LEIDSCH DAGBLAD. scheurkalender! H». 9428 Donderdag 13 November. A°. 1890. Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Dit noinmer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 12 November. Feuilleton. GLÜCK AUF! FEUB DBZEB COTTBJLNT: To«r Leidon par 8 maanden.1.10. Tnzxco per poet.1.40. Aikondorl^ie Nommen0.05. PRIJS DES ADVEBTENTTEN: Tan 1—6 regele 1.05. Iedere regel meer/0.174. Gr oo te re letters naar plaatsruimte. Yoor het in- caeseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Even ale vorige jaren zullen wy weder een ■unOBISTISCHESr en een CHRIS TELIJKE* SCHEURKALENDER, op keurig mooie Schilden, onzen Abonné's als Premie aanbieden. In de tweede helft dezer maand zullen de Bons daarvoor in ons Blad worden afgedrukt, waarmede de KALENDERS aan ons Bureel kunnen worden afgehaald. Ook kunnen ze bij onze Agenten in de omstreken worden besteld. Door de Katholieke Kiesvereeniging alhier is in hare gisteravond gehouden vergadering tot candidaat voor den gemeenteraad gekozen mr. L. M. J. H. Kerstens, notaris, die reeds vroeger in onze gemeentelijke vertegenwoor diging zitting had. Ter naturalisatie is door de Segeering aan de Tweede Kamer o. m. voorgedragen de heer H. H. Breuning, leeraar aan het gym nasium te Leiden. De heer H. L. Oort, cand. tot den H. Dienst alhier, i6 beroepen by deHerv.gemeente te Hippolytushoef o. a., op Wieringen. Vóór eenige dagen overleed alhier een man, die vroeger, minder onder zyn eigen naam dan wel onder zijn bijnaam .Plooi", algemeens bekendheid genoot by de Btudenten dezer hoogeschool, of liever by alle bewoners der stad. Daniël Montagne werd geboren te Leiden den 31sten Dec. 1816. In de Belgische omwenteling werd by op geroepen en was een tijdlang oppasser van een Nederlandsch officier. In zijne vaderstad teruggekeerd, werd hl) al spoedig bediende voor de leeskamer der studenten-sociëteit en •daar verwierf hij zich weldra groote bemind heid onder de jongelieden, die onze Alma Mater kwamen bezoeken; matig,eerlijk,accu- Taat, handig en vertrouwbaar, werd by een der populairste Leidsche persoonlijkheden. Zijne gelykenis met den student Plooi be zorgde hem zjjn bynaam, en met groot be hagen vertelde hjj in latere dagen van den champagne doop, dien hl) b(J zijne naamveran dering had ondergaan. Tot zijne aangenaamste herinneringen be hoorde ook de tijd na den oorlog met België, en met opgewektheid sprak hij er van hoe de studenten uit den krijg terugkeerden en het verhaal hunner lotgevallen deden. Tot op ongeveer vijftigjarigen leeftijd bleef hl) aan de sociëteit verbonden, en allen, die hem in dien tjjd hebben gekend, spreken met achting en waardeering van hem. Een zijner beste daden was de verpleging van een stu dent, die ziek lag aan de pokken en door iedereen was verlatende getrouwe verpleger moest zijn liefdedienst met een zwaren aan val der ziekte bekoopen, maar de student werd gered en is nog onder de levenden. Later kwam Montagne in dienBt van het Studenten-muziekgezelschap „Sempre Cres cendo" en bleef dat tot den tijd, dat hel ge zelschap de rust inging; tevens was by de trouwe oppasser van een onzer professoren. Op „Sempre" maakte hy zich onmisbaar. Niemand verstond als hij voor alles te zorgen waar geen ander raad wist, was „Plooi" de man; en zoo was het zijn gansche leven door in zorgzaamheid en nauwgezetheid was hh niet te evenaren. Wie in Leiden kende den