Np. 9415. Woensdag SO October. A*. 1890. paus DEZES COURANT: (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <§pn- en feestdagen, uitgegeven. leiden, 28 October. Feuilleton. GLÜCK AUF! ▼•or L«iden per 8 manden1.10. Fr&noo per post1.40. Afeonderlgk© Nommeri0.05. PRIJS DER ADVERTBNTXEN: Tu 1—6 r.g«l. 1.05. Iedor. regel moer/O.lTfr Groote re lettere Deer plaatsruimte. Voor het 1b oasseeren bulten de .tad wordt f 0.10 berekend. De Gemecnte-begrootlng voor 1891. wellicht zeer geschikt te maken ware voor het Archief, een denkbeeld, dat reeds vroeger ter sprake kwam. Werd hiertoe besloten, dan zou bezwaarlijk tot esne verhuring aan het Rijk tot het hierboven omschreven doel kun nen worden overgegaan. Dit laatste werd door andere leden betwijfeld. Men meende dat het gebouw ruimte genoeg aanbood om naast het Archief daarin ook het hypotheekkantoor te kunnen vestigen. In elk geval achtte men het alleszins wen- Bchelijk, dat deze zaak door het Dag. Bestuur werd onderzocht. De steeds stijgende uitgaven maakten het dringend noodzakelijk om bij het streven naar vermeerdering van inkometen zelfs de geringste bate, welke te verkrijgen is zonder belastingverhooging, niet uit het oog te verliezen. Eindelijk werd gewezen op den ontredderden toestand, waarin 's-Gravenstein verkeert, door het inwerpen van de ruiten door de straatjeugd. Het aantal studenten aan de gemeentelijke Inrichting tot opleiding van Oost-Indische ambtenaren bedraagt tot dusver 11; dat van het gymnasium 115; dat van de H. B.-S. voor jongens 170 en dat voor meisjes 106. Eene verhooging van de belasting op de honden wordt door B. en Ws. allerminst wenschelijk geacht. Het tegenwoordig bedrag van S schijnt volgens hen reeds voldoende om het aantal niet goed verzorgde honden tegen te gaan en eene verhooging zou inder daad voor een groot aantal minder gegoede ingezetenen het houden van een hond onmo gelijk maken. Slechts in enkele gemeenten bedraagt de belasting 5; elders overal 3. In eene sectie daarentegen werd in over weging gegeven om de belasting te stellen op f 10. Hiervan zou het gevolg zijn dat vele honden, die nu des nachts onbeheerd op straat rondloopen, zullen verdwijnen, terwijl de opbrengst der belasting even hoog zou blijven. Door B. en Ws. wordt medegedeeld dat het voornemen bestaat om eene nadere regeling van de jaarwedden der gemeente-opzicbters in overweging te nemen, daar in eene afdee ling door een lid werd in overweging gegeven om de jaarwedden dier opzichters met 100 te verhoogen. Dat lid achtte de bezoldiging niet in overeenstemming met hun uitgebreiden werkkring. Door sommige leden werd dit denkbeeld ondersteund, terwijl één lid alleen termen aanwezig vond om de jaarwedde van den opzichter A. Spijker eenigszins te verhoogen, In twee afdeelingen werd er op aange drongen eene Verordening te maken op het Uit bet Algemeen Verslag der sectiën en de Memorie van Antwoord daarop blijkt nog het volgende: De drie sectiën vergaderden respectievelijk op 22, 23 en 24 Sept. In de eerste sectie was afwezig de heer Driessenin de tweede sectie ontbraken de heeren Cock en Nykamp. Tot rapporteurs werden gekozen de heeren Du Rieu, De Sturler en Was, die in eene bijeenkomst van 27 Sept. het algemeen verslag bespraken, dat in hunne bijeenkomst op 4 Oct. •werd vastgesteld. Op Maandag-namiddag den 27sten October is dit eindelijk met de antwoorden van het Dagelyksch bestuur iE druk