene partijzaak had
gemaakt. Ten slotte betoogde hij, dat van
de liberale partij In de Yolksvertegenwoor-
'i- diging verwacht mag worden, dat zjj den
minister van oorlog, wien het gelukt is een
ontwerp in te dienen, dat groote verbetering
K' zal brengen in de regeling onzer strijdkrach-
j> ten, als één man zal steunen.
Een krachtig applaus, daarna door den
voorzitter in een woord van dank aan den
spr. vertolkt, getuigde van de ingenomenheid
der vergadering.
Hierop volgde debat.
De heer Van der Heyde, lid des bestuurs,
instemmende met de hulde, den inleider ge
bracht, vestigde de aandacht op twee punten.
Vooreerst de vrijstellingen, welke telkens voor
een jaar worden verleend, waarna opnieuw
moet bljjken of de motieven, waarop zij ge
grond zijn, nog bestaan. Spr. koesterde eenige
vrees, dat te groote toegevendheid op dit punt
het middel zou worden om den tegenstand
van hen, die tegen het beginsel van den per
soonlijken dienstplicht gekant ztin, met de
wet te verzoenen. In de tweede plaats de
faciliteiten, verleend aan degenen, die vóór
hunne indiensttreding aan zekere eischen van
ontwikkeling en geoefendheid voldoen; voor
zooverre die bestaan in korteren diensttijd of
bevordering tot een hoogeren graad, is daar
niets tegen te zeggenscheidt men evenwel
die meer bevoorrechten af, door vergunning
te verleenen buiten de kazerne te wonen of
afzonderlijk te tafelen, dan wordt niet het
doel bereikt, door spr. mede als een der voor
dooien van dan persoonlijken dienstplicht ge
noemd, verheffing van hot peil onzer jonge
lingschap door de voorbereiding tot eene vader-
landsche taak.
De heer Tindal, van Amsterdam, was van
oordeel dat de Regeering van de tot dusver
beschikbare middelen niet het gebruik heeft
gemaakt, waardoor onze woorbaarheid in een
behoorlijken staat zou zijn gebracht; alvorens
haar dus nieuwe middelen toe te staan, nieuwe
offers te brengen van krachten en van geld,
wenschte hij een onderzoek, in hoeverre zy
aan billijke verwachtingen heeft voldaan. Spre
kers eordeel is bekend: dank zij de gebrek
kige mobiliBatio-regeling, z(jn wy weerloos,
zooals alle deskundige officieren moeten er
kennen. Doch by wil niet op zyn woord ge
loofd worden, hy verlangt eene parlementaire
enquête, en biedt alzoo eene motie aan, waarin
de vergadering verklaart het bestuur der
kiesvereeniging uit te noodigen op zoodanige
enquête aan te dringen, en haar aan de
verdere behandeling in de Kamer van de
legerwet te doen voorafgaan.
Een der aanwezigen, een officier, protes
teorde tegen de bewering van den heer Tin
dal, dat deze het gevoelen van de officieren in
het algemeen uitdrukt.
De voorzitter betoogde de noodzakelykheid,
dat thans de legerwet wordt aangenomen.
Nu eenmaal is beweerd dat men zyne zonen
niet wil blootstellen aan de pestholen van
onzedelykheid, de kazernes, zou het uiterst
gevaarlijk zyn eene regeling te bestendigen,
die de meergegoeden niet, de ongefortuneerden
wel daartoe zou dwingen. Spr. ontraadt de
aanneming der motie-Tindal; al mogen do
Regeering en hare voorgangsters in gebreke
zijn gebleven te doen wat met de bestaande
middelen gedaan kan worden, een voorstel
tot nader onderzoek zou, werd het in de
Tweede Kamer aangenomen, eene zóó groote
vertraging veroorzaken, dat zulks de ernstigste
gevaren zou kunnen teweegbrengen.
Prof. Buys, zich by de meening deB voor
zitters aansluitende, beantwoordde de sprekers.
Wat de opmerking van den heer Van der
Heyde aangaat, het zou zeker niet wenschelyk
zyn dat vrystellingen in te ruime mate werden
verleend; het wetsontwerp, zooals het thans
luidt, biedt daartegen de noodige waarborgen
aan. Onttrekking van een deel der dienst
plichtigen aan de samenwoning met de overi
gen wordt ook door hem niet verkiesiyk
geacht, doch is ook geen uitvloeisol van de
wett6lyke regeling. Den heer Tindal vraagt
spr. of het inderdaad in het belang der zaak
zou zyn, eerst den langen weg van eene parle
mentaire enquête in te slaan, om dan daarna
over te gaan tot hetgeen thans kan en in
elk geval moet gedaan worden.
