A". 1890.
feze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Stille wateren.
Leiden, 1 Augustus.
N°. 9340
•&-t: fc#i ,.l".
PRUS DER ADVERTENTIEN:
Yan 1—6 regel» 1.05. Iedere regel meer/0.174.
Grootere lettere naar plaataruimte. Voor het in-
caeeeeren bniten de atad wordt 0.10 berekend.
PRUS DEZER COURANT:
▼oar Leiden per 3 maanden1.10.
Vraneo per poet.1.40.
Aftonderlgke Nommere0.05.
Oilicieele Kennfsgeringen.
Oproeping In werkelljkcn dienst van
MUiclen-Verlofgangers der lich
tingen van 1S§7 cn 1688.
.'S Burgemet Bter en Wethouders ran Leiden,
Gezien de Circulaire van den Heer Commissaris
des Eonings in do Provincie Zuid-Holland, van den
ljBden April 11A No. 1014 (2de afd.), Provinciaal
blad No. 31;
Brengen ter kennis van de navolgende in deze
gemeente gevestigde milicien-verlofgangers der lich
tingen van 1867 en 1888,
dat zij, krachtens art. 125 der Militiewet, onder
de wapenon wordon geroepen en daartoe op do liü r-
onder vermelde dagon, des namiddags vóór vier uren,
bij hunno corpsen tegenwoordig moeten zijn, in uni
form gekleed en voorzien van al de voorwerpen van
klceding en uitrusting, door hen bij hun vertrek met
groot verlof modegenomen, alsmede van verlofpas
en zakboekjo, zullonde de opgeroepen manschappen
op de mode hieronder aangewezen tijdstippen in het
genot van onbepaald verlof worden hersteld, alsdie
bohooren tot
het 1ste, het 5de en het 8ste Regiment Infanterie,
iichtiDg 1887, van 11 Augustus tot en met 18 Sep
tember 1890;
v het lste en het 3de Regiment Veldartillerie, lichting
1887, van 18 Augustus tot en met 19 Soptember;
(Tot het lste Regiment behoort o. m. de verlofganger
JOHANNES WILHELMUS BEY,
plaatsvervanger voor een lotoling der gemeente
Amsterdam).
het Corps Rijdende Artillerie, lichting 1887, van
27 Augustus tot en met 30 September;
het Corps Pontonniers, lste Compagnie, lichting
1887, van 9 Augustus tot en met 12 September;
het lste Regiment Vestingartillerie, 2de, 8de, 4de,
5de eu 7de Compagnieën, lichting 1888, van 4 Augustas
tot en met 6 Soptember;
het lste Regiment Vestingartillerie, 9de Compagnie,
het 2de Regiment Vestingartillerie, 2de, 4de, 6de, 7de
en 10de Compagnieën, lichting 1888, van 25 Augustus
tot en met 27 September;
het 3de Regiment Vestingartillerie, 2de, 3de, 4de,
5de en 8sto Compagnieën, lichting 1888, van 8 Augus
tus tot en met 10 September;
het 3do Regiment Vestingartillerie, lste, 6de, 7do,
9de en 10de Compagnieën, lichting 1888, van 12 Sep-
tomber tot en met 15 October;
- het 4de Regimont Vestingartillerie, 13de Compagnie,
^lichting 1888, van 11 Augustus tot en met 13 Sep-
Btember;
het 4de Regiment Vestingartillerie, 6de en 7do
«Compagnieën, lichting 1888, van 18 Augustus tot
en met 20 September;
het 4de Regiment Vestingartillerie, 8ste on 10de
Compagnieën, IichtiDg 1S88, van 22 September tot
en met 25 October;
H het Corps Genietroepen (de Vestingtelegrafisten
^uitgezonderd), lichting 1887, van 4 Augustus tot
en met 6 Septemb r;
I de 2de Compagnie Hospitaalsoldaten, lich'ing 1887,
van 11 Augustus tot en met 18 September 1890;
dat bedoelde miliciens mitsdien worden uitgenoo-
digd, zich op Vrijdag den l9ten Augustus aanstaande,
des voormiddags tusschen 10 en 12 uren, voorzien
van hun zakboekje, aan te melden ter plaataeljjko
Secretarie, tot het ontvangen van aanwijzing van dc
plaats waarheen zij zich hebben te begeven en van
het hun eventueel toekomende daggeld of passage-
biljet;
eu dat, bijaldien ziekte of andore wettigo redenen
hen mochten verhinderen aan deze oproeping te
voldoen, zij daarvan tijdig ter plaatselijke Secretarie
behooren kennis te geven, in het eerste geval onder
bverlegging eener geneeskundige verklaring.