verschenen. In eene sectie werd medegedeeld dat de vaartvorbetering tusschen Rijn en Schie, door de provincie ondernomen, waarschijnlijk nood zakelijk zal maken dat de Haven in meer rechtstreeksche verbinding gebracht worde met den Ouden Singel. Mocht hiertoe van Ged. Staten een voorstel uitgaan en daar omtrent het advies van B. en Ws. worden gevraagd, dan zou men er prijs op stellen dat de Kamer van Koophandel geraadpleegd werd. B. en Ws. zeggen dat bij hen daartegen geen bezwaar bestaat en dat het overigens niet onwaarschijnlijk schijnt dat bij Ged. Staten inderdaad plannen aanhangig zijn voor bovenbedoelde verbinding. Nadat nl. door B. en Ws. de noodige vergunning was aange vraagd voor het maken van een nieuw draai- hoofd aan de Kleine Havenbrug (gelegen tus schen de Kalvermarkt en de Hooimarkt), waarvoor ƒ1200 op de begrooting voor dit jaar is uitgetrokken, hebben Ged. Staten medegedeeld dat daartegen bij hunne verga dering voor het oogenblik bezwaar bestaat, op grond waarvan zij B. en Ws. hebben ver zocht aan genoemde brug voor het oogenblik geene andere werken te doen verrichten dan die, welke geen uitstel kunnen lijden. In eene afdeeling wenschte men te weten, of het Dag. Bestuur reeds overwogen had de vraag, welke bestemming aan 's-Gravenstein zou gegeven worden. In eene andere afdeeling deelde een lid mede, dat de hypotheekbewaarder het voornemen zou hebben aan de Regeering in overweging te geven om een gedeelte van 's-Gravenstein van de gemeente te huren tot vestiging van lokalen voor het kadaster en het hypotheek kantoor. Hiertegen werd aangevoerd, dat het gebouw keuren van levensmiddelen en wel in de eerste plaats op de keuring van vleesch, dat dikwijls des nachts van de buitengemeenten in half bedorven toestand hier wordt ingevoerd. Wilde men die kwaal in het hart aantasten, dan zoude de oprichting van een abattoir zeker afdoende zijn. Daaraan zijn echter zeer belang rijke kosten verbonden, waarom de bedoelde Verordening misschien voor Leiden beter was. De wenschelijkbeid werd besproken om in deze gemeente eene proef te nemen van be strating met asphalt, hout of caoutchouc, vooral noodig langs sommige publieke gebou wen, als Gehoorzaal, school van mej. Winkler, Academie-gebouw, Höpital Wallon enz. In ééne afdeeling, waar de caoutchouc- bestrating in het bijzonder voor het Höpital Wallon in overweging werd gegeven, op grond van klachten over het geraas van rijtuigen, werd door andere leden een dergelijke maat regel onnoodig en ongewenscht geacht. On- noodig, omdat het verkeer met rijtuigen op het Rapenburg zeer gering is, niet gewenscht, omdat men dan van alle kanten dergelijke aanvragen zou krijgen, waaraan, met het oog op de belangrijke kosten, niet zou kunnen worden voldaan. B. en Ws. antwoorden hierop: Proeven op kleine schaal met dergelijk nieuw materiaal als caoutchouc zijn zeer duur en niet af doende. Daarenboven is deze proefneming on noodig, waar naburige groote gemeenten hiertoe zullen overgaan en wij met de onder vinding, daar opgedaan, ons voordeel kunnen doen. Vooral de quaestie van het gemakkelijk opbreken en herstellen ten behoeve van riolen, gas- en waterleiding is van veel belang. Van de inspecteurs van politie is oen ver zoek om verbooging hunner jaarwedde inge komen, waaromtrent door B. en Ws. een afzonderlijk rapport zal worden uitgebracht. Voor de aanschaffing van nieuwe brand spuitlampen worden door ben nog 