feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van §pn~ en feestdagen, uitgegeven. N°. 9338 IDor&cIex'cIas: 31 .Tuli. A\ 1390. LEIÜSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yo«r Leiden per 8 nuumden.1.10. Franco per poet1.40. ^fzondorl^ke Nommera0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1—6 ragols 1.05. Ieder, regel meer 0.17fc. Grootere letter, naar plaatsruimte. Voor het in- eaeeeoren halten de stad wordt 0.10 berekend. De omwenteling In Argentinië. Door eenige buitenlandscho correspondenten wordt gemeld dat de overwinning der regee- ringsparty niet gaarne gezien zou worden. Verklaarbaar i3 dit zeker. De tegenwoordige regeering heeft niet alleen in de Argentynache republiek, maar ook in Europa zoozeer het vertrouwen verloren, dat men elke verande ring ale eene verbetering begint te beschou wen; te meer, omdat de tegenparty mannen telt, o. a. de oud-minister van financiën Uri- buri, die vroeger reeds getoond hebben den goeden weg op te willen. Intusschen heeft het oproer aan Europa al heel wat geld gekost. Wanneer men de koersdaling der laatste dagen berekent over het bedrag der leeningen, die in Europa ge- plaatst zyn, komt men tot eene ontzaglyke som. Een Engelsch vakblad schatte onlangs het Engelsch kapitaal, dat in Argentinië belang heeft, op drie milliarden ponden sterling. Daar enboven behooren ook Duitschland, België en Nederland tot de houders van Argentynsche schuldpapieren. Uit een brief aan de „Times", den 21sten Juni uit Buenos Ayres verzonden, valt op te maken dat de toestand in de Argentynsche republiek feiteiyk toen reeds zóó gespannen was, dat eene uitbarsting wel komen moest. Zelfs kalme en vredelievende mannen van zaken noemden den president „een zeeschui mer, die met hot schip van staat er van door was gegaan en dien men moest straffen door hem met schip en al in de lucht te laten vliegen". Anderen gaven minder bedekte wen ken, en prezen het als een goed werk den president dood te schieten. De reden van deze voor eene republiek hoogst zonderlingen toestand ligt in een ge- gebrek der staatkundige instellingen. De pre sident der Argentynsche republiek is opper machtig als een dictator. Het Lagerhuis kan slechts met twee-derden der stemmen de besluiten van den president vernietigen. Aan gezien echter de regeeringsparty alleinvloed- ryke betrekkingen aan de vriendjes geeft en dezen de verkiezingen controleeren, blyft de oppositie in het Lagerhuis steeds te zwak om iets tegen een president te ondernemen. Het is eene staatsmachine zonder veiligheids klep. Als de spanning te groot wordt, moet zy uiteenspringen. Geiyk wü gisteren reeds melden was de tele- graphische gemeenschap met de Argentynsche republiek verstoord. Hen kon hier dus niet meer, gelyk dit eerst het geval was, den loop der gebeurtenissen van uur tot uur volgen. Ook de berichten van de correspondenten der Engelsche bladen bevatten dus betrek- keiyk weinig nieuws. Niettemin is het verhaal van de berichtgevers der „Times," die het ontstaan en de ontwikkeling der beweging geheel volgden, zeer belangwekkend. In Palermo Chico, klein Palermo, de kazer nen van het garnizoen, een eindweegs buiten de stad, ontstond de beweging. Het lete regi ment artillerie gaf, op aanstoken der officieren, het sein en weldra sloten zich burgers by hen aan. Ook de „Union Civica," eene der mach tigste staatkundige vereenigingen, voegde zich by de opstandelingen. De regeering deed eene poging om den opstand in de kiem te smoren. Eene sterke politiemacht en een paar regeeringstrouwe bataljons werden naar Palermo gezonden en belegerden de kazerne. Zy trachtten met de oproerlingen te onderhandelen, doch dezen antwoordden met geweerschoten en weldra begon het gevecht. Spoedig daverde de lucht van geweer- en kanonvuur en de kruitdamp, die in 't noorden der stad optrok, verkondigde den verschrikten inwoners, dat een vreeseiyk oproer was losgebarsten. In korten tyd plantte de beweging zich door de straten voort. Ook de Plaza General Lavalle was weldra oen tooneel van stryd. De opstandelingen trokken naar het Victorie plein, waarop zich het paleis van den president, het stadhuis, de bank en andere gebouwen bevinden. Eene ontelbare menigte had zich daar verzameld. De regeeringsgebouwen wer den door slechts 2 afdeelingen infanterie be waakt en het was duidelyk dat deze het op den duur niet konden volhouden. Een troep politie-agenten, inmiddels van Remingtonge- weren voorzien, kwam te hulp en dreef do ongewapende menigte uiteen, die daarop in de huizen rondom en naby het plein vluchtte en van daar de politie uit de vensters beschoot. Een Engelschman, die stond te kijken, werd door een politie-agent de