N°. 9489.
IVIaaii<la$g *5 Jainiai'i.
A0. 1891.
(§es3 <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Turfstrooisel.
Leiden, 3 Januari.
Feuilleton.
Aan den rand des afgronds.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor L*dden per 3 maaiuleu14.0.
Tranco per post1.40.
Afasaxterlijlte Hommers.0.05.
PRIJS DER ADVBETBNTIEN:
Van 10 regels ƒ1.05. Iedere regel meer f 047$
Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het ia-
casseeron buiten de stad wordt 0.10 berekend.
Hst gebruik van stroo !n de stallen heeft.,
zoaSle algemeen bekend iu, een tweeledig doel, j
n.U bet vee eene sindelyko en gemakkelijke
ligplaats te verstrekken on zijne uitwerpselen,
voeral de vloeibare, zoo volkomon mogelijk
te verzamelen. Nu is stroo, vooral als het stuk-
gebeden ie, daarvoor bijzonder geschikt en
tey allen tijde is bet daarvoor dan ook ge
bruikt geworden. Mestende waarde ep zichzelve
bezit bet anders zeer weinig. Toch verhoogt
het de vruchtbaarheid van den grond, omdat
het dazen voorziet van humus of teelaarde,
eeao stof, zonder welke geene voortgezette
cultuur denkbaar is.
Het eigenlijke voedsel voor de planten
evenwel komt niet Tan het atroo, maar van
de- stoffen, die bet ontleent aan den stal,
alzoo ven de uitwerpselen der landbouwdieren.
Deze zouden grootendeels te loer gaan, ais
ze niet ooor eene of andere droge stof konden
worden vastgehouden. Nu is altijd daarvoer
stroo in aanmerking gekomen, maar tegen
woordig heeft men op onderscheidene plaatsen
het vervangen door tnrfmolm of turfstrooisel,
dat hoofdzakelijk uit onze noordelyko provin
ciën, in balen gepeiat, wordt aangevoerd.
Hst is een waardige plaatsvervanger van
«troo en vormt do bovenste laag van hoog
veen. Voor hnmusvorming is het net zoo
goed als stroo, maar plantenvoedonde bestand-
deelen bevat bet evenmin als dit. In dat
opzicht hebben die twee elkaar dus niets te
verwfjten.
Nu wli men dat het meer op zand- dan op
kleigrond thulsbehoort, omdat zand van korten
«jest houdt en kiel een meer langen begeert,
die hem los, pofoue en daardoor meer toegan
kelijk voor lucht en warmte kan maken.
Daarmee zniet gezegd dat turfstrooisel ep
kleigronden geheel te onpas is. Door het nemen
van proeven zal men een en ander natuurlijk
nauwkeurig moeten constateeren.
Hoe het ook z(j, de bovenkorst der hoog»
voneh kamt meer in de stallen in gebruik en
met recht, want dit strooisel biedt zeer be
langrijke voordeeion aan. Een eerste voordeel
is zijn lage prijs. Precies kunnen we dien niet
epgevea, maar we meenen wel eens gelezsn
te hebben dat de 10,000 Kg. zoo ongeveer
f 80 kost. De zaak echter, waarop het vooral j
aankomt, is zijn groot opslorpingsvermogen
dit i3 veel sterker dan dat van stroo. Het
kan 8-maal zijn gewicht aan vocht opnemen, i
zoodat het in dit opzicht do eigenschap van
oane spons bezit, welke eok eenigo malea haar
gewicht aan water vasthoudt.
Ea wat mooi is, al het vocht, met name
de urine der landbouwdieren, blijft er in zitten,
wat b(j stroo niet hot geval is.
Op grond hiervan mogon we dus gerust
zeggen, dat hot onmisbaar is daar, waar den
gaheolan winter jong vee los tn den stal rond
loopt. In zulke stallen wordt verbazend veel
stroo vereisoht,- Indien het vee stoeds eene
droge ligging zal hebben. Veeltijds heeft mon
het daarvoor benoodigde materiaal niet, wes
halve in zoo'n geval do zindelijkheid om en
ba de dieren veel te wonschen overlaat, zeer
te hunnen nadesle.
Turfstrooisel voorziet hier in eene ware
behoefte: het verschaft steeds een droog
hok, dank zjj zyn groot opslorpingsvermogen.