700 aangevraagd. Voor de derde onderwijzers J. Van den Briel en H. M. Klaver, aan de school der 4de kl. No. 2, die door getrouwe plichtsbe trachting uitmunten, wordt eene traktements- verhooging ieder van ƒ100 voorgesteld. Bij aanneming ook van de overige voorge stelde wijzigingen in de ontwerp-begrooting zullen de ontvangsten verminderen met 7964 en de uitgaven vermeerderen met 6500, te zamen 14,464. Volgens B. en Ws. zou hierin kunnen worden voorzien door verhooging der plaatselijke directe (inkomsten)-belasting met 15,000 en der onvoorziene uitgaven met ƒ536. Heden is aan de universiteit alhier de heer J. Loudon, geb. te 's-Gravenhage, bevor derd tot doctor in de Staatswetenschap, met academisch proefschrift, get.: „De „drie regelen" van het tractaat van Washington." Aan dezelfde universiteit is het eandidaats- examen in de godgeleerdheid, 2de gedeelte, met gunstig gevolg afgelegd door den heer H. J. Couvée. Den leden, die hedenavond in het Loge- gebouw de vergadering van de Leidsche afdee ling der Nederlandsche Maatschappij van Tuin bouw en Plantkunde bijwonen, wacht eene verrassing. Wel is het bekend dat te dier gelegenheid de zaal met bloemen en planten zal versierd zijn, doch dat dit op zülk eene uitgebreide schaal zou plaats hebben, als waarvan men zich reeds hedenmiddag van twaalf tot vier uren kon overtuigen, zal ongetwijfeld geen der leden hebben gedacht. Zeer vele groote en kleinere sierplanten, van onderscheiden aard, waren er nl. ten toongesteld, zoomede planten, welker bloemen nog aan den zomer zouden doen denken of andermaal aantoonen dat ook in den winter de bloeitijd niet geheel stilstaat. Dat men evenwel nu niet in de geringste periode van de pompoenen verkeert, getuigt bovendien de voorraad, welke van hun vruchten aanwezig is. Ze zijn er in ruime verscheiden heid, zoowel wat grootte en kleur, als wat vorm en andere eigenschappen betreft. Moge de kostelooze verloting hedenavond vele gelukkigen maken I Zooals we geruimen tijd geleden reeds vermeldden, hoopt ds. S. H. J. De Wolff, predikant by de Ned.-Herv. gemeente alhier, morgen, 29 October, den dag te herdenken, waarop hy vóór eene kwart-eeuw het ambt van predikant in de Ned.-Herv. Kerk aan vaardde. In Mei 1865 legde de heer De Wolff het proponents examen af voor het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht en den 29sten October deed Zynweleerw. intrede in de gemeente van Blauwkapel, na bevestigd te zyn door nu wyien den hoogleeraar dr. J. J. Van Oosterzee. In 1868 vertrok ds. De Wolff naar Dalfsen aldaar ontving hy een beroep naar de Ned.- Herv. gemeente te Leiden, welk beroep door hem werd aangenomen. Den 14den Juli 1872 werd hy als predi kant van laatstgenoemde gemeente bovestigd door den thans emeritus-predikant, den heer Roman van E. W ERNE R. 123) „Kunt ge het niet verkroppen, dat de kame raden u afvallig zyn geworden?" vroeg zy zacht. „De helft is u immers nog trouw ge bleven en Karei blyft u tot het laatste toe steunen I" Uirich glimlachte minachtend. „Vandaag is het de helft; morgen zal het een vierdedeel zyn, en overmorgen in 's Hemels naam, Martha! Wat Lorentz be treft, hy is altyd maar met zyne halve ziel by de zaak geweest. Hy heeft niet haar, maar my gesteund, omdat ik zyn vriend was, en met die vriendschap zal het ook spoedig gedaan zyn. Hy houdt veel te veel van u, om my, na al het voorgevallene nog een goed hart toe te dragen." Het