DAGBLAD N°. 9365. 3Xa»n<Iag X ^epteini.I>ei* A0. 1890. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <2jpn- en feestdagen, uitgegeven. Uit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Kikeriki. PRINSESSEDAC. Leiden, 30 Augnstus. Feuilleton. CLÜCK AUF! PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommero0.08. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Tan 1—6 regels 1.05. Iedere regel'meer/0.17^. Grootere lettere n&ax plaste ruim te. Voor het <a- CMseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 49 van Kikeriki. OÜioieele Kennisgevingen. Inkomstenbelasting 1890. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen in herinnering dat met 31 Aug. a. s. de tweede termijn -vervalt van de Inkomstenbelasting en dat alzoo op 1 Sep tember a. s. minstens twee zesden van den aanslag moeten zijn voldaan. Zij noodigen mitsdien de belanghebbenden uit, om, ter voorkoming van vervolgingskosten, tot de betaling van het verschuldigde ten kantore van den gemeente ontvanger over to gaan. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, BOOL. Weth., lo.-Burgemeestcr. Aug. 30 1890. E. KIST, Secretaris. Burgemeester en Wethouders van Leiden, Gezien het adres van CH. VERHOOG, houdende verzoek om vergunning tot oprichting van eene slach terij in het porceel Haven No. 14. Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95) Geven bij deze kennis aan het publiok dat ge noemd verzoek, met de bijlagen, op do Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede dat op Zaterdag den 13den September a. s., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, BOOL, Weth., lo.-Burgemeester. 30 Aug. 1890. E. KIST, Secretaris. Het kind van Nederland viert haar tiende jaarfeest, en duizenden Nederlandsche knapen en meisjes hebben dien dag met verlangen te gemoet gezien. Want ook voor hen zal het een dag van vreugde zu'n, van epel en zang, van gemeenschappelijk genot, en daar is het kleine volkje altijd voor te vinden! Zou het alleen dat min of meer égpïstisch gevoel zijn, hetwelk den VaderlandBChen jubel datum met zooveel opgewektheid deed ver wachten? Laat ons van kinderen niet meer eischen dan zij kunnen gevenmaar laat ons dan tevens het besluit trekken, dat het goed is, dien dag van een bjjzonder merkteeken te voorzien, opdat hjj een vaste plaats erlange in het geheugen onzer kleinen, en zij opgroeien in het besef dat er eenige reden bestaat hem niet met de overige dagen gelijk te stellen. Leiden doet wel niet mee aan het feestelijk vertoon, maar in tal van gemeenten, waar ons toegang wordt verleend, is dat wel het geval. Wat de academiestad betreft, haar ont houding is in het minst niet toe te schrijven aan mindere belangstellingmaar het geheele land weet, dat wij nu eenmaal onzen vasten feestdag hebben, die alle krachten zoowel van finantiëele voorziening als van regeling tot zich frekt. Men kan niet aan alles meedoen en daar we nu onzen 3den October willen handhaven en tot immer stijgenden luister brengen, zijn wy wel verplicht ons bjj andere gelegenheden te vergenoegen met de rol van sympathieke toeschouwers. Aan die sympathie mag evenwel niet ge twijfeld worden. Prinsessedag is voor ons als voor eiken landgenoot een datum van hooge beteekenis, en het zal ons zeer verheugen wanneer we dien zien aangroeien tot een nationalen feestdag, waarop ieder voor een wijle zjjn arbeid laat rusten om zich geheel en al over te geven aan het gevoel van dank baarheid, aan de gelukkige stemming, die het gansche volk in één gedachte veieenigt.. Zulk een dag, laat ons het even in het voorbijgaan opmerken, is in het leve:-, eener natie noodig, onmisbaar zelfs. Algemeen wordt zulks erkend, en meermalen is de vraag ge steld, welk feit, welke historische gebeurtenis als grondslag voor een nationaal feest zou gekozen worden. Men moet dat hebben in een der zomermaandenen de reden, waarom de verjaardag van onze beide laatste koningen zich voor openbare viering minder eigende, is dus gemakkelijk na te gaan. Geschiedkun dige herinneringen zijn wel voorgesteld, maar, het denkbeeld pakte niet, men was er niet algemeen genoeg mee ingenomen, men vond de stof niet van dien aard, dat er geest drift mee gewekt zou worden, er zat soms nog wat politiek achter, hetgeen van invloed was op de waardeering van het feit, dat voor jaarljjkseho herdenking werd aan bevolen, kortom, geen enkel voorstel van dien aard kon voldoenden bflval vinden. En toch, een feestdag moesten en zouden we hebben, het gemis werd hoe langer hoe dieper gevoeld- niet elke stad van ons land is zoo gelukkig, eenmaal op een merkwaar dige manier „ontzet" te