Itfo. 9359.
Maandair 25 Aimistus.
A°. 1890.
Qeze Courant wordt dagelijks, met uitsondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 23 Augustus.
jKikeriki.
Een koe en een koe zijn twee.
Feuilleton.
CLÜCK AUF!
PRIJS DEZER COURANT:
To»r Leiden per S maanden1.10.
franco per post1.40.
AlzonderLgke Nommorsm 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTEEN:
V»n 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het in-
caeseeren buiten de stad wordt 0.10 berekend.
ge misschien te vreinig krachtvoer aan uwe
koeien geeft, of dat uw knecht of uwe meid
niet goed m9lkt, of dat de stal niet warm
genoeg is of de wei te schraal, te nat, te
droog, of.maar genoeg, ge komt tot na
denken, ge begint te zoeken en u rekenschap
te vragen van het hoe en waarom, en heusch,
daarmede zjjt ge op den goeden weg.
Wat dus zoo'n emmer al niet do9n knn!
Hebt ge eene koe, die extra veel geeft, dan
zegt uw emmer„geef veel terug, want anders
zal ik eerstdaags u bewijzen, dat de koe ook
ophoudt met goed te doen. Er moet een
wederzijdsch geven plaats hebbenveel melk
eischt veel en best voer; neem het laatste
weg en het eerste vervalt vanzelf. En denk
niet: „dan win ik er toch niet bij," want
dat doet ge wel; maar al was het nu eens
zoo, hebt ge dan toch in alle gevallen niet
een krachtig melkdier, dat ten allen tyde zyn
geld waard is?
En hoe moeton we nu te werk gaan by
het streven om langzamerhand, in de ruimste
beteekenis van het woord, goede melkkoeien
te krijgen Houd de mooisto kalveren van
eene melkryke koe aan, maar alleen als ge
weet, dat dio modelkoe, om haar zoo eens
te noemen, is gedekt geworden door een
stier, die oolc eene melkryke moeder had, want
vergeten we 't niet, dat bp de vererving der
eigenschappen de beide oudors zich doen gel
den en dat samenwerking, d. i. het bezit van
gelijke eigenschappen bp vader en moeder,
oen zeer gewenschte zaak is.
Laat ons dan zeer nauwgezet in het kiezen
der parende ouders zyn en ons nooit door
gemakzucht of door het begrip „goedkoop"
in dezen laten leiden. Toonen we, te willen
en we zullen slagen. Trachten we ook, als
't kan, den kalftyd te verleggen in December
of Januari. We krijgen dan volop melk in
stal en als, een 4 maanden later, de koeien
beginnen te „minderen" en in de wei komen,
beginnen ze door het heerlyke, sappige gras,
andermaal nieuw-melksch te worden, zooals
de Duitschers zeggen. Wjjd al uwe zorgen aan
het kalf. Voed het aanvankelijk met onver-
valschte moedermelk en laat het vooral van
frissche, gezonde lucht en van do vrijheid
profiteeren.
Nog te veel bekommert men zich alleen
om de hoeveelheid melk der koeien, zonder
op hare samenstelling te letten, d. i. zonder
er aebt op te geven of de melk veel vet en
kaasstof bevat. Veel molk is goed, waar men
niet karnt, maar veel en tegelijk goed is noo-
I dig in het landhuishoudeiyk bedryf. Sommige
dieren bezitten die eigenschap in liooge mate
gelukkig, dat ze overerfelyk is en men dus
melk- en boterrijke veefamilies kan krygen.
De meening heerscht dat veel melk altijd
gepaard gaat met het begrip „slecht" of
„dun", maar dat is niet waar. De melk van
eene melkryke koe kan dun zyn, maar die
van een exemplaar, dat weinig geeft, kan
dat eveneens.
„Veel" en „dun" behooren niet noodwendig
by elkaar. Er zyn ko3ien, die weinig en dunne
melk geven, niettegenstaande ze 4 a 5 KG.
krachtvoer per dag krygen. Daarom de inner-
lyke waarde van eene koe heeft minstens even
veel invloed op de rentabiliteit der melkery,
als de marktprijzon van melk, boter en kaas,
er. voorts stamboeken zyn noodzakelijk, omdat
zy melding maken van de afstamming en-
de eigenschappen der ouders en voorouders.
