N*. 9448.
Mauudai; 8 Uecember.
A*. 1890.
nm DBzm oonuirrt
$eze {jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
ran gon- en feestdagen, uitgegeven.
Koning WILLEM III.
Feuilleton.
De wees der gevangenen.
LEIDSCH
DAGBLAD.
4+or Leider. p»r 9 suunlca.1.16
#ruoe per pertLM
AfkonderHjie Nommen0J)l
ttUU MB AJ5TIBTIN TUB:
Tea 1—6 r*f*ls 1.65. Men n§#l bomt 9.1V}
Groeien letiere neer pleeternimie. Toer hel tfc
oeeeeeren bui tem de eUd wordt 0.10 berekend.
Nu da laatste mannelyke telg uit bet Huie
-van Oranje-Naaaau door den dood van ons is
-weggegaan, zal zeker menigeen gaarne zich
in het bezit willen stellen van Zr. Ms. goed
gelykend portret, genaakt in zyne laatste
levensjaren.
De gelegenheid daartoe bestaat thans. De
heer B. W. IJzerdbaat, op dit gebied zeer
gunstig bekend, heeft nameiyk naar de laatste
van den Koning gemaakte photographische
afbeelding een aquarel ontworpen, waarnaar
esne chromolithographie is gemaakt, welke
onzen Abonné's eerstdaags als Premie zal
worden aangeboden.
Ze is artistiek uitgevoerd ln niet minder
■dan 10 kleuren en stelt den overleden Vorst
voor in generaals uniform.
Van de degelijkheid en fraaiheid van dat
kunstwerk kan men zich overtuigen by de
-firma D. Sala Zosen op de Breeetaat, waar
het is geëxposeerd in dof-zwarte lyst met
zilver afgezet en met do kroon, eveneens in
rouwkleuren. De heeren Sala zt)n echter be
reid naar verkiezing ook andere lijsten te
leveren.
Den avond vóór de uitgifte zal in ons blad
de Bon worden afgedrukt, waarmede deze
-chromolithographie, welke een sieraad in
huiskamer en salon zal uitmaken, tegen eene
vergoeding van slechts 25 cents aan ons
Bureel kan worden afgehaald.
UW Door de zorg, welke aan de afwerking
wordt besteed, kan de aflevering eenigszins
later geschieden dan eerst bepaald was, eene
omstandigheid, waarmede de Abonné's zich
gaarne zullen vereenigen. De chromolitho
graphie toch kan er niet anders dan in waarde
door stygen.
Lelden tijdens zijne vergroeiingen.
IV. (Slot.)
Volgden de vorige uitleggingen der stad
■elkaar binnen ééne eeuw, er verliepen meer
dan twee eeuwen, eer zy weder moest ver
groot worden. In al dien tyd is er heel wat
voorgevallen. Twee keer heeft de stad Leiden
in ïyden verkeerd, nl. in 1420, toen zy negen
weken door hertog Jan van Beieren werd
ingesloten, aan wie zy zich moest overgeveD,
daar haar bondgenoot, de bisschop van Utrecht,
haar in den steek liet, en in 1574, toen zy,
■na eene zware belegering, ontzet werd.
Op de gewichtige gevolgen van eerstge
noemde gebeurtenis hebben wy gewezen. By
die van Leidens behoud zullen wy evenzeer
verwylen en tevens de oorzaak vermelden van
de vergrooting der stad in 1610.
De mare, dat de Geuzen Den Briel ingeno
men hadden, was den Regeerders van Leiden
nauwelyks ter ooren gekomen, of zy maakten,
hoogstwaarachynlyk beducht dat de burgery
zich voor den Prins van Oranje zou verklaren,
bekend dat twee vaandels Spanjaarden zouden
komen (2 April 1672f. Benige dagen later
achtten zy het noodig de inwoners te waar
schuwen, geene vreemde heeren te dienen,
behalve Ducdalf. Doch hunne woorden hadden
niet de minste uitwerking. Integendeel, men
perste den burgemeesters de belofte af, geene
Spanjaarden in te laten. Toen zy ook Robol
met zyne knechten voor de Zijlpoort hielden,
barstte het misnoegen uit. Het werd niet
gestild, vóur die burgemeesters vervangen
werden door andere, die op de hand van den
Prins waren. Dezon lieten den graaf van der
Uey met zyne knechten binnen de stad. Kort
daarna kwam de heer van Swieten en vertrok
de graaf weder.