zjjn geworden gelijk Alkmaar, Leiden en Groningen Een nationale feestdag kan niet worden ingesteld op hoog bevel, althans niet by ons. Hy moet het uitvloeisel zyn der volksgezind heid, hy moet in het hart des volks geboren, niet op het bureau van een ministeriëel de partement gemaakt worden. Alleen wat op natuuriyke wgze is gegroeid, bezit levensvat baarheid en zal ook blyken levenskracht tot in lengte van dagen te hebben. Van jaar tot jaar zien wy het cyfer toenemen der gemeen ten, die het Prinsessefeest vieren; weldra zullen wy het beleven, dat de enkele, die achterblyven, tot de door omstandigheden ge wettigde uitzonderingen behooren. De aantrekkelykheid van dezen feestdag in het licht te stellen, is een gemakkelyke taak. De heminnelyke persoonlykheid van ons Konings kind heeft een plaats verworven in ieders hart, haar beeltenis siert elks woning. We hebben steeds met vreugde deze liefeiyke verschoning zich zien ontplooien, haar schoone ontwikke ling naar het lichaam en naar den geest gade geslagen. In de huiselyke omgeving van den grüzon Vorst is zy de heldere zonnestraal; geleid door de trouwe zorg der vorsteiyke ouders, wordt Prinses Wilhelmina geschikt gemaakt voor de taak, die haar in de toekomst wacht. Biedt de geschiedenis menig voorbeeld aan van koningskinderen, wier opvoeding meer de strekking had om hen verwyderd te houden van het volk, dat zy eens geroepen zouden worden te besturen, terwyi aan de vorming van het gemoed en de leiding van den fer- standeiyken aanleg weinig moeite werd besteed, hier hebben we een treffend voorbeeld van het tegendeel, en alles doet verwachten, dat de Prinses, eenmaal tot den volwassen leeftyd gekomen, in alle opzichten de kroon waardig zal zijn, door het erfrecht voor haar bestemd. In dit kind begroet de Nederlandsche natie de draagster der Vaderlandsche idéé by uit nemendheid. Onze historie wjist er op, dat het verbond van Nederland en Oranje de grondslag is van ons nationaal leven, en wy kunnen ons byna niet voorstellen hoe het zyn zou, als de dynastie, aan welke wy zoo dure ver plichtingen hebben, en die ons immer, in droevige zoowel als in blyde dagen trouw ter zyde stond, geen afstammelingen meer had om ons voor te gaan en te leiden. Op het hoofd van dit tienjarig kind rust de hoop voor de toekomsthaar eenmaal als de constitutio- neele Koningin te mogen begroeten is een uit zicht, waarin we ons van heelerharte verheugen. De Koning, die ons in het begin des vorigen jaars dreigde te ontvallen, blyve, dit wenechen wy vurigiyk, nog menig jaar toebedeeld, opdat de schepter uit zyn hand rechtstreeks in de hare moge overgaan en de erfgename der Oranjes eerst in rypen leeftyd belast worde met de voor haar weggelegde taakmoge een onbezorgde jeugd haar deel blyven, en de hemel boven 's Konings Huis geen oogenblik verduisterd worden! In dezen heilwensch stemt geheel Neder land samen op den laatsten dag van Augus tus en de feestdagen, die dezen in de onder scheiden gemeenten zullen opvolgen. Bp deze blyde herdenking zetten we allen onze ge schillen op zyde, vergeten we dat er dingen zijn van staatkunde, van godsdienst, van maatschappelyke inrichting, en wat het ook zyn moge, over welke we niet eenstemmig denken. Ondanks deze punten van verschil zyn en blyven we toch een eenig volk van broeders, ten volle bereid ons om denzelfden troon te scharen zoodra eenig vaderlandsch belang bedreigd mocht worden. Het staat by ons vast, dat geen gevaar onze nationale zelfstandigheid zal genaken, zoolang de band, die Nederland en Oranje samenhoudt, onverbroken blyft; de schakel, die ons verleden en onze toekomst vereenigf, is de jonge Koningsdochter, aan wie or.a volk heden de hulde van zyn warmste vereering brengt. Het lied, dat morgen en overmorgen door duizenden kinderstemmen ter harer eere wordt aangeheven, vindt weerklank in ons aller hart, en geen heilwensch is oprechter gemeend dan die haar in onderscheiden vor men wordt toegebracht. Ook onze bescheiden hulde moge de uitdrukking zyn van het ge voel, dat onze medeburgers, dat de ingezetenen van Leiden en omstreken bezielt; nog vele jaren hopen we ons te mogen vereenigen in een hartelykLeve Prinses Wilhelmina De tiende vorjaardag van Prinses Williel-, mina werd door de jongens der Kweekschool voor Zeevaart alhier reeds heden gevierd, ofschoon, naar men weet, die verjaardag eerst op morgen, een Zondag, valt. Daartoe in de gelegenheid gesteld, vertrok het eene gedeelte per stoomtram, het andere ge deelte per stoomboot naar Katwpk, waar men zich vermaakte met verschillende spelen enz. Om elf uren werden hun extra-epyzen aan geboden. Om vyf u-en keerden ze hier weer terug. Een plan was beraamd om eveneens man schappen, onderofficieren, hunne vrouwen en ongehuwde kinderen, van het depot van het derde regiment huzaren, alhier in garnizoen, den verjaardag van de Kroonprinses te doen vieren. Ook hier was besloten dat plan heden middag, te beginnen om halfvier, ten uitvoer te brengen. Hedenmorgen werden daartoe op de achter plaats der Doelen kazerne, het feestterrein, de noodige toebereidselen gemaakt, en in den vriendelyken zonneschijn buitengewoon Roman van E. WERNER. 