Kudelstaart, 22 Aug. 1890. G. Dnos.
De 2de luit. A. S. Doorman, van het 4de
reg. inf. te Leiden, wordt overgeplaatst by het
lste bat. van dat regiment te Delft.
Examen Hoogduitsche taal. (M. O.) 's-Gra-
venhage, 22 Aug. Toegelaten voor akte B.
mej. E. W. H. Gutzeit, van Leiden.
Examen Fransche taal (L. O.). Geslaagd de
damesH. Gobius du Sart, van Voorschotenr
en A. C. B. Ten Siethoff, van Leiden.
Op de voordracht voor onderwyzer aan
de openbare lagere school te Sassenheim zyn
geplaatst de volgende ondorwyzers: S. Van
Sittert, te Zegwaard, W. Honkoop, te Stolwyk,
en J. Roodnat, te Dordrecht.
Ned.-Herv. Kerk. Beroepente Ammerstol
(cl. Gouda), ds. R. De Jong van Arkel, te
Bloemfontein (Oranje-Vrystaat).
Aangenomennaar Aartswoud, door ds. J.
J. Zegers, te Koedijk.
Bedankt: voor Neerlangbroek, door ds. J.
Kok, te Gouderakvoor Oosterwolde (Veluwe),
door ds. J. W. H. Kalkman, te Alfon aan den
Eynvoor Wilnis (Utrecht) en Schraard
(Friesland) door ds. J. L. Pierson, te Halle (G
De heer G. J. Hulsman, predikant te
Randwyk, heeft voor het beroep naar de Ned.-
Herv. gemeente van Hoogmade c. a. bedankt.
Mej. J. A. Bürgdorffer, onderwijzeres
aan school 8 te Haarlemmermeer, die tot
onderwyzeres aan de openbare school te
Bennebroek benoemd is, heeft voor die be
noeming bedankt, daar zy in golyke betrek
king aan eene school te Apeldoorn wordt
aangesteld.
Met 1 September begint een nieuw
kwartaal van het Leidsch Dagblad.
Zij, die zich nu reeds op deze Courant
abonneeren, ontvangen de tot dien
datum verschijnende nummers gratis.
Aan do Abonnó's daarop, wordt by dit
nommer verzonden No. 48 van Kikeriki.
Een koe en een koe zijn twee! „Dat spreekt
vanzelf," hoorer. we dezen of genen onzer ge
achte lezers zeggen. Nu, ja, we zeggen dit ook
niet uitgaande van de veronderstelling dat u
dat r.iet weet, maar alleen bywijze van spre
ken en omdat, tegen beter weten in, met ons
opschrift niet a'.tyd rekening wordt gehouden in
't landbouwbedrijf. Daar hebt ge b. v. Kees
hy zou verleden jaar trouwen en boer worden,
„ook al moest er geld by." Maar, vent, je
bent gek, is dat redenoerenKyk eerst de
kat eens uit den boom Wat heb je er nu
-aan, je centen in G a 6 jaren weg te maken,
trots werken en je bost doen? Zóó spraken
we, maar meent ge dat het gaf? Kun je be-
grypenKees is getrouwd en boer. 't Is een
kranige vent, dat scheelt een boei en lang
zal hy 't roer rechthouden. Gode geve, dat 't
hem voor den wind moge gaan, want 't is
niet alles ais er nooit een zeiltje ontplooid
kan worden.
Maar om nu op die eene en die andere
koe -neer te komen. Menige boer heeft een
beestje op stal of in do wei, dat zyn kostgeld
slecht, soms zeer slecht betaalt, niettegen
staande het kosthuis superfine is. Dat is niet
zooals 't hoort, want als je goed doet, ben
je toch ook waard goed terug gedaan te wor
den. Maar, de koeien handelen niet met de
kennisse des verstands en daarom mogen we
haar deze onbeleefdheid niet toerekenen. Toch
zouden wy ais boer zeggener uit en plaats
gemaakt voor een ander; want heusch, 't is
toch om winst te doen en niet om do lief-
hebbery van 't vee houden. Maar hoe ver
krijgt men dan melkryke koeien? Ja, dat is
gemakkelijker gevraagd, dan ze gekregen.
