IK 9405
Vrijdag 17, Oc?tol>er.
A'. 1890.
Dlt nosamer bestaat nit TWEE
Bladen.
Winter dienst.
Leiden, 16 October.
feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn~ en feestdagen, uitgegeven.
LEIDSCI
DAGBLAD.
FELJB DEZEB COUBAlfT:
Tw Liiden p«r 8 mumdea,1.10.
Franoo jp«r poet.a 1.40.
Afeood' rlflke Nommers.0.06.
Aan onze abonnc's binnen de stad
wordt beden bij het Oajblad aange
boden de Wlnterdfenstregellng der
verseh!ilecde spoorwegen, trams en
stoombooten.
Aan de universiteit alhier zijn de volgende
examens afgelegdhot canöidaats examen in
de rechten door den heer J. B. Gorsira; dat
in de godgeleerdheid, eerste gedeelte, door den
heer A. De Peckerhet voorbereidend examen
in de geneeskunde door de hoeren F. Sneepels
en J. tV Van Ryn.
By beschikking van den minister van
binnenlandscbe zaken is benoemd voor het
tijdvak van 15 Oct. tot 31 Dec. 1850, tot
assistent by de physiologic aan de Ryks-univer-
siteit te Leiden de heer H. W. Blüte, alhier.
De by het 3de reg. huzaren overgeplaatste
lste luit. jhr. A. C. Druyvesteyn is nader
ingedeeld by het depot-eskadron van het corps,
te Leiden in garnizoen.
Heerer. curatoren van het gymnasium
te Winschoten hebben eens nieuwe iyst van
benoembaren opgemaakt, ter voorziening in
-de vaceeronde betrekking van leeraar in de
oude talen a3n die inrichting, waarop in de
volgende orde zyn geplaatst da heerenA. C.
Boissevain, doctorandus te Leiden, dr. A. Smits,
te Oldenzaal, en C. Van Tuliagen, doctorandus
de Leiden.
De Commissie, beiast met het doen van
voorstellen omtrent de brandweer voor de
Rijksgebouwen, is dezer dagen met hare taak
.gereedgekomen en heeft haar rapport aan
den minister van waterstaat, handel en ny-
verheid ingezonden.
De Commissie is daarna ontbonden onder
dankbetuiging aan hare leden voor de bewezen
diensten.
Men schrijft aan de „N. R. C.":
De Raad der gemeente Rjjnsburg, die het
plan had de openbare school aldaar op te
heffen, heeft van dit voornemen moeten afzier.
Uit goede bron vernemen wy, dat een paar
raadsleden by den minister advies inwonnen,
en dezo moet verklaard hebben, dat, zoo er
te Rijnsburg nog kindoren waren, dis de open
bare school wilden bezoeken, al was dit getal
gering, er van opheffen geen sprake kon zyn.
Toch is de slag, het openbaar onderwys
toegebracht, gevoelig genoeg. Het getal van
ruim 300 leerlingen is tot ongeveer 20 gedaald,
meerendeels katholieken.
Hoofd der school blyft do heer A. Collee.
Te Rynsburg vond men den zeldzamen toe
stand, dat de openbare school in 3 scholen
verdoold was. In ieder werkte een hoofd met
een onderwyzer.
Bedankt is voor het beroep naar de
Ned.-Herv. gem. te Burg, op Tessel, door
dr. A. J. Van 't Hooft, te Nootdorp.
Beroepen is by do Chr.-Geref. gem. te
Breukelen, ds. G. Boe, te Woerden, en bedankt
voor de doleerende gem. te Zwammerdam,
door de. J. H. M. C. Wolff, te Serooskerke.
Onder talrijke bewijzen van belangstel
ling herdacht gisteren ds. G. Van der Pot,
predikant by de .Remonstrantsche gemeente
te Waddingsveen, zyne 25 jarige evangeliebe
diening.
Naar men verneemt, zal de kapt. ter
zee J. P. Mercier Zr. Ms. zeedienst met pensioen
verlaten.
Het stoomschip „Batavia" vertrok 15
Oct. van Batavia naar Rotterdam; de „Prin
ses Sophie", van Amsterdam naar Batavia,
vertrok 15 Oct. van Port-Saidde „Sumatra",
van Batavia naar Amsterdam, vertrok 15 Oct.
van Genua; de „Spaarndam", van Nieuw-
PKUB DEE ADVERTBNTTEN:
Tu 16 regels 1.05. Iedere regel meer 0.1T4.
