N°. 9359. j^Xaaiiclaa: Augustus. (gourant wordt dagelijks, met uitzondering van fpn- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommcr bestaat uit DRIE Bladen. Leiden, 23 Augustus. Feuilleton. GLÜCK AUF! fto IQCf t »J PRIJ8 DEZER COURANT: Toor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per poet1.40. Afzonderlijke Nommera0.08. PRIJS DER ADVERTÊNTIBN: Yan 1—C regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.171. Grootere lettera naar plaat*ruimte. Yoor het in casseren buiten de stad wordt 0.10 berekend. OfEtoieele Kennisgeying-en. Patcntblnden. De Burgemeester, Hoofd van bet Bestuur der ge meente Leiden, brengt ter kennis van de belangheb benden, dat de Patcntbladen voorde gepatenteerden, wonende in de wijken III, IY en Y, over bet dienstjaar 1890/91, bij het College van Zetters, in een der ver trekken van bet Raadhuis dezer gemeente, op vert-oon van het aanslagbiljet, verkrijgbaar zijn op Maan dag 2 5, Dinsdag 2 6, Woensdag 2 7, Don derdag 2 8, Vrijdag 29 en Zaterdag 30 Augustus e. k., telkens des namiddags van één tot drie ureD, terwijl na het verstrijken van dien termijn, de onafgehaalde Patentbladen ter uitreiking moeten worden gegeven aan de Deur waarders der Directe Belastingen, die voor hunne moeite mogen eischen tien cents zonder meer. De Burgemeester voornoemd, N- L. J. YAN BUTTINGHA WICHERS, Weth. lo.-Burg. Leiden, 23 Augustus 1890. De Burgemeester der gemeente Leiden brengt ter algemeene kennis dat op heden aan den ontvanger der Directe Belastingen alhier ia ter hand gesteld het kohier van het Patentrecht voor de wijken YII, Till en IX van den dienst 1890/91, executoir ver klaard den 20sten Augustus 1890 en herinnert voorts de belanghebbenden aan hunne verplichting om hun nen aanslag op den bij de "Wet bepaalden voet te voldoen. De Burgemeester voornoemd, N. L. J. VAN BUTTINGHA WICHEBS, Weth. lo.-Burg. Leiden, 23 Augustus 1890. De Raad dor gemeente Leiden zal Donder dag 28 Augustus a. s. weder eene vergade ring houden, waarin o. m. zal behandeld worden de rekening der gemeente over 1889. De voor het examen Duitsch, Midd. Ond., B, geslaagde dame H, Gutzeit, is onder wijzeres aan de bjjz. school van mej. H. Lange alhier. Reeds kort na het overlijden van den heer R. C. Affourtit werd het denkbeeld ge uit, om op eenigerlei wijze te trachten de herinnering aan dezen jegens den Nederland- schen Tuinbouw zoo verdienstelijken man levendig te houden, zjjne nagedachtenis te huldigen. Dit denkbeeld vond weerklank bij velen en men won langzamerhand de overtuiging, dat, vormde zich slechts eene commissie voor dit doel, het haar niet aan medewerking zou ontbreken. Eenige landgenooten hebben thans ge meend deze taak op zich te mogen, te moe ten nemen. Zij vragen nu de modewerking van allen, die, hetzij zjj Affourtit al dan niet persoonlijk gekend hebben, het wèl moanon met den Nederlandschen Tuinbouw en de onvermoeide pogingen tot z(jne verheffing, door één zijner ijverigste dienaren gedurende zijn geheele leven in het werk gesteld, waardeeren. Aan allen, die zich werkelijk voor den Nederlandschen Tuinbouw interesseeren, was Affourtit gunstig genoeg bekend om hen met het doel, dat de commissie beoogt, ingenomen te doen z(jn. Dit doel kan op verschillende wijzen be reikt worden. De meest gebruikelijke is zeker de plaatsing van een monument op zijn graf. Ook is hieraan het allereerste gedachtde commissie liet dit denkbeeld echter varen, daar zij overtuigd is daarmede niet te zullen bereiken wat zij zich van een huldeblijk, als hier bedoeld wordt, voorstelt. Zij wenscht dat dit Affourtits naam doe blijven leven, vooral ook tot aanmoediging en aansporing van het jongere geslacht. Daartoe zou zeker