Was er maar ergens in onze nabyheid eene
markt, waar dergelijke beesten speciaal wer
den aangevoerd, dan kon men zyne schreden
derwaarts richten, maar eene rubriek „melk-
rijke koeien" houdt men er op onze markten
niet op na; men zal dus de gewenschte beesljes
Roman van E. W E R N E R.
19)
„Zyn verkwistende aard, zyne zucht om
den adeiiyken hear uit te hangen, hoewel
hij al tot over de ooron in schulden stak
Als ik hem niet geholpen had, ware hij ver
toren geweest."
„Inderdaad? En du3 was er geene bedoeling
met die hulp? Dus werd den baron niet de
keus gelaten, om óf zyne dochter af te
staan, óf zich op het uiterste voor te be
reiden? Dus wa3 de verbintenis van zyn kant
geheel vrywillig?"
Berkow lachte gedwongen. „Natuuriyk!
Wie heeft verteld, dat het zich anders heeft
toegedragen?"
Ondanks zyne voorgewende kalmte, sloeg
hy evenwel de oogen neder. Wellicht had die
man nog nooit van zyn leven vóór zich ge
zien, als hem een gewetenloos bedrijf voor
de voeten was goworpenhier, tegenover zyn
zoon, deed hy het.
Een bittere trek vertoonde zich op het
kwynend gelaat van den jongen man; zoo hy
tot- dusver nog eenigen twyfel had gevoed,
zelf dienen te fokken en dat kan. Er zijn I
koeien, die 4000 liter melk per jaar gevon,
maar er zyn er ook, die het niet verder bren
gen dan tot 2000 liter, inderdaad wel een
verschil, dat ons recht geeft om te spreken
van goede en slechte koeien. En niet, dat dat
verschil altyd ontstaat, omdat do eene koe
het veel beter heeft dan de andere, neenOp
denzelfden stal, onder dezelfde omstandigheden,
kan het zich voordoen. Du3 moet de oorzaak
daarvan in het beest zitten. Dat is zoo. Even
als. de eene arbeider oneindig meer werk kan
verrichten dan de andere, by gelijke verpleging,
zoo kan ook het eene dier meer doen dan het
andere, 't Is de natuur, die lner optreodt, de
persoonlijkheid of individualiteit.
't Is dus maar de kunst om melkrijk vee
te fokken en om daartoe te komen, moet men
met eene goede koe beginnen, d. i. eene, die
veel en tevens beste melk geeft. Misschien
spreekt gy, geachto lezer, ten opzichte van uwe
melkbeestjes van bovenstebeste, beste, goede
en.... slechte; maar waarop grondt u die
onderscheiding en waar trekt ge de grens?
't Eenige middel om in deze een zekeren
maatstaf te hebben isde molk meten
en onderzoeken, wat haar gehalte van vaste
stoffen betreft. Wat het meten betreft, dit kan
overal op eene zoor eenvoudige wyze geschie
den. Men behoeft daarvoor kan noch maatje,
maar alleen oen in liters verdealden emmer.
Hoeft u niet zoo'n exemplaar, maak er noen.
Werp achtereenvolgens één, twee, drie enz.
liters water in een emmor en geef eveuveol
maai een duidelijk meik een cyfer aan
den wand by de oppervlakte des waters. En
most ge eerstdaags een nieuwen melkemmer
koopen, verschaf er u dan een, die op boven
bedoelde wyze verdeeld is. Ge zult eens zien,
wat ge daarvan een pleizier hebt, ten minste,
dat is het eenparig oordeel van boeren, die
zulke emmers gebruiken.
Al melkende ziet go aan don emmer of ga
meer of minder hebt dan gisteren, dan eer
gisteren of dan verleden week en ge komt
er toe om van uwe beesten te zeggen„Jij
bent een best beest, jou houd ik; en met
jou zal ik het nog eens eene maand probeeren,
maar jyi neen, jij moet weg, want je betaalt
op iango na niet, wat je opeet. „Ge komt door
dez9 wyze van handelen tot nadenken, want
zoodra ge minder melkt dan go gewoon zyt,
vraagt go direct naar de reden hiervan, ge
zoekt en.vindt misschien. Want wellicht
komt ge nu op de gedachte, dat uw hooi niet
krachtig genoeg is, omdat ge verleden jaar
verzuimdet uw land te mesten, of ook, dat
thans wist hy genoeg. Na een oogenblik zwy-
gens, nam Arthur het gesprek weder op.