Ook ligt het vee er zeer zacht op en men
wil dat het een voorbehoedmiddel is tegen
klauwzeer ba het rtmdvoo en tegen rotstraal
ba paarden. Het bindt voorts den vluchtigen,
prikkelenden ammoniak, de stikstof van den
raest, en bewaart de oogen der paarden. Am
moniak is een gas, dat zich in den stal uit
de uitwerpselen dei' dieren, vooral uit de
urine, ontwikkelt en dat de planton van stik
stof voorziet. Het doet de oogen zeer aan,
gelijk ieder zal gewaar geworden zyn, die in
een paardenstal zich eenige oogenblikken op
hield, welke zeer onvoldoende werd geventi
leerd en waar men niets deed om dsn mest
in zjjne kracht te bewaren. De oogen begonnen
er weldra zoer te doen. Dat kwam van den
ammoniak. Diezelfde prikkeling wordt men
ook gewaar la urinoirs.
Wegens deze eigenschap van den ammoniak
moet men hem In den stal onschadelijk maken
en men slaat daarmede twee vliegen in één
klap: den mest krachtig en de lucht goed
houden in zooverre n.l., wat de laatste be
treft, dat ze door het bedoelde gas niet
schadol|jk voor de inademing wordt. Men kan
den ammoniak door middel Tan een of ander
zuur vastleggen, maar evengoed deor turf
strooisel en van dit weten we, dat het
onschad6iyk ie, wat van alle zuren niet kan
gezegd worden. Ook om deze reden verdient
het surrogaat van stroo aanbeveling in het
boerenbedrijf.
Aan de veeartsenijschool te Hannoror heeft
mon waargenomen, dat er na 10 dagen in
de lucht van paardenstallen raet turfmolm
gestrooid, niet meer ammoniak aanwezig was
dan reeds den zesden dag in stallen, die met
stroo waren belegd en na 30 dagen bevatte
het turfsfroo:--el tweemaal zooveel stikstof
als het stroo en nagenoeg dezelfde hoeveel
heid kali en phosphorzunr, twee zeer belang
rijke plantenvoedonde stoffen.
't Is dus veoral een gewenscht materiaal
•nder paarden, omdat hun mest spoedig
broeit en veel stikstof eatwlkkeltom dezelfde
reden ls het ook zeer aan te bevelen onder
schapen zoogenaamdo bokkelingen en
wie voor koeien op eene zindelijke ligplaats
gesteld is, kan er ook by haar gebruik van
maken. Van voren stroo en van achteren
molm zal wel aan de verwachting beant
woorden.
Zooals we reeds zeiden, heeft molm op zich
zelf niet veel waarde, maar ala het uit den
stal komt en doortrokken is met urine, be
heert het vooral op zandgrond thuis, omdat
deze doorgaans behoefte aan vocht en aan
humus heeft. Vatten we nu alles nog eens
samen, dan komen we tot de volgende voor-
deelen, die het turfstrooisel aanbiedt*.
lo. 't Is van oen lagon pr|js.
2o. Het heeft een verbazend opslorpings-
vermogen.
3o. Dientengevolge geeft het eene droge en
zindelijke ligging.
4o. Het is, om zijne hoeveelheid vocht, die
het bevat na dienst gedaan te k6bben, een
uitstekende mest voor zandgronden.
Kudelstaart. G. Dnos.
Gisteren Is door H. M. de Koningin-
Weduwe, Regentes, in een bijzonder gehoor
ontvangen de beer S. Thayer, die aan H. H.
zijne nieuwe geloofsbrieven heeft overhandigd
als buitengewoon gesast en gevolmachtigd
minister van de VeTeenigde Staten van Noord-
Amerika b|j het Nederlandscbe Bof.
H. M. de Koningin-Regentes beeft de
bijzondere afgevaardigden der vreemde Vorsten
en vele leden van hun gevolg, b|j ée begrafenis
van Z. M. den Koning, benoemd tot Grootkruis,
Commandeur of Ridder in de orde van dsn
Nederlandse-keu Leeuw.
Naar men verneemt. z|jn de dignitarissen,
en hoofd- en verdere ambtenaren en beambten,
behooronde tot den Hofstaat en de diensten
van wijlen Z. M. den Koning, voorloopig tot
1 Mei a. 8; In hunne functiün en betrekkingen
bestendigd.