31) Ulrich gaf geen antwoord. Hy stiet de deur wyd open en kwam daarop langzaam terug. „De weg is open, mevrouw!" Eugénie zag er niet half zoo ontsteld uit als de jonge beambte, toen zy den weg be trad, welke haar zoo onstuimig ontsloten was; zy glimlachte zelfs. „Ik dank u, Hartman; en wat het be derven van dat slot betreft, mynbeer Wilberg, bekommer u hierover niet, dit neem ik voor myne verantwoording. Nu de poort toch open is, zult gü mogelijk ook dezen korteren weg door bet park verkiezen, nietwaar?" Welk een aanbod! Wilberg liep niet, hy sprong, hy vloog nevens haar en spande in alleryl zyne hersens in, om zoo mogelyk een even belangryk als geestig onderwerp van gesprek te beginnen; vooralsnog zag hy zich echter tot een zeer prozaïsch veroordeeld, daar Eugénie het hoofd omwendde en den jongen mijnwerker nogmaals zulk een ern- stigen, onderzoekenden blik toewierp, als waarmede zy reeds eenmaal getracht had, het tegenstrydig en haar volkomen raadsel achtig karakter van dien man te door gronden. „Die Hartman is een Simson in kracht en geweld! Sloten en grendels slaat hy stuk, alleen. „Alleen om my een gemakkelyken weg te banen", viel Eugénie hem meesmuilend in de rede. „Aan zulk eene gewelddadige beleefd heid zoudt gy u nooit hebben schuldig ge maakt, nietwaar, mynheer Wilberg?" De aangesprokene protesteerde ijverig tegen zulk eene onderstelling. Hy zou het wel laten, hy zou zich niet zoo ruw aan het eigendom van een ander vergrypen, en dit nog wel in hare tegenwoordigheid, neen, dat nooit Mevrouw Berkow luisterde echter in het oog vallend verstrooid naar al zyne betuigin gen, en het mocht hem niet gelukken, hare belangstelling in het een of ander punt op te wekken, hoeveel moeite hy gedurende de wandeling ook hiertoe aanwendde. Hartman had het hek weer aangezet en was met langzame schreden naar huis terug gekeerd. Voor de deur gekomen, bleef hy staan en hield de oogen onafgewend op het park gevestigd, waar de beide gedaanten zoo even aebter de boomen waren verdwenen. „Ik dacht, Ulrich, dat als gy eens neen gezegd hadt, het er ook by bleef!" De jonkman keerde zich haastig om en wierp Martha, die naast hem stond, een somberen blik toe. „Wat kan het u schelen?" klonk het onvriendelyk antwoord. „My? Niets! Kyk maar niet zoo knorrig, Ulrich; ge zyt boos op my, dat ik mevrouw aan dien zakdoek herinnerd heb, maar deze kwam haar toe, en wat zoudt gy met dat duDne witte ding hebben aangevangen? Gy kunt het niet eens aanraken, als gy van het werk komt aanzien alleen, en dat hebt ge waariyk al genoeg gedaan." Hare stem klonk min of meer hoonend, en ook Ulrich scheen dit niet te ontgaan hy stoof althans driftig op. „Laat mij met rust, Martha! Gy behoeft my niet te bespotten en te bespieden. Ik zeg u dan. „Wat is daarbuiten te doen? Hebt ge twist met elkaar?" luidde eensklaps de stem van den opzichter, die de achterdeur was binnen getreden. Ulrich keerde zich mokkend om, blykbaar niet van zins om den strgd voort te zetten, terwijl Martha, zonder haren oom te antwoor den, hem voorby- en het huis binnensnelde. „Wat is er gebeurd?" vroeg de opzichter, terwyl hy het meisje verwonderd nazag. „Waarover waart gy het niet eens? Hebt gy u soms weer ruw tegen haar uitgelaten?" Ulrich wierp zich ruw op de bank neder. „Ik verkies niet, dat my onder het oog ge bracht wordt, wat ik doen en laten moet, en dit wel het allerminst door Martha." „Zy zal n althans wel niets in den weg leggen", meende zyn vader. „My niet? Waarom juist my niet?" De opzichter zag zyn zoon aan er. haalde de schouders op. „Hoor eens, jongen, hebt ge geen oogen in het hoofd, of wilt ge het niet opmerken? Het is waar, ge hebt u nooit veel met het vrouwvolk ingelaten, en het is dus geen wonder, dat gy ze in het geheel niet begrypt." „Wat moet ik dan begry'pen?" vroeg de jonkman, opmerkzaam geworden. Zyn vader nam de pyp uit den mond en blies eene dikke rookwolk voor zich uit. „Dat Martha veel met u opheeft", ant woordde hij kort en bondig. „Martha? Met mij?" [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1