„Gy weet dat ik nooit tot een huwelyk
geneigd ben geweest, dat ik slechts aan uw
herhaald verzoek gehoor heb gegeven. Eugénie
Windeg was my evon onverschillig als iedere
andere; ik kende haar niet eens, maar zy
zou niet de eerste zyn geweest, die vrywillig
een adellyken naam aan rykdom ten offer
had gebracht, en hieraan schreef ik dan ook
haar en haars vaders toestemming toe. Het
heeft u niet behaagd, my in te lichten om
trent hetgeen aan myn aanzoek voorafging
en wat. daarop volgde; eerst van Eugénie
zelve moest ik vernemen, welke koopmanschap
gy met ons beiden hadt gedreven. Wy zullen
die zaak thans laten rusten, zy is onlierroe-
peiykmaar het zal u dan ook niet bevreem
den, dat ik bet vermyd, my aan nieuwe ver
nederingen bloot te stellen. Ik heb geen zin
ten tweeden male voor myne vrouw te staan,
zooals op dien avond, toen zy aan hare diepe
verachting tegen my en myn vader lucht gaf
en ik zwygen moest."
Berkow had tot hiertoe met half afgewend
gelaat toegeluisterd, doch keerde zich by de
laatste woorden rlotseling om en wierp zyn
zoon een verbaasden blik toe.
„Ik had nooit gedacht dat iets ter wereld
uwe drift nog zóó kon gaande maken", zeide
hy langzaam.
„Mijne drift? Hierin vergist gy u. Zóóver
is het nog niet gekomen, dat wy driftig wor
den. Het gelieft mevrouw myne gemalin zich
zóó hoog boven hare verheven deugden en
aristocratische gezindheden te plaatsen, dat
ik, onwaardige, die in beide opzichten zoover
beneden haar sta, haar liever op een afstand
verkies te bewonderen. Ik raad u in gemoede
aan evenzoo te handelen, als het hooge voor
recht ten minste u beschoren is, nu en dan
het geluk harer tegenwoordigheid te ge
nieten!"
Dit zeggende, wierp hy zich met minach
tend» onverschilligheid weer op de sofa, maar
in den spot, welke in zyne woorden door
schemerde, mengde zich toch iets van de
prikkelbaarheid, welke zyn vader by hem
had meenen te bespeuren.
Berkow schudde het hoofdde rol, welke
hy echter tegenover zyn zoon in deze kritieke
zaak speelde, was van dien aard, dat by zoo
schieiyk mogelyk van dit onderwerp wenschte
af te stappen.
„Wy spreken hierover nog weleeDs nader",
zeide hy, haastig op zyn horloge ziende. „Het
is al Iaat. Over twee uren komen de gasten,
en ik word nog in de noordermijnen ook
verwacht. Rydt ge dus niet mede, Arthur?"
„Neen," was het antwoord, en Arthur
nam zyne trage houding van straks weer aan.
Berkow stelde ditmaal geene pogingen in
het werk, om zyn vaderlyk gezag te doen
gelden; misschien was de weigering hem na
het gehouden gesprek niet onaangenaam. Hij
ging heen en liet den jongen man by do thans
opnieuw heerschende stilte weer in zyn
vroegeren toestand van volslagen gevoelloos
heid achter.
En terwyl daarbuiten de eerste heldere
lentedag het aardryk verkwikte, terwyl de
bosschen geurden en de bergen zich in zonne-
schyn baadden, lag Arthur Berkow in dat
halfduistere vertrek met de laag neerhan
gende gordynen en gesloten portieres, alsof
hy ook niet was geschapen om van de fris
sche berglucht en de koesterende zonnestralen
te genieten.
De lucht was hem te scherp en de zon
te schitterendhaar licht deed zyne oogen
pyniyk aanhy voelde zich onbeschryfiyk
zenuwachtig en afgemat, de jonge erfgenaam,
die over zooveel kon beschikken, wat de
wereld en het leven vermogen aan te bieden.
[Wordt vervolgd.)