158.
1158.
158.
BOTER CADEAU!
Maatschappij der Leidsche Boter- en Kaashallen,
Haarlemmerstraat 158,
11
BOTER OADEAU!
De Gracieuse.
MAATSCHAPPIJ
der Leidsche Boter- en Kaashallen.
lein.
Indische Kinderen,
N*. 9410.
Donderdag: 33 October.
A*. 1890.
fjourant wordt dagelijksmet uitzondering
van §on- en feestdagen, uitgegeven.
Onderwys in Italiaanscli Boek
houden en Koopniausrekenen.
ANGLANTAARNS
Afsluiting-Weg.
Dl
Zelfs schroomt men niet met eene kleine afwijking den naam onzer maat
schappij aan te nemen en bijna woordelijk onze advertentiën na te schrijven.
2de huis van af de 8CHAGEN8TEBG.
Dit is het eenige adres. ,ea'
Be Directeur der Maatschappij voornoemd
K K M r ld.
m.
Feuilleton.
GLÜCK AUF!
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yeor Leiden per S meenden1.10.
Freneo per poet1.40.
Afzonderlijke Nommors0.05.
In eene aangename, ruim en gezond gelegen
woning te Leiden bestaat gelegenheid voor
één of twee liefst
om bij eene Weduwe in den huiselyken kring
opgenomen te worden. Desverkiezend zijn
informatiën te bekomen. Brieven franco aan
het Bureel van dit Blad onder de lett. P P P.
PRIJS DER ADVERTENTIE!*:
Van 1—6 regels 1.05. Iedere rogel meer/O.lff
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het la
CAseeeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
B(j een LEERAAR in Bockhoaden, tevens
Practlseh Boekhouder, bestaat gelegen
heid tct het aanleeren van bovengenoemde
vakken.
Inlichtingen zijn te bekomen aan het Bureel
van dit Blad onder letter C.
Gas en Petroleum.
J. L. CREYGHTON, AALMARKT 25
Prijs per kwartaal f I.37J.
Het GEMEENTEBESTUUR van Katwijk
bericht dat de zoogenaamde Zwarte Weg,
loopende langs de Kerk der Nederd. Herv.
Gemeente te Katxoijk aan den Rijn, op den
23sten, 2Asten en 23sten October 1890
voor K«- en Voertuigen zal AFGE>
SLOTEN zjjn.
Wegens het succes, door ons ondervonden in de voornaamste steden van Nederland, Duitschland en
België, hebben sommige winkeliers getracht, door deloyale concurrentie gedreven, onze wijze van zaken doen,
na te volgen.
Uit het feit, dat de Maatschappij in het bezit is der voornaamste boter-fabrieken en noch aan grossiers,
noch aan winkeliers levert, doch uitsluitend de productien in eigen hallen afzet, volgt vanzelf dat concurrentie
tegen haar ten eenenmale onmogelijk is.
In het wederkeerig belang van het publiek en van de lVtaa.tsclia.ppij der Keidsclie Boter
en Kaashallen, verzoekt de Directie beleefd vooral op haar naam en adres te letten.
Roman van E. WERNER.
113) -
Maar Eugénie's toon en blik oefenden nog
de vroegere macht op hem uit: een waas
van kalmte en zachtheid verspreidde zich
over zfjne wezenstrekken.
„Wat wilt gij hier doen, mevrouw vroeg
hij bezorgd; de ruwe, gebiedende toon van
straks was geheel verdwenen. „Alles is hier
vandaag in rep en roer; het is hier nu niet
geschikt voor vrouwen en wel het allerminst
voor u. Gij moogt hier niet blijven."
„Ik wil naar mijn man gaan", zeido Eugénie
haastig.
„Naar uw man?" herhaalde Uirich.
„Welzoo?"
Het was de eerste maal, dat de jonge vrouw
deze benaming gebruikte; zij had anders
altijd van mijnheer Berkow of haar echtge
noot gesproken; en Uirich scheen te ver
moeden, wat in dit ééne woord lag opge
sloten. In het eerste oogenblik van verrassing
had hij er wellicht niet aan gedacht, hoe en
waarom z(j zoo onverwachts hier kwam; nu
wierp hfl een vluchtigen blik op haar reis
gewaad en vervolgens een tweeden zijwaarts,
als om haar rijtuig of geleide te ontdekken.
