Ae. 1890.
feze (goarant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Uit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Leiden, 8 October.
Feuilleton.
CLUCK AUF!
H\ 9398
X>OïidLér<Ia g; O
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURXNT:
mi L»id»n ptr t maanden.1.10.
Franco per post1.40.
Afkonderljjke Nommer»0.0B.
PRIJS DER ADVBRTENTEBN:
Tan 1—6 regel» 1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere lettere naar plaste ruimte. Yoor het in
ca* see ren buiten de etad wordt 0.10 berekend.
Ofllcieele KentilBgeringen.
Inenting.
Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen
ter algemeene kennis dat op Donderdag 9 Oct.
a. a., des namiddags te 2 uren, in het Eliaabethahof
aan de Oude Vest, voor de laatste maal gelegen
heid wordt gegeven tot inenting togen betaling van
ƒ1.per persoon.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KA.NTER, Burgemeester.
8 Oct. 1890. E. EIST, Secretaris.
Aan de universiteit alhier zyn de volgende
examens afgelegd: het eerste natuurkundig
examen door de heeren P. P. E. Pr(Jn en
S. H. De Granada; het candidaats examen in
de rechten door den heer A. C. Maas Geeste-
ranus; het doctoraal-examen in de genees
kunde door don heer P. G. Schei)het tweede
natuurkundig examen door de heeren F. A.
Enklaar van Guericke en N. Cnopius.
In het derde kwartaal dezes jaars hebben
zich 279 jongens alhier aangemeld om op de
Kweekschool voor Zeevaart geplaatst te wor
den; 215 hunner werden afgekeurd, terwijl
de overige 64 werden aangenomen. Na den
cursus te hebben gevolgd, worden zy over
geplaatst op het opleidingsschip „Admiraal
Tan Wassenaar" te Amsterdam.
Naar vernomen wordt, is de kapitein
der veld artillerie baron Taets van Amerongen
alhier wegens ziekte afgekeurd voor den dienst.
De kapitein jhr. Gevers Deynoot, te 's-Hage,
heeft bedankt voor het aanbod den kapitein
Taets van Amerongen alhier op te volgen,
zoodat nog niet is beslist, hoe in de open
plaats zal worden voorzien.
Dezer dagen hebben de overgangs
examens van de leerlingen der Practische
Ambachtsschool alhier plaats gehad.
De klassen zijn thans samengesteld als
volgt
3de leerjaar, 2de afdeelingJ. J. Warners,
H. De Koning, D. v. Lith, J. De Jong, H.
Opdam, H. J. D. v. d. Horst, J. H. Door-
nink, S. Rietmeij9r, C. Ouwehand, F. Duk,
J. v. Rhjjn en J. M. v. Rossum.
3de leerjaar, 1ste afdeelingG. H. Cunaeus,
W. v. Duyn, D. A. Lens, G. W. Stenzier,
J. W. De Geus, J. Piket, J. B. Riel, Th.
Stafleu voorwaardelijk J. J. Franchimon,
H. Verhoef! en A. Spek.
2de leerjaar, 2de afdeeling: A. Vreugden
burg, A. Duk, .J. Carton, J. Lolkes de Beer,
L. Van Beukering, C. C. Van Egmond, L.
Lezwijn, E. S. Doornink, G. v. d. Laan, J.
De Best, J. Nieuwenburg, P. Limpers, E.
Eswilder, A. v. Akkeren, G. v. Duyker, H.
J. v. Leeuwen, D. Briejer; voorwaarde!Uk:
J. C. J. Yperlaan, H. F. Dieme), A. Dreef,
P. W. de la Court en J. Marks.
2de leerjaar, 1ste afdeelingJ. Van Venetie,
W. Vos, W. A. J. Van Egmond en R. Du
Calavon.
lste leerjaar, 2de afdeelingJ. A. Bos,
Van Rappard, J. Kraai), Th. De Kort, J.
Huisman, P. Huibers, G. N. v. d. Ameele,
G. v. d. Ameele, A. Verwer, A. De Rooi),
C. Van Vliet, J. Van Ingen Schenau, J. A.
Huibers, J. P. Ryneveldvoorwaardelijk
C. H. Van Ulden, C. De Jong en A. W. F.
Van der Lof.
lste leerjaar, lste afdeelingJ. N. De Groot,
J. G. De Bolster, W. v. d. Hom, H. C. M.
Vorst, P. P. Vreeken, A. G. Verboog, M.