Grootste letters neer plaatsruimte. Voor het ie-
eseeeersQ -buiten de sted wordt 0.10 berekend.
York naar Rotterdam, passeerde 15 Oct. Be-
vezier; de „Van Goens", van Amsterdam naar
Batavia, vertrok 15 Oct. van Suez.
Interpellatle-Flores.
Tweede Kamer.
Zitting van 15 October.
Het debat over den oorlogstoestand op Flores
en de motie-Cremer, om onze militaire macht
van daar terug te trekken, nam nu nog
byna den ganschen zittingdag in beslag.
De heer Van Nimen, lid der rechterzyde,
verklaarde zich vodr do motie, zoolang de
rogeering niot had aangetoond, dat wj| recht
hadden een tin-onderzoek op Flores te ver
richten, wat hy betwistte, met het oog op
onze rechtsverhoudingen tot die staatjes van
den Archipel.
De heeren Levyssalm Norman en Borgcsius
onderschreven dat betoog, ja beweerden, dat
er rechtskrenking had plaats gehad. Beiden
keurden het gebeurde en hetdaarby bestaande
wanbeleid af en ondersteunden daarom ten
krachtigste de motie, waarin voor de regee
ring een wenk ligt om ten spoodigste aan
ons ruw optreden in Rokka een emde te
maken.
Vooral de heer Borgesius ontwikkelde, dat,
in tegenstelling mot de aanleiding tot den
Atjeh-oorlog, alleen winstbejag de dryfveer
tot de onverantwoordelyke handeling der In
dische regeering, gerugsteund door het mili
tair gezag, is geweest.
De heer Keuchenius trad voor de regeering
in het kryt en trachtte den indruk te geven,
dat men hier te doen heeft met eene ver
wilderde, menschenetende natie, wier onver-
hoodsche aanval op onze expeditie, ter wille
van ons prestige, rechtmatigo straf verdiende.
Tevens betoogde hy, dat die staatjes op
Flores van ons afhankelyk waren en niets
vreemds is gelegen in do handeling van het
gouvernement, om een onderzoek naar de
mineralen in te stellen.
In één woord, het geheele optreden der
regeering gaf z. i. geen grond tot afkeuring.
Evenwel 't voorzichtiger achtende nog iotyds
ons aan verdere moeilykhoden te onttrekken,
stelde hy de volgende motie voor: „De Kamer,
vertrouwen stellende in het beleid der Regee
ring tot beëindiging van het geschil met een
deel der bevolking van het eiland Flores, gaat
over tot de orde van den dag."
Na do mededeeling, door de Regeering den
vorigen dag gedaan, dat de derde expeditie
reeds een feit geworden is, werd door den
heer Cromer eene wyziging in zyne motie ge
bracht, welke thans luidt als volgt:
„de Kamer, van oordeel zynde dat in de
gegeven omstandigheden alle verdere myn-
onderzoekingen op Flores behooren te worden
gestaakt, gaat over tot de orde van den dag."
Daarmede is het politieke gedeelte uit de
quaestie gelicht.
De heer Schaepman bestreed die motie,
waardoor de verantwoordelykheid op de Kamer
zou komen en Indië door de Kamer zou worden
geregeerd. Hy wilde eene verklaring van de
regeering, dat deze beseft, dat voorzichiig
beleid in koloniale zaken beter is dan voort
varendheid.
De heer Van dei- Kaay herinnerde aan, de
woorden van den heer Schaepman by eene
vorige gelegenheid met betrekking tot Indië
gesproken, nl. dat by het beginsel van kolo
niale politiek in de eerste plaats moet gelden
het belang van den inlander. Daarna de rechts
vraag besprekende, wees spreker op de woor
den, Dinsdag door de Regeering gebezigd
„dat Rokka een volkomen onafhankelyke Staat
is". De opmerking is gemaakt, dat door niets
bewezen is dat Rokka onafhankelijk is, maar,
wanneer iemand zich beroept op een recht,
dan moet dat recht bewezen worden en de
Regeering is in gebreke gebleven te staven,
dat zij het recht had tot het instellen van
een onderzoek naar tin.
