DASBLAD.
H«. 9451.
Donderdag 11 December.
A*. 1890.
§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
Burgerlijke Stand.
Feuilleton.
Yerliaal uit Zuid-Afrika.
LEIDSCH
PBUB DBZBB COUBAUT:
faor Laiden per 8 m&andoa1.10.
frenoo per poet1.40.
Afsonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DHR ADVBRTMh TUüW-
Tu X— 5 regel. 1.05. Ieder, regel mear/O.lï»
Groot.re lettere neer pleetemimte. Yoor het li
oeeeeeren buiten de stad wordt f 0.10 berekend
Gemengid IVIO TI tv H,
De thans wederom infstreden
ongewoon scherpe koude doet veel menschen
onaangenaam aan, maar wel het meest
hen, die zonder voldoende kleeding, voeding,
dekking en verwarming wonen in stulpen,
waar de gure noord oostenwind vry spel heeft
en alles dreigt te verkleumen en te verstijven.
Onze armen loopen bibberende en rillende
van koude langs onze straten en grachten
en zoeken vaak vruchteloos naar werk en brood.
Onder deze bedroevende omstandigheden
veroorloven wü ons een bijzonder beroep te
doen op de barmhartigheid onzer gegoeden.
"Wij bidden allen, ieder naar zijn vermogen
iets af te zonderen om den plotselingen bitteren
nood onzer behoeftigen te lenigen en dat
vooral zoo spoedig mogelijk.
Men geve echter niet aan de deuren van
zfln eigen huis, want daarmede worden niet
bereikt (de ondervinding leert dit sedert jaren)
de armen, die het meeste lijden.
Neen, men geve, wat men te geven heeft,
aan de armverzorgers van de verschillende
godsdienstige gezindten, aan de edele mannen
in onze stad, die een deel van hun leven
wijden aan de verpleging onzer armen en
mitsdien met aller toestand het best bekend,
het meest vertrouwd zijn.
Dan alleen kan men verzekerd, z(jn dat wat
men geeft, goed en nuttig besteed zal worden.
Wie in deze dagen menschen werk kan
verschaffen of aan het werk kan houden, doet
dubbel wel, want er is stellig geene betere
bedeeling dan die door middel van werkver
schaffing.
Maar het is niet mogelijk allen op die wijze
te helpen, hoe vurig men het ook zou wen-
schen.
Daarom nogmaals, liefdadige stadgenooten,
een greep in uwe beurs, een greep in uwe
oudkleerenkast.
Gij zult u te aangenamer en te gelukkiger
gevoelen in uwe warme kleeding, in uw goed
verwarmd huis, aan uw welvoorzienen disch,
wanneer gij ook van het uwe hebt gegeven,
om den nood onzer armen te verminderen en
te verzachten. Dat is niet alleen een weik
van liefde jegens den mensch, maar ook een
werk van dankbaarheid jegens God.
Men schrijft ons uit Voorschoten,
dd. 9 December:
Heden had in de openbare scholen alhier
het gewone Sint-NicoIaas-schoolfeest plaats.
Aan alle kinderen, die minder dan <ien malen
gedurende het laatste jaar onwettig hadden
verzuimd, werd een spaarbankboekje of eene
inschrijving daarop uitgereikt. Van 300 kin
deren ruim aan beide scholen had slechts
een twintigtal meer dan 10-malen verzuimd.
Van een vijftal slechts bedroegen die ver
zuimen een vrij groot aantal malen. Heilrijk
werkt dus deze instelling. Bovendien werd
aan ieder kind een klein geschenk, benevens
St.-Nicolaaskoek gegeven.
Heel veel dank komt voor de bezorging
van een en ander toe aan de echtgenoote
van den edelachtb. heer burgemeester van
Voorschoten, die aan ieder kind het hem bij
loting ten deele gevallen geschenk met een
hartelijk woord uitdeelde. De gelden voor dit
feest worden tot nog toe gevonden uit vrij
willige bijdragen van belangstellendenmaar,
daar het getal rechthebbenden steeds toe
neemt, wordt de inschrijving in het spaar
bankboekje kleiner.
De feestelijkheid aan de openbare school
te Voorschoten werd besloten met op eene
plechtige wijze te zingen
Bescherm, o God, bewaak den grond,
Waarop onze adem gaat,
De plek, waar onze wieg op stond,
Waar eens ons graf op staat.