een grafmonument slechts zeer weinig bijdragen. Het zou alleen effect hebben tijdens de onthulling en gezien wor den door de enkelen laten het velen zijn die zich dan op Utrechts doodenakkór vereenigden. Om de nagedachtenis van den verdienstelijken man voor vergetelheid te behoeden, zou een dergelijk monument niets vermogen. Een veel beter middel, en waarmede men zeker is dit doel te bereiken, acht de com missie het bijeenbrengen van een fonds, waar uit, hetzij jaarlijks of om de twee jaren, een eereprjjs kan bekostigd worden voor eene planten soort of -groep, waarmede Affourtit ingenomen was en die voorwaar gemakkelijk genoeg te vinden is. Zal dit denkbeeld goed verwezenlijkt wor den, dan is daartoe zeker me9r noodig dan voor een eenvoudig grafmonument, niet zoo veel echter, dat de uitvoering wezenlijke be zwaren oplevert. Het plan is een stempel te doen vervaar digen voor eene zilveren medaille van groot model, met de beeltenis van den oud-strjjder voor onzen Tuinbouw aan de ééne zijde en aan de keerzijde onder de woorden „Affourtit- prijs" den naam des bekroonden enz. Dezen stempel wenscht de commissie toe te vertrouwen aan het hoofdbestuur der Nederl. Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, met overdracht tevens van eene som gelds, toereikend om uit de renten daarvan op ge zette tijden dezen prijs te bekostigen. Aan het hoofdbestuur zou overgolaten moeten worden de aanwijzing der tentoonstelling, waarvoor de prijsuitloving zou dienen, doch daarbij zou nadrukkelijk het verlangen kunnen uitgespro ken worden, dat de prijs niet alleen beschik baar zou zijn voor tentoonstellingen, uitgaande van de Maatschappij of hare afdeolingtn, maar evenzeer voor die van andere Vaderlandsche vereonigingen, die zich de bevordering van den Tuinbouw ton doel stellen. Voor de uitvoering van dit plan vraagt de commissie de finantiëole hulp van ieder, die wezenlijk belang in onzen Tuinbouw stelt en door eene grootore of kleinere bijdrage wil toonen den man te eeren, die zeker een zijner vurigste voorstanders was, die met zjjne ken nis en rjjpe ervaring velen hielp met raad en daad en van wien men gerust mag zeggen dat zjjn leven aan den Nederlandschen Tuin bouw was toegewijd. De commissie bestaat uit de heereu H. J. Van He(jst, voorzitter, H. Groenewegen, J. H. Krelage, Ant. Roozen Jr., C. A. A. Dudok de "Wit, H. Witte en H. J. Kottmann, secretaris penningmeester. Naar vernomen wordt, verwacht men de Koningin en Prinses Wilhelmina birmen- kort in de residentie, om een tegenbezoek te brengen aan den Groothertog van Saksen. De afdeeling Dordrecht en Qpsstreken van de „Hollandsche Maatschappij va» Land bouw" hield gisteravond in Hötel-Ponseh al daar eene algemeene leden-vergadering, onder voorzitterschap van den heer H. P. De Kat, van Hardingsfeld. Behandeld werd o. a. het voorstel van de afdeelingen Alfen - Oudshoorn - Aarlander veen „De AfdeeliDg Alfen Oudshoorn Aarlanderveen der Hollandsche Maatschappij van Landbouw stelt voor, dat het hoofdbestuur zich wende tot de Hooge Regeering, teneinde te verkrijgen, dat bi) het uitbreken der be smettelijke varkensziekte onmiddellijk worde overgegaan tot onteigening en afmaking van alle dieren in denzelfden stal en op hetzelfde erf, in dien zin, dat voor gestorven dieren geene vergoeding worde gegeven, doch voor zieke dieren de halve en voor gezonde dieren de heole waarde worde vergoed." Blijkens de memorie van toelichting is de afdeeling van gevoelendat de door de wet voorgeschreven maatregelen ondoelmatig zijn en vooral nadeelig worken voor de boeren, waarvan het gevolg is dat de verplichte aan gifte achterwege blijft. Het hoofdbestuur be veelt in zjjn praeadvies met gerustheid