De minister van Koloniën constateerde
dat de tin in onze koloniale geschiedenis eene
groote rol heeft gespeeld. Binnen korten tyd
zullen wy zy het dan ook in anderen
geest wel meer over tin hooren spreken.
Hy houdt vol, dat de eerste expeditie een
zuiver wetenechappeiyk doel tot grondslag
bad. Daarna tot het quaestieuze punt, de
rechtsvraag, kemende, erkent de minister,
dat het inderdaad dubieus is of Rokka tot
ons gebied behoort. Behoort het tot End eb,
dan zeer zeker hebben wy het reeht daar te
komen, omdat er een contract bestaat met
het Ryk E n d e h. Daar het Rokkagebied
evenwel onbetwist tot Indië behoort, rust
op ons de plicht ook daar de beschaving aan
te brengen, welke in de overige doelen van
Indië reeda bestaat. De minister geeft toe,
dat wy niet mot ruw geweld mogen optreden,
doch dit is niet geschied. De opdracht aan
den ingenieur Van Schelle geschiedde onder
de uitdrukkeiyke bepaling, dat geen geweld
sou worden gebruikt. Aanvankelijk is dit ook
niet geschied. Geschonken werden gegeven
en aangenomen en uit alles bleek de neiging
tot een vriondschappelyken omgang, toon
de verraderiyke aanval van de Rokkaneezen
plaats had. Verraderlijk was die aanval, omdat
eerst gastvryhoid was betoond en niemand
op eene veranderde houding van de Rokka
neezen was voorbereid. Waar men te doen
had met dergelyke verradelyke handelwyze,
meende de minister, dat men der Rogeering
geen verwyt kan maken van het zenden der
tweode expeditie en dat men gerust verdere
maatregelen aan de Indische Regeering kan
overlaten. Het Indische bestuur had ook vol
strekt geen tuchtigings-expeditie op touw
gezet, integendeel last gegeven met behoed
zaamheid te werk te gaan. De minister ver
klaart dat het der Regeering aangenaam zal
zyn, wanneer een einde gemaakt wordt aan
het tinonderzoek in die streken. Met de aan
neming van de gewyzigde motie-Cremer zal
naar het oordeel van den minister, het
doel evenwel niet bereikt wordon. De minis
ter meende zich thans voldoende gerecht
vaardigd te hebben tegen het verwyt onbe
dachtzaam en onrechtvaardig gehandeld te
hebben.
De heer Roèil had niet verwacht dat de
heer Cremor zyne motie zou wyzigen, doch
ook tegen diens tweede motie heeft hy uit een
constitutioneel oogpunt bezwaar. Ook tegen
de redactie hoeft spreker bezwaar, want daar
door zullen verdere onderzoekingen onmogeiyk
worden. De toon, waarop over den gouv.-
generaal gesproken is, keurde spreker af;
diens werkzaamheid stelde hy op hoogen prys.
Hy stelde de volgende motie voor: „de Kamer,
akte nemende van de verklaringen der Regee
ring omtrent hetgeen haar wenschelijk voor
komt met betrekking tot het mynonderzoek
op Flores, gaat over tot de orde van den dag."
De heer Keuchenius verklaarde daarna zyne
motie in te trekken.
De heer Van Houten achtte de belangen,
die hier op het spel staan, zóó groot, dat
hy de persoonlyke belangen van een minister
of gouv.-generaal zóó miniem kioin achtte,
dat hy die niet zien kon. Het is de plicht
der oppositie in de Kamer, de nadeelige ge
volgen dezer zaak te voorkomen. De rechts
vraag is door den heer Van Nunen zeer
duidelyk uiteengezet en wanneer de Kamer
daarover geen oordeel mag uitsproken, mag
zy over ni6ts meer oordeelen. Naar sprekers
meening gaat men tegenwoordig zeer ver in
de zucht naar verdediging en verzaakt daar
door alle beginselen van moraliteit op publiek
rechtelijk gebied. Hij constateerde dat het
Katholicisme, hetwelk weinig rechten toe
kende aan hen, die buiten het Christendom
stonden, de bron van rechteloosheid geweest
is in buiten-Europeesche landen. Wat ook het
lot der natiën moge zyn, spreker protesteert
tegen de w(jze, waarop dê Regeering de ver
antwoordelykheid, zoowel voor het heden als
voor de toekomst, van zich afschuift. Daar
de motie van den heer Cremer duidelyk aan
geeft hoe men wenacht dat de gedrageiyn
der Rogeering zal zyn, komt deze spreker het
meest gewenscht voor. De woorden „misslag"
en „misdaad", door spreker gisteren aan het
einde van zyne rede gebruikt, sloegen niet
op den gouv.-generaal, maar op de Kamer.