ouden heer niet, zooals hy met meer dan professorale waar digheid zijne geboorteplaats doorwandelde, waar hij elke straat, elk huis bijna kende? Hoe dikwijls hebben wyzelven bh zijn binnen treden de gasten zien opstaan, in de meening dat een andere gast de kamer inkwam 1 Piet Paaltjens gaf hem eene plaats in zijne gedichten, en als bediende van „Sempre" is hh op menige photographie van het bestuur vereeuwigd. Eeme langdurige en pijnlijke ziekto maakte den 7den November 1.1. een einde aan zijn werkzaam en nuttig leven. h. De groote zaal van „Zomerzorg" was gisteravond geheel gevuld. Van de in dichte rijen geplaatste stoelen bleven er slechts enkele onbezet. Onmogelijk kon dus te dezer plaatse over tuigender bewijs verlangd worden hoezeer de kamermuziek-soirée8, door den heer Sfann ondernomen, worden gewaardeerd. Na de soiróes van den vorigen winter was het geenszins te verwonderen, dat de verwach tingen ook nu weder hoog gespannen zouden zjjn. Immers, wat toen werd aangeboden, was een waar, edel kunstgenot. Ook gisteravond viel er veel te genieten, reeds dadelijk met Mozart's „Strijkkwartet D-dur", voorgedragen door de heeren Chr. Timmner, van Amsterdam, eersten violist, onzen vroegeren stadgenoot mr. G. Blokhuis, van Rotterdam, tweeden violist, S. Van Adel- berg, van Amsterdam, altist, en L. Leonides Van Praag, violoncellist, dien we tot nog toe onder onze stadgenooten mogen rekenen. In hun samenspel waren zh schoonhunne vertolking van Mozart's meesterwerk was weg- sleepend en aller aandacht werd voor de Allegretto's en het Menuetto afgedwongen. In het Andante kwam ons de cello echter nu en dan wel wat onzeker voor, waarschijnlijk een gevolg van de minder goede stemming. Overigens voldeed dit nommer uitmuntend en viel den executanten warme bijval ten deel. Daarop volgde Beethoven's „Sonate voor piano en viool, A-dur, op. 47" (de beroemde Kreutzer-sonate), waarin wederom de heer Timmner zijne kunstenaarsgaven deed bewon deren en de heer Mann de piano-party ver vulde. Beider taak was groot, machtig, maar juist door de macht, welke zh over hun instru ment bezitten, gepaard met eene zeldzame techniek en geacheveerde voordracht, kwam het werk volkomen tot zijn recht, want dat, gelukkig juist aan het eind van het laatste Presto, een der vioolsnaren brak, schaadde volstrekt niet aan het geheel, dat op de aan wezigen blijkbaar voortdurend een diepen indruk maakte. De erkentelijkheid van het publiek in een langdurig applaus bleef ook nu niet uit. Een omvangrijk en waardig slot voor dezen avond vormde het „Trio voor piano, viool en violoncel, F-dur, op. 18", van Camille Saint- Saëns, voorgedragen door beide genoemde hoeren en den heer Leonides Van Praag. Vol gloed was hier het klaverblad, dat aan deze muzikale schepping leven en bezieling schonk, zóódanig, dat zelfs de meester ware hh tegenwoordig geweest er ongetwijfeld zijne tevredenheid over had betuigd. Het boeide in zeldzame mate. Nogmaals, het was een avond van waar, rein kunstgenot, dat nog lang in herinnering zal blijven en reeds nu vol verlangen naar do volgende soirée op 13 Jan. doet uitzien. De Staatscourant van 12 November bevat het volgende bericht omtrent den toestand van Z. M. den Koning: Gedurende de laatste veertien dagen heeft de toestand des Konings weinig verandering ondergaan. De stoornis der geestvermogens blyft de zelfde. De gemoedsstemming van Z. M. is