schedel gekloofd, waarop de agent door een der omstanders werd doodgeschoten. De republiek werd in staat van beleg ver klaard en de schuttert) onder de wapenen geroepen. Het gerucht liep, dat A oorlogs schepen zich by de tegenstanders der regee ring hadden aangesloten. De president trachtte eerst de zaak minder ernstig voor te stellen en deed het bericht verspreiden dat slechts 2 bataljons oproer hadden gemaakt. De tegen standers daarentegen beweerden dat slechts 2 bataljons aan de regeering trouw waren gebleven. Eensklaps verspreidde zich het gerucht, dat d« president gevlucht was. Het bleek dat reeds vooraf een trein voor den heer Juarez Celman was klaargezet, waarmede hy zou vertrekken als de politie en de regeerings- troepen verslagen werden. Aan het station zeide men dat de president om 11 uren 's morgens naar Rosario vertrokken was; de vrienden van dr. Celman vertelden dat hy over San-Martin «aar Rosario was gegaan om de soldaten in de provincie te verzamelen en tegen Buenos-Ayres op te trekken, als de opstandelingen zegevierden. Anderen zeiden dat hy zich in een Spaansch schip schuil hield. Een voorloopig bewind werd afgekondigd onder leiding van dr. Pellegrini. Generaal Campos, die door de opstandelingen bevryd wa6, voerde hen aan, bygestaan door een omwentelingsbewind, uit de leiders der „Union Civica" bestaande. Dit bewind vaardigde een manifest uit, waarin werd verklaard dat het volk, in vereeniging met het 1st® regiment artillerie, de 5de, 9de en 10de regimenten infanterie, een bataljon genie en de leerlingen der cadettenschool besloten hadden de om koopbare regeering van dr. Celman omver te werpen. Het schieten in de straten ging intusschen aldoor voort. De opstandelingen waren nu meester van het arsenaal, het plein Lavalle en de geheele noordelyke wyk. De straten lagen vol lyken van politie-agenten en artil leristen. Het was niet duidelyk welke party de marine was toegedaan. Eerst werd bericht dat de matrozen de z))de der opstandelingen hadden gekozen, maar dat de schepen alleen wegens den lagen waterstand niets konden uitrichten. Echter werden met behulp van mariniers vier kanonnen voor het gebouw der regeering geplaatst, wat dus dit bericht schynt tegen te spreken. Evenmin was uit te maken welke party de overhand had. Te vyf uren in den namid dag was de stryd nog onbeslist. Pogingen werden gedaan om de verzending van tele grammen te beletten. Vooral in de artillerie- kazernes duurde het gevecht voort. Twee aanvallen van politie en regeeringstroepen op de opstandelingen werden afgeslagen, waarby het hoofd der politie, de heer Capdevila, ge wond werd. Later had nog een hevig gevecht plaats, waarby 1000 personen gewond zou den zyn en dat in zekere mate den stryd scheen te beslissen. Er werd toen althans een wapenstilstand gesloten, welke sedert verlengd werd. De berichten, welke de „Times" betreffende den verderen loop der gebeurtonissen te Buenos-Ayres ontvangt, geven den indruk, dat deze wapenstilstand alleen gediend heeft om den president Celman in de gelegenheid te stellen, in de provincie troepen te verza melen en daarmede naar Buenos-Ayres op te trekken. Het gevelg daarvan was dat de stryd toen met verdubbelde woede werd hervat. De wapenstilstand duurde tot Maandag avond omstreeks halfzes, doch dit belette niet dat Zondag en Maandag nog druk ge schoten werd. Zaterdag-avond scheen de stad als uitgestorven, maar achter de gesloten luiken stonden de inwoners tot de tanden gewapend. By het krieken van den dag opende de voorloopige regeering een hevig kanon vuur (waarom is niet duidelyk), dat tot tien uren duurde. Ook te één uur in den middag hoorde men weer schieteneen 20-tal schepen was door leden der „Union Civica" veroverd en bemand en van daar werden nu het huis van den president en de regeeringsgebouwen gebombardeerd. Ook de Argentynsche oor logsschepen hadden de zyde der opstande lingen gekozen en hielpen mede met schieten. Zelfs de spoorwegen naar het noorden waren door hen bezet. Later in den middag werd het schieten van de schepen gestaakt en heerschte be- trekkeiyk rust, toen plotseling het gerucht liep, dat 3000 soldaten van president Celman, met 40 stukken geschut, in Klein Palermo waren aangekomen, zoodat de „Union Civica", welke zich daar gevestigd had, by het einde van den wapenstilstand ernstig bedroigd werd. Het gerucht werd in dien zin bevestigd, dat omstreeks 1000 geheel gewapende soldaten van dr. Celman met 46 kanonnen uit Rio- quarto waren gekomen. De buitenlandscho gezanten gaven toen den bevelhebbers der Britsche, Spaansche en Amerikaanscho oor logsschepen last, zoodra de Argentynsche vloot weder met schieten begon, vereenigd op te komen tegen eene dergelyke handelwyze, in stryd met het krygsrecht, dat het bom bardeeren eener open stad zonder oorlogs verklaring verbiedt. "Weldra bleek dat ook dr. Celman zelf uit San-Martin was teruggekeerd. De „Union Civica" gaf tot 2 uren in den middag uitstel, indien dr. Celman zyn ontslag nam, maar in eene byeenkomst van den presi dent met de ministers en generaals werd deze voorwaarde verworpen. Daarmede was tege- ïyk alle kans op vreedzame beslechting van ^©uilieton. Stille wateren. Uit het Duitsch. 