Dezer dagen vergaderde do commissie
der buitengewone bedoeling te Waddingsveen.
Zy had in die gemeente aan ingezetenen uit-
noodigingsbrioven gezonden om gezameniyk
de belangen der armen te behartigen, doch
de opkomst was hoogst goring. Aan giften
was ingekomen een bedrag van ƒ357.70 en
30 kilogr. rflst, eene som, zooals de voorzitter
opmerkte, nauwelyks toereikend om In de
behoeften van circa 200 huisgezinnen voor
enkele dagen te voorzien. Er werd dan ook,
staande de vergadering, hot vermoeden geop
perd, om binnen enkele dagen opnlenw eene
collecte te honden. Tot leden der commissie
werden herkozen de heerenSehravendyk,
Blonk en Janmaat, terwyl gekozen werden
de heeren: Zwart, Wltteman en Huurman.
Naar men verneemt, heeft ds. G. Van der
Pot zyn ontslag genomen ale lid en secretaris
der plaatsel. schoolcommissie te Waddingsveen.
Aangezien er aas verschillende stations
der spoorwogen groots epeenhoopingen van
goederen zfjn ontstaan en niet zoezeer gebrek
is aan werklieden als wel aan opachtvoerecd
pertoneel, heeft de minister van waterstaat
aan zyn ambtgenoot van oorlog verzocht, op
aanvrage tydeiyk een aantal geschikte onder
officieren beschikbaar te stellen. Aan dit ver
zoek zal voldaan worden.
Met het oog op art. 13, laatste lid der
wet van 9 Mei 1890 (Staatsblad No. 78) tot
rogeling van de pensioenen dor burgerlyke
ambtenaren, ls Ged. Staten der onderschei
dene provinciën door den minister van binnen-
landsche zaken verzocht, de besturen der ge-
meenton, waar burgerscholen of gymnasiên
zyn gevestigd, tot wier oprichting de ge
meenten z|)n verplicht, aan te 3chryven, de
grondslagen voor pensioen van aan die Inrich
tingen verbonden directeuren en leeraars, die
meer dan één burgerlijke betrekking bekloeden,
met ingang van 1 Januari 1891 naar die
voorschriften opnieuw te regelen.
-Op 52-jarigen leeft(jd is te 's-Graven-
bage overleden de gepensionneerde kapitein
der infanterie M. H. J. M. Van Sen. De over
ledene trad in 1854 als cadet in dienst, werd
in 1859 benoemd tot 2den luitenant by bet
2de regiment infanterie en twee jaren later
tot lsten luitenant by dat regiment bevorderd.
In die betrekking wa# by gedurende twee
jaren gedetacheerd fay de Koninklyke Militaire
Academie en werd in 1867 overgeplaatst by
het 4de reg. infanterie, waarby hy in Maart
1S72 tot kapitein beneemd werd. Tot Sep
tember 1881 bekleedde de heer Tan Son dien
rang en werd toon wegens lichaamsgebroken
gepenslonneerd.Het onderscheidingsteeken voor
laagdurigon dienst als officier versierde de
borst van den ontslapene.
Uit Rotterdam bericht men De minister
van waterstaat kwam alhier om te conferoeren
met de directiën van de Hollandsche en de
Kaar het Duitsch.
S/of.)
Heliseko treedt achteruit en k|jkt haar
verbaasd aan.
„En al heeft hy mij ook bedrogen", zegt
zy eindeiyk met eene stem, welke de smid
nooit van haar gehoord had, „h|j biyft myn
man. Ik bescherm hem. Dat is m|jn recht."
Eu daar hy nog besluiteloos staat, her
haalt z|i nog duideiyker
„Het is myn rechtGa weg!"
Hare w|jze van doen had iets overweldi
gends. Z|j had den smid gedwongen twee
oogenblikken stil te staanwanneer woede
tfid hoeft oen oogenblik tot bezinning te
komen, dan is zy gebroken.
Da bloedige nevel voor het oog van den
razende verdween; hij zag de gevolgen zyner
daad in. Hot was geen .aanvaller, maar een
vluchteling, die nu het huis invloog.
Greta nam de lamp en ging naar de slaap
kamer, waar de metselaar, achter het bed
verborgen, waar by zich in zijn doodsangst
heengosleept had, half bewusteloos, in een
bloedbad lag.