afwis selend, nu eens kalm, dan weer opgewon den het laatste vooral als de nacht slapeloos is doorgebracht. De lichaamskrachten, ofschoon ongetwijfeld verminderend, blijven toch voldoende. Voor het leven van Z. M. den Koning dreigt op het oogenblik geen gevaar. Paleis het Loo, 10 November 1890. (Get.) Dr. S. S. RosenBtein. Dr. Vinkhuyzen. J. Vlaanderen Czn. Dit bulletin van de geneesheeren was, naar vernomen wordt, opgemaakt ten gevolge van een des Maandags gehouden consult. Door de geneesheeren is tevens opnieuw een officieel rapport over den toestand van Z. M. den Koning opgemaakt voor de heeren ministers, waarschijnlijk met het oog op de heden te houden Vereenigde Vergadering van de beide Kamers der Staten-Generaal. De droevige inhoud van het gisteravond verschenen bulletin laat helaas geen twijfel bestaan, dat de toestand van Z. M. nog niets verbeterde en dat do Koning geheel buiten staat is, om zich met regeeringszaken bezig te houden. De eenige troost is, dat er nog geen oogenblikkeiyk levensgevaar bestaat, omdat de krachten, hoewel verminderend, voldoende blijven. Gedurende geruimen tijd reeds was Z. M., en hy is dit nog, onderhevig aan kleine aan vallen van beroerte; indien er echter geen ernstige aanval komt, kan Z. M. die nog lang doorstaan. Voor de vacante betrekking van amb tenaar ter secretarie van Zoetermeer en Zeg waard, waartoe de heer G. Eggink Jzn. te Haarlemmermeer is benoemd, hadden zich 60 sollicitanten aangemeld. De 1ste luit. C. J. L. Sehuller, die van do Kon. Mil. Academie met 1 Dec. op zyn verzoek is overgeplaatst by het 4de rog. inf., wordt ingedeeld by de bataljons te Leiden in garnizoen. Op aanzoek van belanghebbenden heeft de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Haarlem zich dezer dagen gewend tot den Raad van administratie der Hollandsche IJze- ren-Spoorweg-Maatschapph te Amsterdam, met het verzoek, dat in de met 1 November jl. vastgestelde winterdienstregeling alsnog deze wijziging worde gebracht, dat de gewone trein, die thans van Rotterdam vertrekt des avonds te 10 uren 5 minuten, maar niet verder dan tot Leiden gaat, worde veranderd in een snel trein en doorloops tot Haarlem en Amsterdam, als wanneer men, evenals vroeger, een half uur later van Haarlem naar de hoofdstad zal kunnen vertrekken, dan volgens de nieuwe dienstregeling mogeiyk is. Met eene lange lyst van benoemingen, Roman van E. WERNER, Slot.) De opziohter schudde het hoofd. „Neen, mynheer Berkow, dat gaat niet. Hy was myn eenige, en ik heb dikwyis meer verdriet dan pleizier van hem beleefd, al was hy my eindeiyk met zyn heerschzuchtig karakter geheel de baas geworden ver geten kan ik Ulrich niet. Goede Hemel, W3arom moest ik, oude man, gered worden, om zóó iets te ondervinden Met hem heb ik immers alles, alleB verloren 1" „Zeg dat niet, Hartman!" hernam Arthur op minzaam verwijtenden toon. „Ge hebt immers nog altyd een krachtigen steun aan Martha en haren man 1" De oude man zuchtte. „Ja, Martha! Die kan er zich evenmin overheenzetten als ik, hoewel ze man en kinderen heeft en een goeden man ook. Ik zie het nog dikwyis, hoe het met haar ge steld is. Het gaat zonderling met sommige menschen, mynheer Berkow; ze kunnen iemand zorg en smart baren, ze kunnen iemand van kommer en verdriet doen ver grijzen, en toch houdt men meer van hen dan van de braafsten en besten, die ons nooit een droevig uur bezorgd