De heer Van Nunen protesteerde tegen ds
uitdrukkingen van den heer Van Houten ten
aanzien der Katholiekenals de eerst door
hem verdedigde motie van den heer Cremer
bedoelt te zeggen, dat de Katholieken nooit
voor rechtvaardigheid kunnen zyn, dan stemt
spreker er nooit voorin der eouwigheid
niet. [Spr. verliet daarop de KamerJ.
De heer Cremer betoogde in zyne repliek
nogmaals dat, zelfs al was het Rokkagebied
aan ons leenroerig, wy nog het reebt niet
haddon op te treden zooal3 gesehied is, want
een onderzoek, zooals op Flores werd inge
steld, kunnen wy alleen doen op domeingrond.
Spreker acht het den plicht der Volksver
tegenwoordiging te vorklaren of zy dergelyke
handelingen goedkeurt, opdat de Regeering
in de toekomst met hare inzichten bekend
zy. Daarna trachtte spreker de constitutio
neels bezwaren, welke tegen zyne motie
waren aangevoerd, te weerleggen.
De motie-Cremer, daarna in stemming ge
bracht, werd verworpen met 59 tegen 26
stommen. Vóór stemden de heeren Mees,
Van Houten, Zaayer, Schepel, Goekoop, Cremer,
Zylker, Gildemeester, Borgesius, Guyot, Heldt,
Van der Kaay, E. Cremers, Bool, Veegens,
Smidt, Norman, Viruly, Hintzen, Tak, San
ders, Oeertsema, De Beaufort, De Meyier,
Van Delden en Rutgers.
De motie-Roëll werd daarna zonder hoof-
delyke stemming aangenomen.
firaefs schilderijen.
De kracht der betoovering is gebrokenwat
zoo even een visch scheen, biykt een aan
vallige maagd te wezen. In schuldeloozen
eenvoud treedt zy te voorschyn uit de viech-
huid, waaraan een raaf goeden buit vindt.
Dit is het onderwerp van „Marchen."
En „Verfolgte Phantasie" is een schoon»
naakte gestalte. In verrukking zweeft zy
opwaarts. Beneden scheldt en spot de ruwo
menigte, bezoedelde handen werpen met slyk.
Doch zy stygt ongedeerd naar beter oord.
Is hier kunst? Ja, zeggen sommigen; neen,
roepen anderen en bejammeren 't zelfs, wan
neer aan deze schilderyen veel bezoek ten-
deel valt.
Waarom echter ons genot te bederven doos-
een of andere kunsttheorie? Laten we een
voudig bekennen dat deze beide figuren be
koren door sierlyke iyneD, door de treffende-
uitdrukking van frissche, ongerepte jeugd.
Zulke voorstellingen geeft de schilder Graet
met talent weer. Zoodra hy echter daarbuiten
gaat, is de kunst verdwenen. Het landschap vaa
„Marchen" is zwak ook als decoratievekunst
terwyi uitvoering en compositie van het med»
tentoongestelde stuk „de dood van den laat-
sten der Vikings", den beschouwer-volkoman
koud laten.
Het stuk van den Belg Farasjn geeft, in
tegenstelling met Graefs schilderyan, een greep
uit het werkelyke leven. Zyn „Landverhui
zers" zyn typen. Iedere figutr is mat zorg
behandeld; de groepeering is ongezocht; het
is een natuuriyk beeld vaa de drukte en
't gewoel vóór het afvaim der boot. Wie
minder ingenomen is mei de kunstrichting,
zoo ruim vertegenwoordigd op de tentoonstel
ling in de Lakenhal, zal in dit stuk zeker
behagen vinden.
Wy aarzelen dan ook niet oon bezoek aan
deze expositie in de groote zaal van „Zomer-
zorg" aan te tevalen; opzettelyk de oogen ta
sluiten voor een of andere kunstrichting kan
niet dan schadelijk zyn voor de kunst selve.