9433 Woensdag 19 November. A9. 1890. Leiden, IS November. ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Onschuldig veroordeeld. LEIDSC DAGBLAD. FRUS DEZER COURANT: Van Leiden per 8 maanden140. Franco per poet1.40. Ationderiyke Nommero0.05. Ten vervolge op hun rapport van 24 ■Juli j.l., leggen B. en We. aan den Gemeente raad over het rapport van de commissie voor de huishoudelijke verordeningen, alsmede twee sedert de indiening van hun rapport ingeko men adressen I. Aan Burg. en Weth. der gemeente Leiden Onder terugzending, met de daarb(j behoo- rende adressen en bijlagen, van het in hare handen gesteld praeadvies van B. en Ws., betreffende esn verzoekschrift van eenige be woners van het gedeelte Nieuwen Rjjn oost waarts van de Middelstegracht gelegen, waarbij adressanten op eene verplaatsing van de markt van boomvruchten en ander ooft aandringen, heeft de commissie tot het ontwerpen en her zien der plaatselijke huishoudelijke verorde ningen de eer Uw Edel-Achtb. te berichten, dat zij zich met gemold praeadvies gaarne vereenigt. II. Naar aanleiding van het verzoek van P. J. Van Venetie c. s. om verplaatsing van de markt van boomvruchten en ooft, nemen de ondergetoekenden, bewoners der Hoogewoerd, met uitzicht op het gedeelte Nieuwen Rijn, waar genoomde markt wordt gehouden, de vrijheid fe verklaren dat de tegen die markt aangevoerde bezwa ren met overdreven, doch overeenkomstig de waarheid z(jn. 't Welk doende, P. Fontein H.Mz. Volgen de namen van 14 adressanten. III. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geren met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekenden, stalhouders te Leiden, dat zij naar aanleiding van een ingediend ver zoekschrift, tot verplaatsing der boomvruchten- en ooftmarkt de vrijheid nemen mode te deelen, dat de Nieuwe R(jn zeer druk wordt bereden, en het houden van die markt daar, meermalen stremming in de passage veroorzaakt. 't Welk doende, P. J. Kooreman. Volgen do namen van S adressanten. De Tweede Kamer heeft in hare heden gehouden zitting zonder stemming aange nomen het wetsontwerp, rogelende de kosten van het Regentschap, nadat de minister van koloniën, als president van den ministerraad, en de heer Schimmelpenninck van der Oyo tegenover den heer Smidt do noodzakelijkheid ontkenden tot voorziening in de voogdij over Z. M. den Koning waar H. M. de Koningin hsm zoo liefderijk ter zijde staat. De eedsaflegging van H. M. de Koningin als Regentes zal Donderdag a. s. nagenoeg volgens hetzelfde program geschieden als de plechtigheden by de opening van de zitting der Staten-Qoneraal. Waarschgnlyk echter zal H. M. niet in de gebruikeiyke glazen koets, maar in een groot galarytnig met zes paarden zich van het Paleis na3r het Binnenhof begeven; terwyi voor deze gelegenheid ook, behalve de leden van 's Konings civiel en militair huis, de dames du Palais plaats zullen nomen in den stoet en in het gevolg, hetwelk H. M. in de Troon zaal vergezelt. Naar men verder uit Den Haag mededeelt, zal or in do vergaderzaal van de Tweede Kamer voor H. M. een nieuwe troon worden opgericht, welke waarschyaiyk iots lager zal worden dan de reeds bestaande. Daar laatstbedoelde verhevenheid nog stevig genoeg schynt om hare plichten naar behooren te vervullen, zal men hier minder eene zekere voorzorg, dan wel het in acht nomen van eene étiquette op het oog hebben, te meer, daar de nieuwe troon alleen op den dag der eedsaflegging dienst zal doen. Ingeschreven studenten aan onze hooge- scholen, volgens de jaarcyfers van de Ver- eeniging voor de statistiek in Nederland. Id Utrecht. Leiden. Groningeu. Amsterdam. 1878/9 353 533 182 496 1879/80 403 485 202 335 1880/1 385 514 251 343 1S81/2 434 520 274 315 1882/3 468 488 290 302 1883/4 467 585 290 540 1884/5 452 589 322 615 1885/6 461 676 358 615 1886/7 475 718 358 691 1887/8 517 713 370 737 1888/9 564 744 384 727 Men meldt ons heden uit 's Gravenbage De komst van H. M. do Koningin aanstaar den Donderdag van het Loo naar de residentie strekt, iedereen zal 't begrüpen, ter vervul- 1 ng van een Haar opgelegden Staatsplicht en is dus, door de omstandigheden, welke de vervulling van dien plicht gebieden, voor H. M. van zeer droevigen aard. Men mag 't er derhalve voor houden, dat het geheel zal zyn in den geest van de Koningin- Regentes, als de bevolking ditmaal niet door uiterlyke toekenen biyk mocht gevon van gehechtheid aan de dynastie. Zoo zou het uitsteken van