De heer Tindal wenschte zyne motie in
stemming gebracht te zien. Alvorens nieuwe
middelen toe te staan, wil hy rekening vragen
van wat met de vroegere is verricht. Al
heeft men nog zulk een groot getal uitne
mend bruikbare mannon, wanneer men geen
kans ziet ze op den juisten tyd te brengen
waar zy zyn moeten, heeft men er niets aan.
Een parlementair onderzoek is niet het meest
aanbevelenswaardig middel; spr. heeft tever
geefs vele andere beproefd. Weet prof. Buys
een ander?
Aanneming van het wetsontwerp, ant
woordde de inleider.
De motie-Tindal werd met byna algemeene
stemmen verworpen.
D j voorzitter sloot de openbare byeenkomst
met een woord van dank aan den inleidor.
Vervolgens vergaderden nog eenigen tyd de
leden der kiesvereeniging ter afdoening van
zaken, de „Liberale Unie" betreffende.
Naar wy vernemen, zal hot don 8sten
Fdbruari a. s. 25 jaar geleden zyn dat prof.
dr. 8. S. Rosenstein alhier het hoogleeraars-
ambt by de faculteit der geneeskunde aan
vaardde, en wal aan de universiteit te Gro
ningen, waar hy dat gedurende zeveD jaar
vervulde, waarna hy tot hoogleeraar te Leiden
werd benoemd, waar hy nu sedert 18 jaren
het heogleeraarsambt vervult. Gedurende dien
tyd werd hem tweemaal bet professoraat te
Amsterdam en tweemaal dat te Beriyn aange
boden, waarvoor hy' echter telkens bedankte.
Aan de universiteit alhier is het doctoraal
examen in de wis- en natuurkunde afgelegd
door den heer A. Van Eek.
Het invitatie-concert van het Studenten-
miziek gezelschap „Sempre Crescendo" is vast
gesteld op 23 Januari a. s., in den Schouwburg.
De Nederlandsche mail, met berichten
uit Indië, wordt morgenochtend alhier ver
wacht.
In de gemeenten Zooterwoudo en Leider
dorp circuleert een adres aan den minister
van waterstaat, om door een station aan het
spoorwegnet verbonden te worden.
Thans bestaat er alleen eene halte, waar
men üi alle weer en wind op de komst van
den trein kan wachten, en goederen worden
aldaar niet afgegevendie moeten van het
station Leiden gehaald worden, dat ongeveer
vyf kwartier verder ligt en dat kost veel moeite
en geld.
De wensch om in dezen toestand verbetering
te krygen is algemeen, hetgeen wel hot beste
blykt uit het aantal personen, dat op bedoeld
adres teekent.
Met ingang van 16 Januari is benoemd
tot postbode te LeidschendamL. C. Hoogen-
dorp, aldaar.
Aanstaanden Zondag, 18 Januari, zal de
vacaturebeurt in de kerk der Ned.-Herv.
gemeente van Hoogmade, des namiddags te
twee uren, worden waargenomen door den beer
J. Nierstrasz, predikant te Leiderdorp.
Aangenomen is het beroep by de chr.
ger. gem. te Noordwyk aan Zee, door ds. H.
Op 't Holt, te Zuilichem.
De vice-admiraal Binkes, die onlangs
belast was met de officiééls mededeeling aan
den voorzitter der Fransche Republiek van
de kroonsverwisseling ten onzent, is benoemd
tot grootofficier van het Legioen van Eer.
De kapitein De Ranitz, die mede deel uit
maakte van de buitengewone Nederlandsche
zending, is benoemd tot commandeur in de
zelfde orde.
Het stoomschip „Prins Hendrik" vertrok
1+ Jan. van Batavia naar Amsterdam; de
„Prinses Marie," van Batavia naar Amsterdam,
arriveerde 1+ Jan. te Genua; de „Spaarndam,"
van Nieuw-York naar Rotterdam, passeerde
14 Jan. Beachy Head; de „Merapi," van
HET GLAS WIJN VANDEN HELLEBAARDIER.
10)
Daar ontdekten zy vóór zich, op den scha-
duwloozen weg, welke .zich als een wit
lint kronkelde over do steenachtige vlakte,
twee ruiters, dus hoogst waarschyniyk even
eens hoer en kuecht.
De graaf de Corazen zag scherp vóór zich,
om don ruiter te herkennon, die hem te ge-
moet rood, en zyn hellebaardier koek oven
eens do oogen uit.
„Mynhear de graaf", zoide hy opeens, „de
ruiter, die ons te gemoet komt, is don Juan.