Er haerschte vreugde binnen de stad Leiden,
toen de Prins van Oranje den 6den November
kwam en er eene week vertoefde. Met daden
toonde Leiden dat het voor hem was. Het
leende hem het geld dat hy noodig had, en
deed „dan Koning en den Prins" den eed.
Tegen Ducdalf was Leiden. Het juichte den
maatregel toe, dat men de steden, die met
hem waren, niet van leeftocht zou voorzien.
In Mei 1573 werd Pieter Adriaansz. Yan der
Werf burgemeester ln de plaats van Comelis
Dirksz., dien men niet scheen te vertrouwen.
Kort daarop kwam de Prins weder te Lelden
en werden van hier pogingen in 't werk ge
steld om Haarlem te ontzetten, die echter
mislukten. Nadat deze stad zich aan Don
Frederik de Toledo had overgegeven, de vyand
voor Alkmaar verdreven en Bossu op de
Zuiderzee verslagen was, ving het beleg van
Leiden aan (25 Mei 1574). De inwoners waren
door een plakkaat, dat op de vier hoeken der
stad gelezen werd, voor de Spaansche kapl-
teinen gewaarschuwd, die gezworen hadden
dat zy, indien ze in Leiden kwamen, niet één
kind zouden laten leven.
Hoe kon men dan Baldus gelooven, die
hun schroef: „dat het n. 1. alle gheheelick
vergeven sal worden in lyff en goet, sonder
eenige exceptie, self al waert de Heer van
Noortwyck (Jhr. Jan Van der Does), de com
missaris Bronkhorst ende Pieter Adriaensz.
Borgermeester, ay alle dese genade voorseker
verwerven?" Hy mocht van meeningzyn,dat
de belegerden zich met ydele hoop van ontzet
vleiden, de 3de October bewees, dat Leiden
wèl had gedaan, tot het uiterste vol te hou
den, wyi voor vryheid van geweten geen offer
te groot kon geacht worden. Reeds des an
deren daags kwam de Prins van Oranje te
Lelden en werd door de regeerders en de
burgers met vreugde ontvangen. Hy nam zyn
intrek by den burgemeester Dirk Jacobsz. van
Montfoort en Cleef en bleef ertot den 14den Oct.
Ten einde weder tot verhaal van de geleden
schade te komen, werd Leiden eenige jaren
vrygesteld van contributién tot 's lands ge
meens welzyn. By octrooi van den Prins van
Oranje als stadhouder des koninga van Spanje
en de heeren Staten van Holland en West-
Friesland werd der stede vergund eene Hoo-
geechool op te richten. Deze werd den Ssten
Fobr. 1575, na eene predikatie in de St.-Pieters-
kerk, gevolgd door een plechtstatigen op
tocht, in het St.-Barbara-klooster geopend,
maar daar dit gebouw op den duur te klein
bleek, werd zy in 1578 in het voormalige
klooster der Witte nonnen overgebracht. Zy
werd door de heeren Staten met aanzienlyke
dotaties begiftigd. Binnen eenige jaren werd
de Hoogesshool door eene menigte jongelieden
uit de Nederlanden, ja ook uit den vreemde
bezocht, om het voortreffelyk onderwys, dat
er door hoogst wetenschappelyke mannen
gegeven werd, te kunnen genieten. Zonder
ling dat, terwijl de Hoogeschool inzonderheid
dienen moest om de vaderlandscho kerk van
leeraars te voorzien, er heden ten dage ge
vonden worden, die de theologische faculteit
willen opheffen.
In 1577 werd Leiden by open brieven op
den naam van koning Filips van Spanje, als
graaf van Holland, door de heeren Staten ge
machtigd, eene vrye markt te houden, welke
de markt der ontzetting of het feest der ver
lossing heette, en jaarlyks van den laten tot
den lOden October duurde. Naar alle naburige
steden en dorpen werden in 1578 door de
heeren van het gerecht uitnoodigingen ge
zonden aan kooplieden, kramers en andere
personen om deze jaarmarkt te bezoeken, met
belofte van eenige vereeringen.