vlaggen ditmaal volstrekt niet in overeenstemming zpn met den aard van de pectigheid en zouden luid ruchtige toejuichingen hoe verklaarbaar anders ook Hare Majesteit in de gegeven omstandigheden niet anders dan pyniyk kun nen treffen. Eene eerbiedige en zwygende groete zou voor H. M. het bewys kunnen zyn, dat de bevolking hare plichtsbetrachting kent en waardeert. Naar men nader verneemt, zal H. M. zich in gesloten hofrytuig naar het Binnenhof be geven. De Staten der provincie Noord-Brabant hebben heden gekozen tot lid dor Eerste Kamer den heerjW. Prinzen Fzn., fabrikant te Helmond, met 31 van de 56 stemmen. De Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben in hunne heden gehouden zitting in zake de verbetering van den waterweg tus- schen den IJsel en de Ringvaart van den Haarlemmermeerpolder de vroeger door ons medegedeelde conclusie van de commissie uit God. Staten goedgekeurd. Tot opzichter by de Ned. Zuid-Afrikaan- sche Spoorwegmaatscbappy is benoemd de heer W. Holland Wz., te Zwolle, eervol ont slagen buitengewoon opzichter van 's Ryks Waterstaat. By koninklyk besluit is H. Vinckers J. Bzn., voor het jaar 1891 benoemd tot leeraar aan de Ryks hoogere burgerschool te Zalt- Bommol. Aan E. Thonia, geboren te Wiesbaden, en aan K. Sprung, geboren te Schapow, vergun ning verleend de geneeskunst uit te oefenen op Nederlandsche zeeschepen, met uitzondering vau oorlogsvaartuigen, onder voorwaarde dat zy de wettelyke bepalingen omtrent de uitoe fening der geneeskunst in Nederland stiptelyk nakomen. Aan den gepens. luit. ter zee lste kl. J. H. Cremer toegekend de titulaire rang van kapitein-luit. ter zee. Benoemd bij den Pensioenraad dor burger- ïyke ambtenarentot commibs de heer M. L. J. Van der Heyden, thans corrector der „Staatscourant"; tot adj.-commio3 de heer F. A. Ebbingo Wubben, oud-officier der admini stratie by de marine en by het weduwen- en weezenfonds voor burgerlyke ambtenaren tot adj.-commies de heer A. M. Ever3, thans eerste klerk by het departement van financiën. Het Lelilschc Tooncel. Leonljo Scbmalenbach is een vroolyk, op gewekt deerntje. Hoewel arm aan goederen, is zy ryk aan geluk. Do dochter van eone arme, gebrekkige weduwe, vroeger de vrouw van een eenvoudigen fabrieksarbeider, heeft PRIJS DDR ADVRRTENTIEN: Tu 1—4 ng«l* 1.05. Ieders regel meer/0.174. Grootore letton neer plaatsruimte. Voor het in. oeeeeeren buiten de eted wordt 0.10 berekend. Leentje, door hare ongekunstelde vroolykheid, de sympathie en toegenegenheid veroverd van allen, die haar kennen. Men noemt haar het Leeuwrikje, omdat zy altyd zingt. En ze heeft alle redenen tot die blymoedige stemming. Zy bemint en vindt wederliefde by een zekeren Paul Ilefeld, een knap, yverig work man op do papierfabriek van den hoer August Lan genthal. Deze laatste is een idealist, blakende van liefde voor het werkvolk, wiens voorstandor en be schermer hy wil zyn. Wy moeten tot hen overloopen, verkondigt hy, willen zy niet tot ons komen; wy moeten ons bloed met het hunne vereenigen! Overtuigd van de waarheid dezer stelling, gedreven door de liefde, welke hy voor het tevreden, gelukkige fabriekskind heeft opgevat, wondt hy zyne schreden naar de eenvoudige woning der moeder, om daar de hand van het zangerig Leeuwrikje te vragen, niet wetende en ook met vermoedende dat deze haar hart reeds geschonken heeft aan esn zynor werk lieden. De moeder voelt zich gestreeld door dat bowgs van achting; haar broeder, een socialist, is buitengewoon gelukkig, nu ook in don schoot zyner familie het altyd zoo gehate geldbezit zal komen, en Leenije durft niet weigeren, omdat de man, die haar trouwen wil, hare ongelukkige moeder naar eene badplaats zal zenden, waar zy ongetwyfeld genezing zal vinden. Het Leeuwrikje offert zichzelve op, om hare moeder te redden; zy geeft hare liefde voor Ilefeld pry's, om hare hand te schen ken aan den man, dien zy acht, maar niet bemint. Eene scherpe, schrille tegenstelling met den edelen democraat aanschouwen wy in diens stiefbroeder Herman Langenthal. Ook deze voelt zich tot het jeugdige, mooie meisje aan getrokken, maar met geheel andere, minder edele gevoelens. Tot de ontdekking gekomen zynde, dat zyn aanstaand schoonzusje zyn broeder niet lief heeft, dat haar hart een ander, den werkman Ilefeld toebehoort, meent hy tevens het middel gsvondon te hebben, om zyn lusten bot te vieren. Hij overreedt haar met hem naar Berlyn te vluchten, om daar met den man, dien zjj werkelyk oprecht liefheeft, in het huwelyk to kunnen treden. Het geld, noodig voor de genezing der moeder, zal ook hy haar ter hand stellen. Uit vreeze de ongelukkige vrouw b(j hare vlucht in den nacht te wekken, zal zy Naar het Duitsch. 