aan, het voorstel aan te nemen, het tevens wen- schelijk achtende bjj aanneming van het voor stel, dat de vergadering het hoofdbestuur uit- noodige zich met een adres tot de regeering te richten, met het verzoek dat de gewenschte maatregelen zullen worden genomen, en tevens aan alle zuster-maatschappijen kennis te geven van het genomen besluit, en haar te ver zoeken daaraan hunne adhaesie te schenken. Het voorstel lokte eenige bespreking uit. Do heer L. Swart, eerelid der afdeeling, be schouwde den voorgestelden maatregel als onuitvoerbaar, omdat do vlekziekte der varkens niet kan worden geconstateerd dan door wetenschappelijke porsonen, en waar die te vir.dan, is spr. een raadsel. Voorts wees spr. er op dat de vlekziekte esne acute ziekte is met snel verloop, zoodat de maatregel, werd hjj doorgevoerd, eene groote reden tot onte vredenheid zou opleveren. Ook stuit men bjj dien maatregel op godsdienstige overwegingen. En ten slotte, waar zou men bljjven met al het spek? De voorzitter deelde mede dat ook het be stuur der afdeeling met algemeene stemmen van meening was dat op het voorstel der afdeeling Alfen Oudshoorn Aarlanderveen afwijzend moet worden beschikt. Eene vraag van den heer Herman A. Neb- bens Sterling, of dergelijke maatregelen een einde zouden kunnen maken aan de vlek ziekte, werd door de beide deskundigen, ter vergadering aanwezig, de heeren L. Swart en H. L. Ellerman Lzn., ontkennend beantwoord. De heer Swart deed uitkomen dat daartoe audere middelen moeten dienen, als: zuivere ligging, het toedienen van zwavel en salpeter en goede voeding. In hoever de inenting zou kunnen meewerken tot bestrijding, daarover zjjn de berichten nog tegenstrijdig. Op uitnoodiging van een dor leden, ver klaarde de heer Swart zich bereid tot het op maken van een rapport dienaangaande, opdat de afgevaardigden geheel voorbereid ter ver gadering zoudon komen. Ten slotte werd besloten aan de afgevaar digden ter algemeene vergadering op te dragen, tegen het voorstel te stemmen. Men meldt uit AarlanderveenDo ge meenteraad alhier had op 27 Mei jl. een be sluit genomen, waarbij de leeftijd voor toela ting op de openbare school was gesteld op 5'/2 a 6 jaren, en die voor het verlaten dier school op 14 jaren, met dien verstande echter, dat voor leerlingen, die de zesde of boogste klasse hadden afgeloopen, de school niet meer toogankelijk zou zjjn, anders dan in bijzondere gevallen, ter beoordeeling van den gemeente raad, doch in geen geval na den leeftijd van 11 jaren. De Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland onthielden aan dit besluit hunne Roman van. E. WERNER. 21) De portières waren overal wjjd opengesla gen, zoodat Ulrich met één oogopslag de geheele reeks van sierlijk ingerichte kamers kon overzien, waarvan de eene de andere nog in pracht en weelde overtrof. De donkere fluweelen behangsels schenen het licht te temperen, maar des te heldorder bestraalde het do vergulden versieringen op wanden en deuren, de zijden en satijnen bekleedsels der meubelen, de tot aan de zoldering reikende spiegels, welke alles duizendvoudig terug kaatsten, ja, zelfs den spiegelgladden vloer; des te helderder bescheen het al die schil derijen, beelden en vazen, welke hij overal in kwistige overdaad gewaarwerd. Alles, wat rijkdom en weoldo elechts vermochten te schenken, was hisr b(j elkander gebracht; het was eene vereoniging van s:erli,ke en kostbare zaken, wel geschikt om iemand te verblinden, wiens oogen dag op dag aan de donkore mijngangen gewend waren. Daze omgeving echter, welke menigeen zij nor kameraden verblind 6n betcovord zou hebben, scheen geen aangenamen indruk op Ulrich te maken. Wel liet hjj den blik door de schitterende