Keuilleton.
Uit het Duüsch.
6)
Onder zulke en dergelijke gedachten liep
ik een tijdlang voor het huis op en neer, en
toen deze bezigheid mij begon te vervelen,
maakte ik ten slotte kennis met Blaas, den
lammen struisvogel, die als een andere Dio
genes in eene op do hoeve liggende ton
trachtte te kruipen, maar telkens als hij zich
behaaglijk wilde neervlijen, door de aange
boren neiging der ton om weg te rollen op
geschrikt en tot eene vernieuwde bezichti
ging van het huis zijner keuze genoopt werd.
H\j scheen blijkbaar niets van deze plagerij te
begrijpen, hij zette ten minste telkens een
zeer verwonderd gezicht en amuseerde my
daarmede kostelijk, totdat de terugkomst van
■Van der Toerten en zijne gasten een einde
Imaakte aan dit stilleven.
„Goed, dat mijnheer er nog is!" riep oom
'Dirk, terwijl hij van zjjn paard sprong, „do
■bokken zijn reeds in het gezicht en zullen
Va waarschijnlijk met zonsopgang de drakengang
passeer en. Daar zullen wy hen morgen vroeg
op vachten, om het noodigo slachtvee to
Burgemeester en Wethouders van Leiden,
Gezien het adree van DE DIRECTIE VAN DE
NEDERLANDSCHE ALBUMINEFABRIEK, houdende
verzoek om vergunning tot het plaatsen van oen
tweeden stoomketel in de fabriek, gelegen aan den
Rijnsburgersingel, kadastraal bekend gemeente Leiden
Sectie A. No. 976.
Gelet op do artt. 6 en 7 der Wet van 2 Juni 1875
(Staatsblad No. 95);
Geven bij deze kennis aan het publiek dat ge
noemd verzoek, met de bijlagen, op de Secretarie
dozer gemeento ter visie gelegd is; alsmede dat op
Vrijdag den 15den Augustns a. s., 's voormiddags te elf
uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden ge
geven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KAN TER, Burgemeester.
1 Aug. 1890. E. KIST, Socretaris.
By koninkiyk besluit is dr. H. D. Van
Gelder, tydeiyk belast met het onderwijs in
den oorsprong en de instellingen van den
Islam, aan de Eyks-universiteit alhier, met
ingang van heden, buiten bezwaar van 's Kyks
schatkist, benoemd tot lector aan genoemde
universiteit, om onderwas te geven in de
Perzische en Turksche talen.
Maandag 4 Augustus hoopt de heer J. H.
Raabe te herdenken dat hy 25 jaren in deze
gemeente als godsdienstonderwyzer werk
zaam is.
Zooals men zich herinneren zal, werd
vóór eenigen tyd aan de gemeente Leiden
door baron C. J. Leembruggen ten geschenke
gegeven een doek voorstellende „Genesis
XXXI, vers 34", laan Jan Steen.
Tbans komt in het op het gebied van
kunst en kunst-nyverheid bekende tydschrift
„Oud en Nieuw," onder redactie van den heer
Taurel, eene schoone, door den heer C. Ed.
Taurel vervaardigde ets van bedoelde schil-
dery voor, vergezeld gaande van een by-
schrift des heeren E. W. Moes.
Het komt ons belangryk genoeg voor, daar
uit iets over te nomen. Daaruit zal men de
gevolgtrekking kunnen maken dat het ge
schenk van baron Leembruggon aan onze ge
meente inderdaad zeer groote waarde heeft.
De heer Moes schryft o. a.„Over het al
gemeen zyn onze Nederlandsche musea goed
voorzien van de producten van Jan Steen's
kunst. Het Ryksmuseum te Amsterdam kan
er niet minder dan zeventien aanwyzen, en
daaronder hoofdwerken als het St.-Nicolaas-
feest, de les in het dansen, na de drinkparty,
de zieke dame.
Het Mauritshuis te 's-Hage heeft er zes,
en het museum Boymans te Rotterdam twee,
maar in het museum van Steen's geboorte-
en voornaamste woonplaats, in de Lakenhal
te Leiden, zocht men het werk van dien be
schieten. Dat wordt eene jacht, mynheer, zoo
als zy niet alle dagen voorkomt."
„Dus niet getalmd, jongensl" viel oom
Andries, tot de neven gewend, in. „Neemt
een dronk, en dan voorwaarts en de buren
gewaarschuwd, opdat zy morgen vroegtydig
present zyn. Een uur te vroeg is beter dan
eene minuut te iaat."