meisje maakte eene heftige beweging. „Uirich!" „Nu, dat gezegde kan u toch niet meer kwetsen. Ge hebt immers niet gewild, toen ik u vroeg, myne vrouw te worden. Hadt gy het gedaan, wy zouden er beter aan toe zyn!" „Wy zouden er niet beter aan toe zyn!" antwoordde Martha vastberaden. „Ik zou niet kunnen uithouden, wat Karei dag aan dag zoo geduldig verdraagt; en evenals tusschen hem en my, zou het ook tusschen ons beiden zyn, alleen met onderscheid, dat ik dan de lydende party ware geweest. Voor my bleef zelfs geen klein plaatsje in uw hart over; het werd immers geheel door eene andere ingenomen." Hare woorden klonken als een bitter ver- wyt, maar zelfs deze toespeling kon Ulrich's toorn heden niet gaande maken. Hy was opgestaan en staarde naar het reeds in avondnevelen gehulde park, als zocht hy hier iets tusschen de boomen. „Ge meent dat ik het gemakkelyker en meer van naby had kunnen vinden, als ik het maar gezocht had, en daarin hebt ge gelyk. Maar zoo iets zoekt men niet, Martha; het grijpt iemand plotseling aan en laat hem dan niet weder los, zoo lang er nog één adem tocht in hem is. Ik weet dit by ondervin ding! Ik heb u veel verdriet aangedaan, meisje; hoeveel, dat zie ik nu eerst in; maar, geloof my, daar ruBt geen zegen op zulk eene liefde; zy komt ons duurder te staan dan de bitterste haat." Zy klonk uiterst vreemd, die halve bede om vergiffenis uit den mond van Uirich Hart man, die er zelden naar gevraagd had of hy iemand al dan niet verdriet aandeed; en bovendien straalde er iets in zyne woorden door, dat anders volstrekt niet in zyn karakter lag, eene soort van doffe berusting, eene diepe smart, niet meer wild en hartstochteiyk, maar daarom des te aangrypender. Martha vergat al haar angst en vrees en kwam hem ter zyde. „Wat hebt ge, Uirich? Ge zyt zoo vreemd, als ik u nog nooit gezien heb. Wat scheelt u?" Hy streek met de hand het blonde kroes haar van het voorhoofd en leunde tegen het houten hek. „Ik weet het niet. Daar ligt my iets op de leden, reeds den geheelen dag, dat ik niet van my kan afzetten en dat al myne kracht verlamt. En deze heb ik toch waarlyk wel noodig voor morgen, maar zoodra ik daaraan denken wil, i3 alles zwart en donker, alsof er na dat „morgen" niets meer zyn zal, alsof met dat „morgen" alles ophoudt, alles!" Plotseling hief Uirich het hoofd op zyne oude, drieste wyze omhoog. „Welke dwaze gedachten 1 Ik geloof dat het water daarbeneden my met zyn verwenscht geruisch en geklater betooverd heeft. Ik heb ook tyd om er naar te luisteren. Vaarwel!" Hy wilde gaan, maar het meisje legde angstig hare hand op zyn arm. „Waar gaat gy heen? Naar uwe kame raden?" „Neen, ik moet eerst nog alleen op het pad. Ik groet ul" „ülrich, ik smeek u, biyf hier!" De jonge mynwerker was zyne oogenblik- keiyke opwelling van zwakheid reeds weder te boven gekomenhy rukte zich onge duldig los. „Laat my gaanIk heb geen tyd om hier langer te staan praten een ander maal!" Hy stiet de tuindeur open en verdween in de richting van het park, waar de scheme ring zyne gestalte spoedig aan het oog onttrok. Martha zag hem met gevouwen handen na. Gekrenkte trots en bittere smart spraken uit haar gansche voorkomen, maar de smart behield toch de overhand. „Daar rust geen zegen op zulk eene liefde!" Die woorden klonken haar nog inde ooren zy gevoelde het, daar rustte ook geen zegen op de hare. [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1