zalen weiden, maar bewon dering stond er niet in te lezen. Alsof elk dier kostbare zaken hem een doorn in het oog ware, zoo zag hjj er op neer, en eens klaps, als in eene opwelling van drift, keerde hij al die vertrekken den rug toe en stapte zacht, maar heftig met zjjn voet- op den grond, toen er reeds eenige minuten waren verloopen, zonder dat zich nog iemand liet zienUlrich Hartman was er blijkbaar de man niet naar, om geduldig in eene zijkamer te wachten, totdat men zich verwaardigde hem te ontvangen. Eindelijk hoorde hij geruisch achter zich. Hij keerde zich om on trad onwillekeurig terug, want, eenige schreden van hem verwij derd, juist onder de kroon met hare tallooae waskaarsen, stond Eugéoie Berkow. Hij had haar tot dusver sleshts ééns gezien, toon hjj haar uit het rijtuig droeg, in haar eenvoudig reiskostuum van donkere zjjde, terwijl hoed en sluier haar gelaat halverwege bedekten, en hij had van die ontmoeting maar ééne herinnering bewaard, en wel aan de groote, donkere oogen, waarmede zjj hem toen had aangeziennu zeker, dit was eene andere verschijning, dan die de jonge mijnwerker tot heden ooit onder de oogen had gehadFijne witte kanten bedekten het wit zijden gewaad en hulden de slanke, statige gestalte alsineone wolk; e9ne enkele roos lag hier en daar half tusschen die kanten verscholen, terwijl eene guirlande van rozen door het weelderig blonde haar wa3 geslingerd, welks matte glans scheen te wedijveren met dien der paarlen, welke hals en armen tooiden. Het volle kaars licht viel op de schoone, jonge vrouw, die als geschapen scheen voor deze schitterende om geving en die hem den indruk gaf, als kon noch mocht haar iets genaken, dat ook maar van verre met de atledaagsche werkelijkheid van het leven in betrekking stend. Doch hoe Eugénie ook in haar gansche voorkomen do vrouw van de groote wereld aanduidde, die zij den geheolen middag en avond uitsluitend had moeten voorstellen, zoo verried toch haar blik, dat zi) nog iets anders bovendien kon zijn, te meer op dit oogenblik, nu hij zich met onverholen blijdschap op don jongen man vestigde, die haar beleefd te gemoet trad. „Het doet mjj genoegen, dat gij aan mijn verzoek voldoet. Ik weuschte u te spreken, om een misverstand uit den weg te ruimen. Wees zoo goed, mij te volgen!' Zij opende eeno der zijdeuren en trad het aangrenzend vertrek binnen, waar Ulrich haar volgde. Dit was het salon der jonge vrouw, dat tusschen hare eigen kamers en de ge zelschapszalen lag maar welk een verschil met deze! Hier wierp eeno hanglamp haar mat schijnsel op het zachte blauw, waarmede wanden en meubelen bekleed warenmollige tapijten deden het geluid van iederen voetstap verstommen en bloesemgeuren stroomden den binnentredende te gemoet. Ulrish was ver bijsterd op den drempel blijven staan, hoewel beschroomdheid anders juist niet in zijn aard lag; maar het was hier zoo geheel anders dan in die prachtige staatsievertrekken, zooveel schooner, zoo rustig en stil. Be verbittering was eensklaps geweken, waarmede hjj al die heerlijkheid ginds had aanschouwd, en in plaats hiervan overviel hem eone andere gewaarwor ding, welke hij tot dusver niet had gekend, waaraan bjj zelfs geen naam wist te geven, doch die in zonderlinge overeenstemming was met de omgeving, die zulk een geweldigen indruk op hem teweegbracht. En toch maakte op datzelfde oogenblik een gevoel van spjjt en toorn zich van hem meester en week hjj onwillekeurig eene schrede achteruit, als voor een onbewust, doch dreigend gevaar, terwijl zjjn geheele wezen in opstand kwam tegen die verleidelijke, welriekende atmosfeer, die i zulk een betooverenden invloed op liem uit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1