Het bericht van de te houden jacht bracht
de geheele plaats in beweging. Tien minuten
later zaten ook Butenheem en ik in den zadel
en keerden huiswaarts.
Tot myno verwondering zweeg de jonge
Boer onderweg als een visch. Eerst toen wy
reeds zyne hoeve voor ons zagen, wendde
hy zich opeens om en riep op wanhopigen
toon uit:
„En toch is alles nog niet in orde, oom
Freerik! Ar.tje schynt niet te gevoelen dat
wy verloofd zyn."
„Dat zal wel in orde komen", trooslte
ik. „Voor alle goede dingen is tyd noodig,
neef Aart."
Neef Aart schudde ongeloovig het hoofd.
Tot zyn geluk evenwel namen de gewone
bezigheden en de toebereidselen voor de jacht
hem het overige gedoeite van dan dag ge-
heel in beslag, on eerst toen wy den vol
genden morgen voor het aanbreken van den
roemden stadgenoot nog altyd tevergeefs, tot- i
dat hy door de vrygevigheid van een waardig
Leidsch ingezetene, den heer C. J. Leem
bruggen, nu ook daar in e9n zyner werken
kan worden bestudeerd, en vooral zijne veel-
zydigheid bewonderd, want zooals Jan Steen
ons te Leiden voorkomt, zoeken wy hem
vruchteloos in eene der andere openbare ver
zamelingen van ons vaderland.
Hot stuk stelt ons de woorden van Genesis
XXXf, vers 34 aanschouweiyk voor: „Toen
nam Rachel de afgoden, en verborg die onder
het zadeltuig der kameelen, en ging daarop
zitten, en Laban doorzocht de geheele hutte,
en vond niets."
De schildery is niet, zooals byna alle werken,
die zyn atelier v6rlieteD, met zyn naam of
naamteekening gemerkt. Toch blyft alle twyfel
uitgesloten. De typen, zooals we die b. v.
hy die knielende kinderen op den voorgrond
opmerken, het coloriet, de geheele behande
ling, wyzen alleen op den schilder van den
St.-Nicolaas-avond, en op geen ander.
Ofschoon het aan geen twyfel onderhevig
is dat Jan Steen de schilder van dit doek is,
dacht men er vroeger anders over. Het is
ten minste zeer waarschy'niyk dat het doek,
dat 6 Mei 1839 by de verkooping van de
verzameling Jan Bleuland, te Utrecht, ver
kocht word en voor f 70 aan den heer Lamme,
te Rotterdam, werd toegewezen, Jan Steen's
werk is.
Er staat wel uitdrukkeiyk in den catalogus
„de figuren zyn levensgioot," maar daar het,
naar mij dunkt, zyne eigenaardige bezwaren
heeft, de geheele voorgestelde geschiedenis
in levensgroots figuren op een doek ter
lengte van ruim anderhalve el uit te boelden,
kunnen die woorden zoo precies niet be
doeld zyn.
Maar de aanwinst van het Leidsch museum
geeft nog aanloiding tot eene belangrijker
vraag, nl. of Jan Steen zelf wel het landschap
er in geschilderd heeft. By „de Vlugt van
Joseph en Maria, met het Kindje" van zyne
hand, wordt het landschap toegeschreven aan
zyn vriend en stadgenoot Jan Lievensz. Maar
als landschapschilder is dezo ons al even
onbekend als Jan Steen. Ook aan zyn schoon
vader Jan Van Goyen ia niet te denken,
ofschoon er van hem werkelyk landschappen
bestaan, gestoffeerd door zyn schoonzoon.
Veel meer houd ik Jan Steen zelf voor den
schilder er van. Op andere stukken van hem
vinden we een landschap, dat zich geheel by
het Leideche aansluit.
Jan Steen als historieschilder is ons nog
tamelyk onbekend, maar als landschapschilder
in nog veel grootere mate. Hem ook daar
zyne plaats te geven, is de plicht van zyne
bewonderaars."
De „N. R. Ct." meldt naar aanleiding van
dit byschrift dat de heer Moos zich vergist
wanneer hy, om het geiykluidend onderwerp,
het zeer waarschynlyk acht dat dit stuk
hetzelfde is, dat als een werk van J. Van
Bylert voorkwam op de veiling der collectie
Bleuland in 1839, want dat werk van Van
Bijlert werd op eene latere ve;ling te Rotter
dam gekocht door den heer Ulrich, die het
vervolgens schonk aan het museum Boymans,
waar het zich nog bevindt. De beiangryker
quaestie, waartoe de Leidsche Jan Steen aan
leiding geeft, of deze kunstenaar zelf het
hierop voorkomend landschap heeft geschil
derd, wordt door don heer Moes, naar de
„N. R. C." verder opmerkt, op h. i. goede
gronden bevestigend beantwoord.