Wij smeaken van Uw Vaderhand,
Geef vrede en broedermin.
Heil, heil, het lieve Vaderland!
Heil, heil, de Koningin!
Men meldt ons uit Roelofarends-
veenDe Brasemermeer, welke thans ook
geheel met (js overdekt is, biedt een aardig
en levendig schouwspel door de menigte
ijsschuiten, welke genoemden plas reeds in
vele richtingen overzeilen. Wanneer de winter
vorst blijft aanhouden en de stoombootvaart
daardoor gestremd wordt, dan is deze uitge
strekte ijsvlakte een uitgezocht terrein, om
het ijsvermaak in alle mogelijke vormen te
kunnen genieten. De liefhebberij voor schaat
senrijden en het vliegen in die met hoogge
topte zeilen sierlijk opgetuigde schuitjes, is in
deze plaats dan ook zeer groot, terwijl men
nog velen hunne vlugheid op de prikslee ziet
aan den dag leggen.
De persoon van L. v. d. L., Zondag
namiddag bezig met schaatsenrijden op de
Dobbe, onder Zegwaard, beging een niet na
volgenswaardig waagstuk. H(j reed n. 1. over
eene bjjt, welke met (js van éénen nacht
bedekt was. Zjjn moed kostte hem een
nat pak.
Jongstleden Zondag-namiddag
reden drie meisjes A. V., C. A., en A. H,
op schaatsen de wallen af naar Zoetermeer.
Zjj moesten de spoorbaan oversteken om
verder te komen. Voor 't gemak hielden allen
de schaatsen aan. De trein van 2.37 uit Den
Haag naderde met snelheid. Eemge personen
op het ijs aan de andere zijde van de baan
staande bespeurden het gevaar, waarin de
meisjes verkeerden, en riepen ze toe zich te
haasten. Opziende, ontdekten zjjzelven het
gevaar van hunnen toestand en haastten zich
dit te ontkomen. Dit voorval liep gelukkig
af, doch zulk eene onvoorzichtigheid had de
oorzaak kunnen wezen van een ernstig on
geluk. Voor velen ten voorbeeld!
In December van het vorig jaar
had eene vijandelijke ontmoeting plaats tus-
schen 2 vischkotters uit Ostende en een 7-tal
haringschepen van Scheveningen, welke op de
Noordzee voeren. Terwijl de Belgische jus
titie deze zaak nog altijd aan het onderzoe
ken is, herkende schipper K. Keus van de
SCH. 46 dezer dagen den schipper van een
der bovenbedoelde vischkotters, toen deze op
dek bevelen stond uit te deelen.
Het was by gelegenheid dat dit Ostendesche
schip en wel de O. 207 een der schepen van
den reeder W. Groen verraderlyk trachtte
in den grond te boren.
Er werd evenwel alleen schade toegebracht
aan het scheepstuig van bedoeld Scheveningsch
vaartuig SCH. 46.
Schipper K. Keus heeft thans de zaak ter
kennis gebracht van de bevoegde autoriteit.
Op de „A m s t e r d amsche IJsclub",
die eveneens sedert eenige dagen ook
's avonds bij electrisch licht hare banen
voor de leden openstelde, was gisteren een
klein feest. De heer C. F. Cordes, amateur
kunstrijder uit 's-Hertogenbo8Ch, voerde op
een daartoe afgezonderd deel der baan eenige
toeren uit. De heer Cordes, iemaDd van ge
middelde grootte, is eene slanke, buigzame
figuur en staat flink vast op de schaatsen.
Vele door hem uitgevoerde figuren, waaronder
de acht- en gelijkkantige wisseling, de buffel
horen, het springen over eene bank, wekten
te recht toejuichingen van de vele toeschou
wers, die op het ijs en de tribune bijeen waren.
Het kunstrjjden begon te halfdrie en was
omstreeks halfvier geëindigd.
De nieuwe gashouder van de
Utrechtsche gasfabriek is gesprongen. In de
vorige week was hij gevuld met 18,000 kub.
M. water om hem te beproeven. Doch de
drukking van die 18 millioen KG. was te
machtig. Eene der gegoten platen barstte, het
water stroomde er uit en talud en aarden djjk,
die den houder omgeven, zijn bij de breuk
geheel weggeslagen.