Z|j was plotseling tot iust gekomen. Al
da haat en toorn, welke t|j de laatste weken
gevoeld had, waren op het oogenblik ver
dwenen, toen zy haren man in gevaar zag.
Hem haten?... Neeu! Zy gevoelde het dui-
dolyk, dat z|j hom nog even liefhad als in
haren verlovingstyd. Hoe was zy toch aan
zulke elechte gedachten gekomen?Zy was
eene ongeduldige vrouw, eena slechte moeder
en Christin geweest. Zy had op den Hemel
moeten vertrouwen. Zy wist nu weer precios
wat haar te doen stond en dat maakte haar,
ondanks angst en zorgen, byna vroolljk.
Toen zy juist bezig was den bewusteloeze
zoo goed mogeiyk te verbinden, kwam juf
frouw Scbulzen binnen.
„Lieve Hemel, wat een ongelukHoe gaat
hot hem nu?... Wat een slechte man! Het
is een geluk, dal ik r.og bytijós gezien heb
i wat voor een man het is. Die zou eene fat-
sosnlijko vrouw in opspraak brongen.Ik
j wil je helpen. Ik wil met je waken. Zal ik
den dokter halen? Ik kan heel goed zieken
verplegen. Log zyn hoofd op het kussen!"
Greta antwoordde niet dadelyk. Toen zy
haar verband gelegd had, richtte zy zich
kloek op en nam de mooie weduwe van onder
tot boven op.
„Geef u geene moeite, juffrouw! Ik vraag
niet, wie aan dat ongeluk schuld is maar
hem oppassen, doe ik alleen."
Zy veegde tegelykertyd met liare hand,
waaraan een trouwring glinsterde, het plekje
van hare mouw af, dat de vingers der knappe
vrouw aangeraakt hadden.
„Alsof ik eene besmettelyke ziekte had",
beklaagde juffrouw Schulzen zich later by
Trien. „Wat een trotsch measch; ik meende
het toch zoo goed!"
Berold en Gumprecht, dis zich by den aan
val van Henseke uit de voeten haddon ge
maakt, kwamen, toen zy den wanliopigen
smid niet behoefden te vreezen, hunne dien
sten aanbieden. Maar Greta had reeds Hans,
die van een kameraadje kwam, naar den
dokter gestuurd en gaf beiden te kennen dat
veel praten niet gunstig voor een zieke is
en zy hun den raad gaf in de eerste weken
een ander huis te bezoeken.
Willems wond was niet gevaarlyk, maar
het bloedverlies had hem geducht doen af-
nemon. Een paar dagen had hy koorts en
sprak hy niets dan wartaal. Het leven zag er
voor de arme Greta nog altijd even troos
teloos uit, maar zy was toch hoopvoller dan
voorhoen. Het ziekenfonds zorgae voor het
hoog noodige en dat er geen kaart werd ge
speeld en de bezoeken der weduwo ophiel
den, was al genoeg verlichting. Onder bet
voorwendsel, dat al te schel licht voor een
zieke nadeelig was, liet Greta dag en nacht
de gordynen van de slaapkamer dicht. Hy
behoefde dat „appelronde gezicht" van uit
zyn ziekbed niet te zien en zy hem ook niet.
Willem scheen intussohen de mooie weduwe
niet te missen.
Toen h|j weer tot bezinning kwam, keek
hij stil voor zich heen, vreeg zoo kort moge
lijk wat hy wenschte en zag met matten
blik naar Greta, die heen en weer liep om
haar huishouden te bezorgen, lichte spyzen
voor hem te koken, de kinderen te verbieden,
of voor hare ratelende naaimachine zat, altijd
bezig, zacht, vriendeiyk en geduldig. Wanneer
men ziek is, heeft men tQd voor goede ge
dachten, vooral wanneer de sterke drank
verboden is en het hoofd dag en nacht
helder blyft.
Er was iets, waarover hy lag na te den
ken, waarmede hy steeds vervuld was, en
op zekeren Zondag-morgen, toen Greta juist
zyn bed opgeschud had, greep hy hare hand
en zuchtte
„Ge hebt veel last met my, Greta! Ge
hadt me naar het hospitaal moeten laten
brengen."
„Welzeker, waarom nic-t?" antwoordde zy,