Het bericht van het „Vad." dat de
heer H. De Veer, die wegens gezondheids
redenen hot hoofdredacteurschap van het
„Nieuws van den Dag" zal neerleggeD, waar
schynlyk zal opgevolgd worden door prof. dr.
Jan Ten Brink, kunnen wy uit de meest
vertrouwbare bron tegenspreken.
De by het 4de reg. inf. nieuwbenoemde
2de luits. M. J. Dopponberg, R. B. A. N. De
Quay, E. J. Van Bel, H. Prins en G. A. Leers
zyn allen bestemd voor do beide bataljons, te
Leiden in garnizoen.
Er bestaat gelegenheid tot verzending
der correspondentie naar Noord-Amerika, door
middel van hot stoomschip „Spaarndam", van
Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore al
hier moeten de brieven enz. uiterlyk morgen-,
Zaterdag-ochtend, om 9.40 bezorgd zyn.
De wijze van verzending behoort duidelyk
op het adres vermeld te worden.
De heeren C. W. Lancel, te Rynsburg,
en J. P. Hebiy, te Bodegrave, hebben te
Amsterdam de hoofdonderwyzersakte ver
kregen.
In de gisteren te Warmond gehouden
raadsvergadering is tot wethouder gekozen,
in plaats van den heer I. Van der Zon, die
wegens gezondheidsredenen bedankt had, de
heer C. H. C. Machen.
De rekening over 1889 in die gemeente
bedroeg in ontvangst f 8158.73, in uitgaaf
f 7878.37 en sloot dus met een batig saldo
van f 280.41.
De lsto luit. H. C. A. De Block is van
zyne detacheering ty het 3de reg. veid-art.
i te 's-Hage in garnizoen teruggekeerd en tot
dag weer in den zadel zaten, scheen hy my
zeer geneigd de dingen van de beate zijde te
bekyken.
Door onze vilten mantel3 voldoende tegen
de koele morgenlucht beschut, reden wy al
pratende voort en hadden reeds de helft van
den weg afgelegd, toen Butenheems zwarte
lyfknaap, onze «enige begeleider, plotseling
een kreet slaakte.
„Hi, haas! De gieren! Ziet!"
Wy maakten halt en zagen in de aange
wezen richting. Het Kapater-gebergte tee-
kende zich voor ons als een rechte, naar het
oosten en westen met den hemel samen
vloeiende streep af. Recht tegenover ons
vertoonde zich eene insnyding en boven deze
eeno nu eens opwaarts, dan neerwaarts zwe
vende wolkdat was het Poortje en daar
boven een zwerm gieren, de onafscheidelyke
begeleiders der springbokken.
De Hemel sta ons by, de bokken komen
door het Poortje!" riep Butenheem. „Voort,
Janri6p hy den zwarte toe, „zeg baas
Dirk, dat de bokken binnen een uur het
Poortje achter zich zullen hebben. Maar haast
jo, jongen."
Jan verdween in eene stofwolk, terwy! wy
onmiddellyk naar den pas reden. Do zon steeg
hocger en vertoonde ons eeno violetachtige
wolk, welke als eene rookzuil langzaam uit
het Poortje opsteeg.
Kort daama snelden ook de eerste bokken,
de verspieders en kwartiermakers der kudde,
ons voorby, schoone, bruine dieren van de
grootte eener geit en met liervormig gebogen
horens, welke ons een oogenblik verwonderd
aanstaarden, om daarna met groote elasti
sche sprongen schuw uit den weg te gaan.
„Voorwaarts, voorwaarts 1" vermaande nu
de Boer.
Sporen en zweep moedigden de paarden
opnieuw aan. De stofwolk naderde meer en
meer, en steeds talryker wordende troepen
van bokken schoten ons voorby. Tbans kon
den wy reeds den schrillen kreet der gieren
hooren. Geiyktydig vernamen wy een ge
dreun en gestamp, een snuiven en rollen als
van eene verwyderde branding of van een
naderenden storm. Wy hadden het Poortje
bereikt.
„Afgestegen!" commandeerde Butenheem.
Daarna verzorgde hy do paarden, bond hun
haastig de voorpooten vast, opdat zy niet
konden wegloopen, en nu ging het ik dsbuks
en hij den zwaron, oud-vadoriykon „Paviaans-
poot" op den schouder in haast den vrij
stalen rotswand van den hollen weg op.
(Wordt vervolgd.)