6) II. Met een bang hart aanvaardde Greta op den door de geheele stad met spanning ver beiden morgen den tocht naar hot militaire gerechtshof. Zu' werd in eene sombere kamer gebracht, waar om eene tafel vyf mannen in uniform zateneen gemeen soldaat, een onder officier, een sergeant, oen luitenant en een kapitein. Deze vyf personen vormden den krygsraad, waarvan de kapitein voorzitter was. By eone andere tafel zat de auditeur, die de beschuldiging voorlas, op d6n achter grond ontwaarde men op eene houten bank den beschuldigde, en aan weerszyden van hem zat een gewapend soldaat. Daarvoor had op een stoel een bejaarde luitenant plaats genomen, die als verdediger zou optreden. Greta waagde het niet om op te zien, maar op bevel van den kapitein moest zy het doen. „Harkont gy den beschuldigde?" vroeg hy. „Ja", stamelde zy. „Zoo, veitel ons het gebeurde precies zoo als het zich heeft toegedragen." Met haperende stem voldeed Greta aan het veizoek. Alles stemde nauwkeurig overeen met hare vroegere verklaringen. „Hy dreigde u dus met den dood?" vroeg de auditeur. „Hy nam het mes op en nep: „Zwijg, of ik steek u dood!" „Ja", kwam het nauwelyks hoorbaar van Greta's bevende lippen. „Neen!" weerklonk hot van de bank der beschuldigden. De gevangene was opgespron gen, en wild gesticuleerend met de uitgestrekte banden, herhaalde hy: „Neen, neen!" Hy wilde verder spreken, maar toornig beval de kapitein hem „Als gij u niet rustig houdt, Kempe, laat ik u boeien. Aanstonds komt de beuitaanu. Verscherp uw vonnis niet noodeloos!" De gevangene ging weer zitten én verborg bet gezicht in de handen. Greta moest hare verklaringen bezweren en mocht zich toen verwyderen. Uitgeput door de geweldige opwinding, sleepte zyzich met mosite voort. Intussohen werd hst verhoor voortgezet. De volgende getuige was de luitenant, die n den winkel gekomen was. Zyne verklaring strookte volkomen mot die van Grota. De bedreiging had hy wel is waar niet gehoord, maar wel had hy het mes in de opgeheven hand en het uit de lade gevallen geld op den grond gezien. Twyfel aan de booze be doeling van den beschuldigde, verklaarde by, was niet mogelyk. Hetzelfde bevestigden nog eenige andore personen, die op het hulpge- roop van Greta waren toegesneld. „Fuselier Kempe", nam de kapitein het woord, „gy hebt de getuigen gehoord, en ik raad u in uw eigen belang, u door eene openlyke bekentenis uw vonnis ta verzachten; indien gy bij de bewering uwer onschuld volhardt, moot het volle gewicht der wet u treffen." De beschuldigde antwoordde, merkwaardig uiterst kalm „Ik dank u, kapitein, voor al de goedheid, welke u roy ook hier bewyst. Ja, ik wil de waarheid zeggen, de geheele, zuivere waar beid, maar.u zult my niet gelooven. Wat mejuffrouw Berger hier zooeven heeft ver teld is waar, en toch is hot ook niet waar. Het is waar volgens den indruk, dien het arme meisje van het voorgevallene heeft ge kregen, maar het is niet waar volgens myne wetenschap en myn wil. Ik had voor het meisje, dat ik zoo dikwyis in de winkeldeur zag staan, liefde opgevat; dikwyis passeerde ik hare woning, en nu en dan heb ik er ook kleinigheden gekocht. Dat zy nooit acht op my beeft geslagen, geloof ik gaarne; want in haren winkel komen dagelijks vele sol daten; zy geeft hun wat zy hebben willeD, en daarmede uit. Met niemand laat zy zich in. Maar ik wilde de aandacht op my ves tigen en zoo wachtte ik den gunstigen dag af den ongeluksdag. Wegens de groote hitte was er geene oefening en ik liep voor den winkel op on neer. Eerst waren er gevan genon binnen, en nadat dezen vertrokken waren, bleef de moeder nog over. Weldra ging ook zy heen, maar ik dacht dat zy kon terugkoeren, waarom ik nog eene poos wachtte en nu en dan door het venster zag. Eindelyk trok ik de stoute schoenen aan. Dat het meisje verschrikt van den stoel opsprong en mij heftig aansprak, bracht my in verlegen heid. Ik wist niet, wat ik zeggen wilde, oa toen zy van de „bruid" begon te spreken, stemde ik daarmede in. Ik verbeeldde Hij dat zy myne bruid reeds was, en kwain op de gedachte haar iets zeer moois te koopert en het haar aan te bieden." (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1