hebbenhunne herinnering vervolgt ons altyd en overal. Zoo iemand is my'n Ulrich geweest. Wat hy voor zyne kameraden was, eer die ongelukkige stryd uitbrak, dat is een ander vroeger of later nooit voor hen geweest, en zoo hy hen niet als hun leider ten zegen mocht zyn, vergeten heeft nog geen hunner hem." De oude man wiechte zich de tranen uit de oogen, terwyl hy de hand greep, die Ber kow hem zwygend, maar deelnemend toe stak, en vervolgde zyn weg. Eugénie, die reeds gedurende de laatste minuten in de deur had gestaan, zonder het gesprek te willen storen, trad nu op haren echtgenoot toe. „Kan Hartman zich nog altyd niet in zyn verlies schikken?" vroeg zy zacht. „Ik had nooit gedacht dat by zoo met zyne geheele ziel aan dien zoon had gehangen." Arthur zag de zich langzaam verwyderende gestalte na. „Ik verklaar dit, zooals ik de blinde aan- hankeiykheid zyner kameraden altyd heb trachten te verklaren. Er lag iets krachtigs, iets overheerschends in de natuur, in de ge heele persoonlykheid van dien man. En zoo ik dit heb ondervonden, die op leven en dood met hem moest stryden, hoeveel te meer dan diegenen, voor wie hy streed. Hoe had diezelfde Ulrich zichzelven en de zynen ten j zegen kunnen zyn, als hy zich een ander levensdoel had voorgesteld, dan om met een hart vol haat en verbittering de bestaande orde van zaken te veretoren!" Met een half verwytenden blik zag de jonge vrouw tot haren echtgenoot op. „Ons heeft hy toch getoond, dat hy ook nog iets anders kon doen dan haten. Hy is uw vyand geweest, maar toen het er op aankwam om het leven van éón van u beiden te redden, toen ontrukte hy u aan het ge vaar en had zyn eigen leven voor u veil." Arthur fronste de wenkbrauwen; de her innering aan dien tyd deed hem pyniyk aan. „Van alle menschen heb ik zeker wel het minste recht om hem te beschuldigen, en ik heb het ook nooit gedaan, sedert zyne hand my van den dood redde. Maar, Eugénie, ge loof my, eene volkomen verzoening met iemand van zyn karakter zou nooit mogelyk zyn geweest. Hy zou de rust op de berg werken voortdurend in gevaar gebracht, den vrede met de arbeiders verstoord, my steeds de heerschappy betwist hebben, en daarby is het te ver tusschen ons gekomen, om hem straffeloos zyn weg te kunnen laten gaan. Als ik hem niet had aangeklaagd en gerech- telyk doen vervolgen, dan hadden de anderen dit gedaan gelukkig is dit hem en ons bespaard gebleven." Eugénie vlyde het hoofd tegen den schouder van haren echtgenoot. Het was nog altyd datzelfde schoone, blonde hoofd met de donkere oogen, maar het zag er fris- scher en blozender uit dan ooit. De bleek heid en de marmeren kilheid van vroeger waren door eene uitdrukking vervangen, welke het geluk slechts vermag te geven. „Het was een ergo tyd, Arthur, welke op dat ongeval volgde", zeide zy met eene liebte siddering in hare stem. „Gy hebt een zwaren stryd moeten stryden, zóó zwaar, dat ook mgn moed menigmaal dreigde te be- zwyken, als ik uw voorhoofd al meer en meer bewolkt, uwe oogen al somberder en somberder zag en ik tech niets anders kon doen dan by u zyn." Met innige hartelykheid boog hy zich tot haar over. „En deedt ge daarmede niet genoeg? Tot dien stryd ben ik gesterkt door twee woor den, welke alleen al voldoende zyn om iemand moed en opgewektheid tot krachtig handelen te geven en welke ik by mljzelven herhaalde,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1