Ma andag-nacht hadden de ge
broeders W. en J. Kooien te Lepelstraat (N. Br.)
de onvoorzichtigheid een pot met gloeiende
houtskolen in hun slaapvertrek te zetten,
met het noodlottig gevolg, dat des morgens
één hunner gestikt door den damp en de
andere bewusteloos te bed werden gevonden.
Gistermorgen is ook deze aan de gevolgen
overleden.
In den spoortrein tusschen
Etoile en Valence, op de Hjn Parijs Lyon
Middellandsche Zee, is een jeugdig persoon,
Bremont genaamd, terwyl hij sliep, door
iemand, die alleen met hem in het rijtuig zat,
aangevallen. Deze haalde een dolk te voor
schijn en zeide tot Bremont: „Uw beurs of
uw leven!" Bremont schreeuwde, maar de
misdadiger voegde hem toe: „Indien ge u
verroert, dan maak ik u dood." Bremont, het
ergste vreezende, reikte hem zyne beurs en
horloge over. De misdadiger sprong hierna
uit den trein.
Nu drukte Bremont op de aiarmschel. De
trein hield op en Bremont verhaalde wat er
voorgevallen was. Dadelijk werd de misdadiger
vervolgd en na eenigen tijd achterhaald. Goed
bewaakt, werd bij naar den trein gebracht
en te Valence aan de politie overgeleverd.
De man geeft voor een Portugees te zijn
en Ventura Sertolli te heeten. Men vermoedt
dat het dezelfde persoon is, die eenige dagen
vroeger eene dame op reis naar Marseille in
den trein aan handen en voeten gebonden en
van haar geld beroofd heeft.
BOSKOOP. Bevallen: E. Groenevcld geb. Yan
der Grift, D. N. Laroe geb. Meivogol Z. C. J.
Booij g b. Hooftman, D.
Overleden: M. Mesman, 7 w. F. Van Veen,
73 j. A. Loef, 9 m K. W. Yan den Broek, G j.
Getrouwd: H. W. Schooneveld, 22 j. en G. M.
Van Klaveren, 19 j.
TER-AAK. Bevallen: A. Hefetee geb. Pijper,
D. A. Van Vliet geb. Van Leeuwen, Z. M.
Van Beijere Berge Henegouwo geb. Otte, D.
Overledon: Leveul. aangegeven Z. van H.
Janssen on M. O. Kranenburg. Levenl. aange
geven D. van W. J. Van Straaten en C. P. Janzweort.
Gebuwd: J. Hoogervorat, jm. 25 j. en E. Aktr-
boom, jd. 23 j.
WOUbRUGGE. Bevallen: K. Van der Laan
geb. Van Kins, Z. M. Via geb. Vooija, D.
Gehuwd: J. Zaad, jm. 26 j. en J. Van der Meij,
jd. 25 j. J. Van Leijden, jm. 25 j. en J. Hartman,
jd. 23 j.
I ZWAMMERDAM. Bevallen: G. J. Rietfort geb,
Sanders, D. A. Bezemer geb. Gravcla d, Z.
E. Klever geb. Nejeman, D. A. N. Biesheuvel
geb. Van Dam, Z. J. Vonk geb. Van der Laan, Z.
Overleden: P. Poelwijk, jm. 3 w.
2)
Gerustgesteld, begon ik voor het vuur op
en neer te loopen en naar de verschillende
stemmen te luisteren, welke zich voor en na
doden hooren. Op die wijze verliep de tyd
nogal snel. Kort na middernacht wekte ik den
Hottentot Nahum noemde de zwarte zich
en gmg zelf slapen.
De dag brak juist aan, toen ik door de
schelle kreten van parelhoenders werd ge
wekt. Nahum had de paarden reeds gezadeld
en nadat het ontbijt gebruikt en de kale
bassen met water gevuld waren, doorwaad
den wij de rivier en bereikten nu de „doode
vlakte."
Wij waren in Januari, de heetste maand
dier luchtstreek, en onder den verzengenden
gloed der zomerzon was ook in de water
rijke streken ten zuiden van den Nu-Gariep
alle plantengroei uitgestorven.