Ik herken hem aan zyn hinkend paard."
„Het paard hinkt niet", zeide de graaf.
„Het voorste mot, maar wel het achterste.
v Gy kunt het zien aan de dansende beweging
van don ruiter. Ale don Juan achteraanrydt,
zal do ridder de C-unarosa voorryden daar
deze zyn heer is. Ik vermoed daarom dat
don Diego u te gen t rydt, gelyk don Juan
wy te gemoef. ryd:
„My dunkt, Carl lat zij beiden onB dan
te gemoot ry,l6n."
„Verschooning, mijnbeer de graaf; ik zsl
zoo vermetel ïiot o om te beweren dat
don Diego my te gemoot rydt of gy don Juan.
„Gy hebt gelyk", zeide de graaf, „en gy
hebt ook gelyk dat het don Diego met zyn
knecht is, die wy zien aankomen. Waar zou
den die heengaan?"
Terwyl de graaf de Corazon die vraag by
zichzelven overwoog, waarop hy natuurlyk
het antwoord niet geven kon, waren de rui
ters al meer en meer elkander genaderd en
eindelyk stonden don Christobal en don Diego
tegenover elkander.
Na wisseling van een groet deelde de ridder
de Camarosa aan den graaf de Corazon mede
dat hy op weg was naar diens kasteel om
hem bescheid te brengen op de zending, hem
don vorigen dag opgedragen.
„Onnoodig", zeide don Christobal, „volko
men onnoodig. Gij wilt zeggen dat de mar
kies de woorden niet heeft bedoeld zooals ik
ze heb opgevat; ik ben volkomen bereid my
met die opheldering bevredigd te verklaren.
De zaak is dus uit."
„Het antwoord is eenigszins anders. De
markies is niet meer op de jaren om een
degen te hanteeren. Eén zyner vrienden heeft
zich ter zyner be chikking gosteld en deze
zal zich thans belasten met de zaak op eer
volle wyze, gelyk edelheden betaamt, uit de
wereld te helpen."
„Niet noodig", herhaalde don Christobal;
„ik neem de excusen aan."
„Maar zy worden niet gemaakt."
„Nu, de ophelderingen dan."
„Er worden geene ophelderingen gegeven."
„Don Diego, het schynt dat gy er byzonder
prys op stelt dat dit duel zal doorgaan."
„Inderdaad, don Christobal, daar is my
veel aan gelegen."
„Straks zult gy nog vorderen dat ik excu-
ssn maak."
„Ik vorder dit volstrekt niet, maar wel
kan ik u mededeelen, dat ook dit zelfs niet
bati n zou."
„By allo heiligen 1 Waar ziet gy my voor
aan?" riep de graaf de Corazon driftig.
„Voor een man, die niet vechten wil",
sprak don Diego kalm.
„Maar dat zal ik u op staanden voet be-
wyzen, als gy maar afstygt."
„Niets liever dan dat", antwoordde de rid
der de Camarosa. „Getuigen zyn overtollig
en desnoods zullen Carlos en Juan wel als
zoodanig willen fungeeren."
De beide heeren stegen af, gaven hunne
mantels en hunne hoeden aan hunne bedien
den en stelden zich tegenover elkander.
„Vooraf moet ik verklaren, ten aanhoore
van de getuigen, dat ik, ridder de Camarosa,
in dit eeriyk tweegevecht den degen voer
voor den markies d'Avila."
„Onmogoiyk", riep de graaf; „in dat geval
kan ik niet vechten. Ik, graaf de Corazon y
Cantilla de Cerboleta, verklaar openlyk ten
aanhoore der getuigen, dat ik, den ridder de
Camarosa bestrydeHde, niet vecht tegen
hem als vertegenwoordiger van den markies
d'Avila."
„Gy zult mji perBooniyk zeer verplichten,
mynheer de graaf, door my te beschouwen
als den plaatsvervanger van den markies
d'Avila."
„Het doet my zeer leed, dat ik aan uw
wensch geen gevolg kan geven. Voor my is
het van het meest overwegende belang in u
slechts den ridder de Camarosa te zien."
„Ik heb myne byzondere gewichtige rede
nen", zeide de graaf.
„En ik de myne, welke niet minder ge
wichtig zijn", antwoordde de ridder.
De beide heeren zagen elkander een oogen-
blik aan. Toen stak de Camarosa zyn arm
onder dien van de Corazon on hora een weinig
ter zyde leidende, sprak by op half fluiste
renden toon
„Myne toekomst hangt er van af, dat ik
voor den markies d'Avila met u vecht."
(Wordt vervolgd.)