Bonte, J. C. C. Struick, H. Riemeyer, G. J.
Verhoeven, L. L. Fontein en J. A. Jacobs.
Blijkens eene in dit nommer voorkómende
advertentie zullen binnen enkele dagen in de
groote zaal van „Zomerzorg" eenige schilde
rijen worden tentoongesteld, welke ook reeds
elders van velen de bijzondere aandacht trokken.
Bij de toezending der advertentie waren
door den heer Carl Wilhelm Kaufmann, die
de zorg voor de tentoonstelling op zich ge
nomen heeft, ook beoordeelingen gevoegd van
sommige Nederlandsche bladen, o. a. uit die
van Utrecht, waar de expositie thans plaats
heeft.
De beschouwingen luiden zeer gunstig.
Zoowel de „Utr. Crt." als het „Utr. Dbl."
kunnen den lezer ten warmste aanbevelen
de gelegenheid, die aldaar in de kleine zaal
van „Tivoli" geboden wordt om kennis te
maken met de scheppingen van den Berlijn-
schen schilder Gustav Graef en den Ant
werpenaar Farasijn niet te verzuimen.
Na eene beschrijving der stukken van den
Duitscher laat het laatstgenoemde blad er
op volgen
„Als schilderijen hebben al deze stukken
groote verdiensten. Graef is realist in dien
zin, dat hij kleuren en vormen tracht weer
te geven, zooals ze zijn, hjj is geen im
pressionist, die niet schildert wat is, maar
den indruk weergeeft, dien het geziene op hem
maakte. Hjj heeft, zoo men wil, eene eigenaar
dige kunstopvatting, maar de wijze, waarop by
daaraan uiting geeft, verwerft bem het recht
om gezien te worden.
„De heer Kaufmann heeft er een paar stuk
ken uit de oude school bygevoegd, wat, ter
vergeiyking, niet onbelangrijk is.
„Wij meenen alle beoefenaars en liefheb
bers der kunst te mogen aanbevelen er een
bezoek aan te brengen. Slechts zij, die uit
beginsel tegen het naakt in de beeldende kunst
zijn, moeten zich daarvan onthouden. Men zal
er, wel is waar, mets zien wat ook maar een
enkel oogenblik eene onreine gedachte opwekt,
maar wie geen naakte beelden zien wil,
heeft recht te weten, dat hjj ze hier vinden zal."
Warme lof wordt door beide bladen verder
gebracht aan het groote doek van den Vla
ming, „Landverhuizers" voorstellende, en dat
minder van het gewone afwykt. Daar is geen
fantasie, maar enkel werkelijkheid. Het is
een good stuk met alle qualiteiten, welke het
ook tot een genietbaar kunstwerk maken;
twee eigenschappen, welke onder de nieuweren
zoo dikwijls niet samen gaan.
In zjjne memorie van antwoord omtrent
het ontwerp tot verhooging van hoofdstuk
IS der S.taatsbegrooting voor 1890 (uitvoering
der spoörwegovereenkomsten) verklaart de
minister van waterstaat dat door den admi
nistrateur der Generale Thesaurie by het de
partement van financiën twee verslagen zyn
uitgebracht, het eerste ter beantwoording der
vraag of de sommen, door de Ned. Rynspoor-
wegmaatschappy geboekt voor aanleg, vol
tooiing en verbetering, geacht kunnen worden
voor dat doel te zyn besteed; het tweede op
gemaakt na aanneming der wet in de Eerste
Kamer ter beantwoording der vraag of de
geldeiyke gevolgen van overneming der N.
R. S.-M. voor den Staat definitief aanzienlyk
nadeel iger zouden biyken dan by de behan
deling der wet in dat geval in uitzicht was
gesteld. Op die vraag was het antwoord, dat
de Staat met inbegrip van hetgeen in 1889/90
aan uitbreiding is ten koste gelegd en van de
f 190,625, welke boven het reeds genotene
aan aandeelhouders over 1889/90 te betalen
valt, méér te betalen zal hebben dan by de
memorie van toelichting werd gezegd, de som
van 232,668. Na 1 Mei 1890 zullen waar-
schyniyk de netto-winsten opwegen tegen de
rente, aan aandeel- en obligatiehouders over
het tydvak 1 Mei 15 October verschuldigd.