Op den 3den Oct. had er binnen Leiden
eene wapenschouwing der schuttery plaats,
op den 4den werd de menigte door allerlei
spelen verblyd, op den 5den hield men er
vertooningen, hoe de stad in ïyden had ver
keerd, op den 6den word er eene openbare
dankzegging gehouden.
De vereeringen bestonden in het aanbieden
van wyn aan hen, die de beste beesten (paar
den, koeien, ossen, Echapen en varkens, of de
schoonste waren ter markt brachten. Wie het
verBts kwamen, werden uit twee stadskannen
met bier gelaafd. Vereeringen werden ook
toegekend aan hen, die toonden het best te
kunnen lezen of het fraaist te kunnen schry-
ven. De eersten kregen een daalder, de laat-
sten eene zilveren pen.
Eenige jaren vóór het merkwaardig beleg
van 1574, tusschen de jaren 1560 en 1570,
geraakte de lakennering, die derdhalve eeuw
in bloei verkeerde, in groot verval. Eenem.in
edele concurrentie schynt daartoe krachtig te
hebben bygedragen. Er waren nameiyk, sedert
eenigen tyd, soortgelyke lakens als te Leiden
vervaardigd werden, maar van mindere hoe
danigheid, in den handel gekomen. De koop
lieden konden daar meer op winnen. Ze waren
evenzeer met twee gekruiste sleutels ge
zegeld, maar waren te Duffel, waar men ook
dat stadswapen had, vervaardigd. Wel stond
er de naam Duffel op, maar wie lette daar
altijd op 1 Ze waren goedkooper dan do Leid-
sche en werden niet zelden voor Leidsch puik
aan den man gebracht. De kooplieden van
Hamburg brachten niet minder nadeel toe.
Zy ontboden vele witte lakens uit Leiden en
verfden ze, zonder ze te blauwen, met galno-
ten-zwart en verkochten deze lakens voor
Leidscbe. De kleederer, er van gemaakt, wer
den onder 't dragen ros en vaal, zoodat de
lieden een afkeer kjegen ze langer te koopen
en te dragen. Zoo verloor Leiden zyn goeden
naam als fabriekstad en geraakte er de nering
in verval. Terwyi er vroeger zooveel getou-
won gingen, werd het getal al minder en
minder. Van de lakenwevers kwamen er, ge
durende de zware belegering, én door den
honger én door de post om. Na het ontzet
worden er al minder siukken laken vervaar
digd, en daar deze niet zoo goedkoop konden
geleverd worden als de Duffelsche of Ham-
hurgache, scheen het, alsof Leiden er nooit
weer boven op zou komen. Doch zief daar
komen weder tal van vreemdelingen uit
Vlaanderen, Brabant en andere provinciën
naar de Noordelyke Nederlanden, zoowel als
naar Engeland en Duitschland, gevloden. Zy
hebben hun vaderland om der consciëntie wille,
met achterlating van huis en have, verlaten,
om het leven te redden, dat onder de despo
tische handelingen der Spaansche landvoogden
ernstig gevaar liep. Onder deze uitgewekenen
waren er velen, die zich te Leiden vestigden.
Naar het Duitsch.
3)
De brave weduwe maakte geen onder
scheid tusschen haar pleegkind en hare
overige kinderen; zy gaf hun eene een
voudige, goede opvoeding, leerde hen werken
en ontberen.
Toen de orde in Frankryk weer hersteld
was, begon de familie Loebomirski terstond
nadere berichten te verzamelen over het lot
der vorstin, wier dood op het schavot slechts
als gerucht tot het verre oosten was door
gedrongen, en over het verbiyf harer dochtir
en eenige erfgename.
Het proces der eerste en haar treurig uit
einde waren gemakkelyk genoeg te consta
tes, oil, maar alle navorschingen naar de jon.e
prinses waren vruchteloos.