De vlakte echter had, naar het scheen,
eigenlijk nooit eene vegetatie gehad. Zoodra
wij den struikgordel achter ons hadden, welke
altijd do oevers der rivieren omzoomt, bleef
als het ware eensklaps eik spoor van orga
nisch leven uit. Onafzienbaar strekte de geel-
grauwe vlakte zich voor ons uit, koud, styf
en stil, als een monsterachtig graf.
Bpna zonder gedruisch stapten onze paar
den voorwaarts, en zelfs de stof scheen te
traag, om zich meer dan een voet hoog boven
don grond te verheffen. Deze woestenij spon
als bet ware langzamerhand een sluier om
den geest, ik voelde eene soort van bedwel
ming komen, en om mij daartegen te ver
zetten, trachtte ik een gesprek met mpn gids
aan te knoopen.
„Nahum, komen er wel eens Kaffers in deze
streek?"
De Hottentot verschrikte bij deze vraag.
Zjjn nietszeggend gezicht nam plotseling eene
uitdrukking van groote ongerustheid aan, en
terwijl hy met rollende oogen om zich heen
staarde, stotterde hy met gedempte stem
„O, sir.De Kaffer is een umtakati
(duivel) en hy komt, als men hem maar
noemt 1"
Meer was niet uit den zwarte te krjjgen
bygeloovige vrees snoerde hem den mond,
want by het groote lichamelijk en geesteiyk
overwicht van den Kaffer is zyn verbond
met den booze voor den Hottentot eene uit
gemaakte zaak.
Dus vroeg ik dan ook niets meer, en zwij
gend zetten wy onzen tocht voort, totdat wy
do Pjjlkhp bereikten, de uiterste spits van
esn bergrug, welke zich als een pyl van het
noordwesten naar het zuidoosten uitstrekte.
Hier werd halt gemaakt en den paarden een
uur rust gegund. Daarna vervolgden wy den
tocht opnieuw.
Het was nu twee uren in den namiddag
en de Afrikaarsche zon ontwikkelde dien
onbarmhartigon gloed, waarby men uit zpn
vel of ten minste uit zyne kleeren zou willen
springen.
De vlakte is nog dezelfde als vroeger,
overal oneindige naaktheid en eenzaamheid.
Alleen rechts van ons vertoonde zich een
blauwachtige streep de Dasbergen, zooals
Nahum zeida. Meer en meer verzonk ik in
een toestand van zielverdooving, in een slaap
met open oogen, waarby de zintuigen voor
de buitenwereld byna gevoelloos z(jn.
Zoo hadden wij opnieuw eene myi afge
legd, toen mijn paard plotseling begon te
steigeren. Dit gaf my aanleiding op te zien
en den horizon te monsteren.
Vóör ons, op nauwelijks een halfuur af-
stands, lag een klein meer, omgeven door
hooge boomen en Gariepweiden, en aan den
oever daarvan eene omvangryke binlok (bie
zen hut), het zendelingenhuis, naar ik vast
onderstelde. Ik richtte m(j tot myn gids:
„Nahum, hoe ver z(jn wij nog van het zen-
dehngenhuis?"
„Drie uur, sir!"
„Drie uur? En wat is dat voor eon water
daarginds?"
„Water?" vroeg Nahum verwonderd en
rekte zijn hals uit om beter te kunnen zien.
Ik kon nu reeds het spel van hot licht
op den zacht bewogen waterspiegel herken
nen. De vraag van den Hottentot verwon
derde mij intusschon.
„Geef my de flesch, Nahum!"
Ik goot wat water in de holle hand en
wies my daarmede den slaap uit de oogen.
Daarna keek ik opnieuw op; het meer was
verdwenen en van alle kanten staarde de
doode eenzaamheid der vlakte my aan. Ik
was dus door een fata morgana verschalkt,
en wel op zonderlinge wy-ze, daar het beeld
niet buiten my in de lucht, aangezien ook
Nahum het had moeten zien, maar alleen in
myne hersenen had bestaan.
Vanwaar echter dat zonderlinge gezichts
bedrog? Ik brak my langen tyd tevergeefs
het hoofd met die vraag, totdat oindeiyk een
brandend gevoel in myne oogen my op het
juiste spoor bracht.
(Vervolg ommezijde.)