4) „Zoo, gaat gy vandaag naar het stille gat vroeg Antje bedaard. „Dan zoudt gy my wel wat thee kunnen meebrengen!" „Anders niets?" vroeg de jonkman zicht baar beleedigd. „Neen, ik weet niets anders", was het antwoord, „maar gy kunt moeder vragen. Misschien wil zy wat meegebracht hebben." Wy namen eenigszins haastig afscheid, maar Antje glimlachte daarby even vrien- dely'k als by onze ontvangst. „O wee!" dacht ik, toen wy, trots het protest van oom Dirk, weer te paard geste gen waren en langzaam in noordwestelyke richting naar de bergen reden, „de schoone Antje is beslist door den werkduivel bezeten en zal ook aan de zyde en in den arm van den geliefde nooit aan iets anders denken dan aan hare potten en hare groenten. Maar deze duivel is een van de ergsten van allen, om dat hy in het gewaad eener deugd optreedt. Arme Aart! Men zal u niet begrypen, als gy u beklaagt, en u uitlachen." Maar terwyi ik my Antjes houding nog maals in het geheugen terugriep, rees onver wachts twyfel aan de juistheid myner ge volgtrekking by my op. Waar was by haar de onrustige haast, welke do door gezegden duivel geregeerde personen gewoonlyk ken merkt? Noch hare handen, noch hare oogen, noch hare gesprekken vlogen van het eene onderwerp op het andere, zooals dat by zulke personen byna zonder uitzondering het geval is. Haar geheele voorkomen ademde integen deel eene gelatenheid, welke eigeniyk alleen op de afwezigheid van zulk een werkgeest berusten ken. „Gelooft gy dat Antje van my houdt, oom Freerik?" vroeg op dit oogenblik Buten- heem, die tot dusver zwygend naast my ge reden had. „Hebt gy haar nooit daarnaar gevraagd, neef Aart?" antwoordde ik ontwykend. „Dat wel, oom Freerik, maar ik zou uwe meening gaarne vernemen." „Geloof slechts, wat Antje u gezegd heeft, waardo neef." Butenheem scheen zeor in zyn schik te zyn over deze dubbelzinnige uitspraak. Zijn gezicht klaarde op en hy begon zelfs zacht te fluiten. j Zoo kwamen wy, na een halfuur gereden te hebben, by het poortje, langs een weg, die ongeveer 120 schreden ver steil opliep, maar vervolgens byna dwars door het gebergte voerde. Wy sloegen nu, op de hoogte van dien weg gekomen, een hollen weg in, welke in het eerst zelfs het ryden naast elkaar belette, maar zich na nauwelyks vyftig schreden tot een geweldigen rotsketel met steile wanden verwydde, welke een dia meter van circa tweehonderd pas had. Den hollen weg verlatende, kwamen wy op eene vry groote, met gras begroeide vlakte, en voor oas lag, blauw en glad als een stalen spiegel, het stille gat. Na den treurigen rit over de dorre vlakte was reeds alleen de aanblik van water eene verkwikking; het uitzicht op dit mot weel derig groen omkranste bergmeer echter scheen my zelfs een blik in het paradys toe. De oppervlakte van het meer was wel is waar ten gevolge zyner diepte vry van plan ton, maar aan den rand prykten tallooze exemplaren der blauwe roos en der witte calla. Daartusschen verhieven zich de groenachtige kopjes der wilde seldery, de zwavelkleurige bloesems van de door de kolonisten „brand- blad" gedoopte knowltonia, de wilde hennep en de blauwachtige stengels van den ricinus struik. Op dit oogenblik evenwel kwam ik niet tot eene nadere beschouwing dezer botanische schatten, want plotseling weerklonk een diep geluid door het dal, zoodat ik verwonderd „Hé, wat is dat?" riep ik Butenheem toe, die twintig pas achter my by den wand van den bergketel stond 6n naar het scheen thee zocht. „De stem van het stille gat, oom Freerik", antwoordde de Boer met een stillen lach. Daarna sloeg hy meteen kiezelsteen opnieuw op den wand en weder trilde de wonderiyke toon langzaam door de lucht. Dit natuurwonder nam my natuuriyk ge heel in beslag. Ik herhaalde Butenheems experiment, en tien minuten lang hamerden wy beurtelings op deze reusachtige klok, om de volheid en zuiverheid van haren toon te genieten. Daarna begon ik het gesteente te onder zoeken. Het scheen my eene soort graniet toe, maar het had eene donkere kleur en nam by het schaven met een mes eene soort metaalglans aan. Uit deze omstandig heid maakte ik een ryk gehalte van yzer op. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1