Dank zy bet goud, waarover do agenten
der familie rykelyk konden beechikkc-n, en
dank zii de uitgestrekte relaties, welke de
lratste in diplomatieke kringen bezat, ge-
Hikte hot haar eindolyk te weten te komen,
dat G:?gor, de oude bediende der overledene,
op den dag harer terechtstelling, met Rosalio
het paleis verlaten hadeen klerk Vond ver
volgens ook in de registers eene aanwyzing
dat één bediende van de vorstin mede in
haar proces betrokken was geweest, maar de
erfgename van een der grootste vermogens
van Polen was van den aardbodem verdwe
nen. Ten slotte werd de erfenis der vorstin
door het Poolsche gerecht aan de naaste
bloedverwanten toegekend.
In het jaar 1806 de betrekkingen tus
schen Napoleon en het ryk van den Czaar
waren nog vriendschappeiyk werd het
Russische gezantschap te Parys met een
nieuw lid vermeerderd, namelijk met graaf
Fedor Rzewonski.
Het Russische gezantschap bewoonde des-
tyds nog niet het prachtige paleis, welks
inrichting en welks bewonderenswaardige
kapel vooral nu tot de bezienswaardighed-n
van de Seinestad behoort, het was in ge
huurde, vry nauwe vertrekken gehuisvest,
en graaf Rzewonski moost dus eerst eene
klo'nsre woning buiten het gezantschapsge
bouw zoeken, en vond een aangenaam ver
biyf in een der voornaamste hotels van het
toenmalige Parys, in het hotel „Grande-
Batelière."
Toen do graaf ongeveer veertien dagen na
zyne aankomst over den corridor der eerste
verdieping ging, ontmoette hy twee vrouwen,
die een mot waschgoed gevulden korf droe
gen en by zyne nadering bescheiden op zy
gingen. Rzewonski stond op het punt achte
loos te passeeren, toen de in het oog vallende
schoonheid van de jongste der beide vrouwen
hem trof.
Het meisje was inderdaad buitengewoon
schoon: eene groote, slanke gestalte, met
fijne, teedere trekken, en zulk een blauw
zwarten haartooi, dat de dichte vlechten aan
alle kanten verraderlyk onder het verblin
dend witte mutsje te voorschyn kwamen.
Het schoonst echter waren de groote, donkere
oogen van amandelvormige gedaante en met
dien matten, eigenaardigen glans, welke aan
het schitteren van een opaal herinnert.
De graaf was verrukL Hy moest bekennen
dat hy dit prachtige oogenpaar reeds eerder
gezien moest hebben, maar hij wist zich niet
te herinneren, waar en wanneer.
Ten slotte groette hy de blozende jonge
schoone onwillekeurig, een groet, welken de
oudste, waarschijnlyk de moeder, m6t een
niet zeer vriendelyken wedergroet beant
woordde, en zocht zyne kamer op. Maar de
beide donkere oogen kwamen hem niet uit
de gedachten; telkens doken zy weer voor
hem op, totdat ton slotte in zyne geschokte
ziel de herinnering opkwam aan een ander
oogenpaar, dat zoo zonderling op dat van het
schoone waechmeisje geleek; hy dacht aan
zyne ongelukkig) nicht, aan de vorstin Fanny
Loebomirski, die hier te Pary3 zulk een ver-
schrikkelyken dood had gevonden.
Daarmede kreeg de belangstelling in het
schoone meisje eene nieuwe gedaante. Hy
beval zyn kamerdiensar in hot hotel inlich
tingen omtrent haar in ie winnen, en de
sluwe knaap kwam weldra torug met het
bericht, dat er van r.iemand anders sprake
kon zyn dan van de dochter van de wasch-
vrouw van het hotel, juffrouw Bertot.
Graaf Fedor liet de eigenaar van het hotel
roepen; hy hoorde dat juffrouw Bertot met
zeer veel moeite hare groote huishouding
onderhield, maar dat zy zoowel als de dochter
zich in een onberispelyken naaro verheugden.
Do hotolhouder dacht misschien dat de plan
nen van zyn voornamen gast niet geheel
zuiver waren, en stond, eerot na eenig aar
zelen toe de wnschvrqi-.w met hare dochter
in het hotel to doei) ontbieden.
(Slot volgt.)