Op grond van deze uitkomsten heeft de
Regeering tot bekrachtiging der wet geraden.
De mededeeling dezer verslagen wenscht de
j minister tot later uit te stellen,
j Voorts meent de Regeering dat de N. R.-S.-
My. leges verschuldigd is wegens do betaling
van de koopsom.
I De exploitatie-maatschappy heeft nu reeds
begrootingen ingediend ten bedrage van
800,000, en is voornemens onverwyid de eerst
noodige leveringen aan te besteden. Niet on-
waarschyniyk is dat het aangevraagd bedrag
geheel uit den dienst 1890 zal worden verstrekt.
Beroepen is by de Ned.-Herv. gemeente
te Goënga, ds. J. Bolkestein, te Ter-Aar.
Met genoegen vernemen wy dat dr.
Schaapman, die ongesteld is geweest, gisteren
de zitting van de Tweede Kamer heeft by-
gewoond.
Door het provinciaal kerkbestuur van
Noord-Holland is uit zyn ambt ontzet de
heer M. Th. Laurman, predikant te St.-Maar-
tensbrug.
Er schynen plannen beraamd te worden
tot plechtige viering in Maart a. s. van het
gouden priesterfeest van Z. D. H. Mgr. Snickers,
bisschop van Utrecht. Wy kunnen intusschen
met zekerheid melden, dat voor zoover het
feest van den hoogen jubilaris zelf zal uit
gaan, dit een uitsluitend kerkelyk karakter
zal dragen. (U. D.)
In de residentie bevindt zich de oud-gou
verneur-generaal van Ned.-Indië, de heer O.
Van Rees.
Naar wy vernemen, zegt het„Haagsche
Dagbl." van heden, heeft Zyne Majesteit de
Koning een rustigen nacht doorgebracht en
is de gezondheidstoestand niet achteruitgaande.
Op „Het Loo" gaat overigens alles zyn
gewonen gang.
Op de prysvraag„Sur le traitement de
bois de construction pendant sa végétation",
uitgeschreven door de „Société franchise d'agri-
culture", zyn 34 antwoorden uit verschillende
landen ingekomen. Eenstemmig werd door de
commissie de lste prys toegekend aan onzen
landgenoot den heer Zwigtman van Noppen.
Biykens by den minister van buiten-
landsche zaken van don consul-generaal te
Rio-de-Janeiro ontvangen bericht, moeten, te
rekenen van 15 November a. s., de invoer
rechten in Brazilië in goud betaald worden,
terwyl het additioneel recht van 5 pet. alsdan
wordt afgeschaft. [Sts.-Ct.)
Omtrent de opleiding van sergeanten
tot het vervullen van eene luitenantsplaats
by den dienst te velde, kan worden mede
gedeeld dat de eischen, waaraan genoemde
sergeanten moeten voldoen, zyn vastgesteld
als volgt:
Zy moeten zyn Nederlander, by voorkeur
ongehuwd, den cursus of voorbereidende
school niet bywonon, nog voor eenige jaren
aan den dienst verbonden zyn, uitmunten
door practische geschiktheid, fermeteit, gedrag,
Roman van "E. W E R N E R.
91)
Hier, waar niets te duchten viel, hier
beefde haar gansche lichaam in koortsachtige
opgewondenheid, en juist daarom kon zy niets
zien, kon zij niets onderscheiden, zag ze alles,
ook die bruine oogen, door nevelen en wol
ken, juist daarom zweeg die inwendige stem,
al had zy er haar leven voor willen laten,
om thans tot zekerheid te geraken.
„Gy moest mij het blyven niet zoo moeilyk
maken 1"
Eugénie s stem verried den twyfel, welke
in haar binnenste heerschte; bittere trots en
vrouweiyke zachtheid streden hier om den
voorrang.
„Ik heb veel moeten bestryden en ten
onder brengen, eer ik hier tot u kwam; dat
weet ge, Arthur, en dus, neem dit ook in
aanmerking!"
Deze woorden werden als op smeekenden
toon geuit; maar Arthur was thans niet
meer in eene stemming om dit op te merken.