Eugénie ving dien blik op.
„Ik ben alleen", zeide zjj, „en juist dit
verhindert mij, miin weg voort te zetten. Ik
vrees niet voor de gevaren, maar wel voor
de beleedigingen, waaraan ik zou kunnen
blootstaan. Gij hebt mij eens uwe bescher
ming en uw geleide aangeboden, Hartman,
toen ik ze niet noodig had; thans maak ik
aanspraak op beide. Breng mij veiiig tot aan
het landhuis. Gij zjjt hiertoe in staat!"
Be oude opzichter had tot dusver angstig
ter zijde gestaan; elk oogenblik verwachtte
hij een aanslag of ten minste een uitval van
zijn zoon tegen de echtgenoote van zijn zoo
gehaten chef en hield zich gereed, in geval
van nood tusschenbeide te komen. Hy kon
niet begrijpen, hoe de jonge vrouw zoo kalm
en bedaard kon zijn tegenover een man, van
wien zij, zoo goed als ieder ander, wist dat
hij de eigenlijke bewerker van het gansche
oproer was; toen zjj nu echter met dien
wensch voor den dag kwam en zich aan de
bescherming van hem wilde toevertrouwen,
begreep de oude man er niets meer van;dat
ging hem te hoog! Onthutst zag hij bei
den aan.
Maar ook Uirich scheen door dien eisch
getergd. De zachte en toegevende uitdruk
king, welke zich voor een oogenblik op zijn
gelaat had vertoond, was weer geweken en
had voor de vroegere norsche weerspannig
heid plaats gemaakt.
„Zou ik u daarheen geleiden, mevrouw?"
vroeg hij met gedempte stem. „Eischt ge
dat van mij?"
„Ja, van u!"
Eugénie wendde hare oogen niet van hem
af. Zij wist dat al hare macht daarin was
gelegen; maar thans scheen deze ook hare
uiterste grens bereikt te hebben.
Uirich stoof als een razende op.
„Dat nooit! Liever laat ik het huis be-
stormen, laat alles neerhalen en plattrappen,
dan dat ik u daarheen breng. Zal hij daar
ginds niet nieuwen moed krijgen om allen
tegenstand te trotseeren, als bjj u aan zijne
zijde heeft? Zal bij niet triomfeeren, als hij
ziet dat gjj alleen uit de residentie zjjt ge
komen en ondanks de woelingen hier tot
hem doordringt, om hem maar niet alleen te
laten? Zoek daarvoor een anderen gids, en
kondt ge er al een vinden", hier wierp hij
een dreigenden blik op zijn vader, „hij zou
niet ver met u komen, daar zou ik op
passen
„Om 's Hemels wil, Uirich, houdt u be
daard, het is eene vrouw, tot wien ge nu
spreekt!" riep de opzichter, in doodeipen
angst tusschenbeide tredend.
Hij zag in dit tooneel natuurlp niets
anders dan eene uitbarsting van de onmee-
doogende, vijandige stemming, waarmode zjjn
zoon reeds sedert lang tegen de geheele
familie Berkow bezield was, en daarom
plaatste hij zich, als ter harer bescherming,
vóór de jonge vrouw, die hem echter zacht,
maar vastberaden terugdrong.
„Ge wilt dus piet met mij medegaan,
Hartman?"
„Neen en tienmalen neen!"
„Welnu, dan ga ik alleen!"
Zij keerde zich om en stapte in de richting
van het park voort, maar met twee schreden
had Uirich haar ingehaald en versperde haar
den weg.
„Terug, mevrouw! Ge kunt er niet door,
zeg ik u, ten minste niet daar, waar mijne
kameraden zijn. De vrouw of de man, dat is
hun hetzelfde. Ge heet Berkow en dat is
hun genoeg. Zoodra ze u herkennen, stormen
ze allen op u aan. Ge kunt er nu niet door
en ge zult er ook niet door. Ge blijft hier t"
Vervolg ommezijde.)