In de bitterheid, waarvan zyne ziel als het
ware overvloeide, miskende by ten eenen-
male de bedoeling en antwoordde op sny-
denden toon
„Ik twyfel er natuurlyk niet aan, dat de
barones Windeg een ontzettend offer brengt,
als zy besluit, nog drie maanden langer den
gehaten burgerlyken naam te dragen, nog
drie maanden langer met een zoo diep door
haar verachten man te blyven samenwonen,
hoewel haar reeds terstond de vryheid wordt
aangeboden. Ik heb eens moeten aanhooren
hoe beiden u stuiten en kan hiernaar afmeten
hoeveel zulk eene zelfoverwinning u kost."
„Gy verwyt my ons gesprek op den avond,
toen wy hier aankwamen", zeide Eugénie
zacht. „Ik.had dit vergeten."
Nu eindeiyk kwam er een lichtstraal in
zyne oogen; maar het was niet de gloed,
welken zy daarin gezocht en gehoopt had;
het was iets vreemds, iets vyandigs, dat zich
daarin afspiegelde.
„Hebt ge inderdaad? Of ik het vergeten
heb, dat vraagt ge niet! Destyds heb ik het
moeten aanhooren, doch dit was ook de
uiterste grens van wat ik verdragen kon. Denkt
ge dat een man zich zoo ongestraft in het
stof laat treden, als gy dien avond deedt, en
zich dan ook weer daaruit laat opheffen, zoo
dra bet u belieft van meening te veranderen?
Ik was niet de ellendige weekeling, waarvoor
gij my hebt gehouden sedert dat uur althans
was ik het niet meer; dit was beslissend
voor my, maar het besliste ook over onze
toekomst. Wat my moge treffen en zal
treffen, dat zal ik ook alleen dragen. Ik heb
zooveel geleerd gedurende deze laatste weken,
ik zal ook dit het hoofd bieden; maar"
hier richtte hy zich met eene fiere bewoging
in zyne volle lengte op „maar de vrouw,
die my den dag na ons huwelyk met zulk
eene trotsche minachting van zich stiet,
zonder zelfs te vragen, of de echtgenoot, dien
zy nu toch eens hare hand had gegeven,
workelyk dien afkeer verdiende die myne
getuigenis, myne plechtige verklaring, dat zy
in eene dwaling verkeerde, met de uitvluch
ten van een leugenaar gelykstelde diemy
op myne vraag, of zy het dan ten minstede
moeite niet waard achtte, eene poging aan
te wenden om dien „verloren zoon" terecht
te brengen, een verachteiyk „neen" voor de
voeten wierp die vrouw wil ik niet aan
myne zijde hebben, als ik voor myne toe
komst kamp en worstel ik wil thans
alleen zyn!"
Hy wendde zich heftig af en Eugénie bleef
ontsteld en verlegen vóór hem staan. Hoe
zeer by in den laatsten tyd ook veranderd
mocht zyn, driftig en hartstochfelyk had zy
hem nog nooit gezien, en nu was hy het in
zóó hooge mate, dat zy byna bevreesd voor
hem werd.
Aan den storm, welke zich hier een uit
weg baande, kon zy afmeten, wat hy vroeger
verborg achter dat onverschillig uiteriyk, dat
haar zoo diep had gegriefd, wat maanden
lang in zyn binnenste had gewoeld, totdat
het hem eindelyk opwekte uit de gren-
zenlooze onverschilligheid, welke hem tot
eene natuur was geworden. Ja, dat koele,
minachtende neen zy wist het best, hoe
veel onrecht zy hem hiermede had aange
daan, en thans, nu zy zag, hoe diep het
hem had gegriefd, nu had dit uur wellicht
alles weer kunnen goed maken, wat dat
andere bedorven had, als die rampzalige,
laatste woorden achterwege waren gebleven.
Deze kwetsten de jonge vrouw in haren hoog
moed, haar teero punt, en waar haar trots
mede in het spel kwam, daar was het ge
daan met alle doorzicht en overleg, zelfs al3
zy wist dat zy ongelyk had.
„Gy wilt alleen blyven!" herhaalde zy.
„Het zy zoo, opdringen zal ik u myn ge
zelschap niet!"
Arthur antwoordde niet, zag haar zelfs
niet aan.
(Wordt vervolgd.)