N°. 9308. Donderdag 26 .Tmii. A*. 1890. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. <§eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 25 Juni. Feuilleton. Het Roodc Testament. LEIDSCI DAGBLAD. PRIJB DEZER COURANT: ▼oor Leiden per S meenden1.10. Frenco per post1.40. Aüonderlöke Nommcrea 0.05. Zij, die zich nu abonneeren op het Leidsch Dagblad, ontvangen de tot 1 Juli verschijnende nummers gratis. Van het kwartaal Juni. Juli en Aug. worden dan alleen de beide laatste maanden (ad 74 Cents voor Abonné's binnen de stad en ad 94 Cents voor die buiten de stad woon achtig zijn) in rekening gebracht. Officieel© Eennlsgeringeit* DRANKWET. Burgemeester en Wethouders van Leiden brengen ter algemeens kennis dat door J. J. DUOHA.TTEL, wonende te 's-Gravenhago, en door GEERTRUIDA VAN WELZEN, wonende te Leiden, een verzoek schrift is ingediend om vergunning voor den klein handel in sterken drank, reap, in de pcrceelen Burg- steeg No. 3 en Langegrachfc No. 166. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTEB, Burgemeester. 21 Juni 1890. E. KIST, Secretaris. Terwijl niets dan feestvreugde in de stad onzer inwoning scheen te heerscben, werd gisteren in den morgen de familie Van Eonkel in diepen rouw gedompeld door het afsterven, na een langdurig lyden, van den heer dr. Ph. S. Van Ronkel, predikant b(J de Ned.- Herv. gemeente alhier. Dr. Van Ronkel heeft een veelbewogen leven gehad. Hü werd den 19den December 1829 te Groningen geboren en zou opgeleid worden voor rabbi. Zjjns inziens minder zuivere Joodsche begrippen deden hem met dien wensch zijn3 vaders geen genoegen nemen en op 19 jarigen leeftijd werd hjj student aan deGro- ningsche academie. Eenige citaten uit het door dr. Yan Ronkel geschreven werk „Uit het Jodendom tot den Christus" een werk, voor velen wel waard gelezen te worden, met welgelijkend portret des schrijvers, uitgave van J. A. Wormser, te Amsterdam doen een blik slaan in het gemoedsleven en den levonsloop van den nu overleden geleerde. Hij schrijft daarin o. a. .Hoewel mijne voorkeur meer naar de natuurkundige wetenschappen neigde, had evenwel de wil van mjjn verstandigen vader beslist, dat ik in de klassieke letteren zoude studeeren." „Alleen geschiedenis en wijsbegeerte trok ken m(j aan." .Geene collegiën, die mij meer aantrokken dan die van prof. F. C. De Greuve, vroeger R.-K. priester, later hoogleeraar in de wijs begeerte, eerst te Gent en toen te Groningen." H(j las druk de poëzie van Da Costa en getuigt daaromtrent: „Ik las met onuitsprekelijken wellust der ziel en hijgenden boezem die klankrijke verzen, zo» trotsch en grootsch gebouwd, waaruit mij een verheven psalmtoon tegen- ruischte, waarbij bet mij was of ik Jesaia's hymnen hoorde, en waarin schier elke zoo gespierde regel den zuiveren en machtigen toon en geest des Bijbels van zich gaf. Het dien dichter, dien profeet uit Israël in onze dagen, dweepte ik. Ik las en herlas die machtige taal van dien reuzengeest, die ge dichten van en voor mijn volk, en bewaarde ze in mijn hart, om ze daar diep, zeer diep weg te bergen." In bovengenoemd werk beschrijft dr. Van Ronkel ook zyne dagen van strijd en allerlei gewaarwordingen in het hoofdstuk „Donkere tijden." In dien tijd van strijd werd hy uitgenoo- digd om te Yianen, in verbinding met den instituteur Stuart, eene Latynsche school op te richten. Hy vertrok dan ook naar die ge meente, maar daar had by hem een omme keer plaats. Hy kwam in aanraking met Da Costa, ds. Van den Ham, ds. Beets e. a. Een en ander had ten gevolge dat hy zich in Februari 1856 naar Utrecht begaf om er onderwys in den godsdienst te ontvangen van ds. Yan den Ham. Hy onderhield zichzelven alleen, leefde een voudig, lesgevende in oude talen en wis kunde. Nog steeds had hy echter veel stryd, tot hy op den eersten Kerstdag van dat jaar gedoopt werd in de Domkerk te Utrecht, door ds. Van den Ham. „Tegen zin en wil" neemt hy het besluit (begin 1858) leeraar te worden en doet da- deiyk het propaedeutisch examen, driemaan den later het candidaats-examen (Juni 1858), een klein jaar later het doctoraal-examen en promoveerde den 25sten April 1860 tot doctor in de godgeleerdheid, met academisch proef schrift, getiteld: „Jesu Christi doctrina de veteris foederis libris." Acht dagen later legde j hy te Zwolle het proponents examen af, j nadat hem in dien tusschentyd Da Costa ontvallen was. Een jaar leed hy daarop aan overmatige zwakte en geschokte zenuwen. In 1861 werd hy te Maasland beroepen, waar hy den 7den Juli als predikant werd bevestigd door ds. Van den Ham, en waar hy eene christeiyke school stichtte. Achter eenvolgens werd hy in 1866 predikant te Ylst, in 1868 te Zutfen, in 1872 te Haarlem, in 1873 te Amsterdam, in 1881 te Zetten en in 1883 te Leiden. In laatstgenoemde gemeente hield hy zyne intreerede den 14den October 1883, over „geloof en geweten." Den 7den Juli 1886 her dacht hy, onder vele blyken van belangstel ling, zyne 25-jarige ambtsvervulling. Zyn hoofdwerk is zeker wel „Genesis en half Exodus in bybellozingen voor het volk" 3 ïyvige deelen. Verder „het boek Ruth," eveneens in bybell. v. h. volk. Vervolgens als dichter „een stem uit Israël", een vers vol gloed en vuur„der Eeuwen worsteling", een eeuwvers, in keur van styl bewyzen afleggende van 's mans uitgebreide kennis, behalve zoovele kleinere. Eindeiyk nog was hy een der redacteuren ven het blad: „de Gereformeerde Kerk", waarin hy voornameiyk de hoofdartikelen leverde en daarin met krachtigen styl en logische redeneering opkwam tegen zekere invloeden in de Ned.- Herv. Kerk. In de Ned.-Herv. gemeente alhier was dr. Van Ronkel gedurende zeven jaren yverig werkzaam. Van hem kan met recht getuigd worden dat hy werkte zoo lang het dag was, want reeds toen zyne gezondheid zwaar ge schokt was en de lydenstrekken zich scherp geteekend hadden op zyn vermagerd en verbleekt gelaat, trad hy nog telkens voor de gemeente op om haar op zyne wyze het evangelie te verkondigen. Zyne predikatiën werden altijd door eene kreede schare aangehoord en getuigden ook zyn talent als redenaar. Veel zal door de Ned.-Herv. gemeente in hem verloren worden, diep zal ook de smart zyn van zyn huisgezinvelen, die by zich tot vrienden had gemaakt, zullen zyn heengaan betreuren. Arbeidde hy zoo lang by kon, zyneassche ruste nu in vrede! In het jongste nommer van „La revue des Beaux-Arts" komt eene bespreking voor van den Paryschen Salon van 1890. Daarin lezen we van een onzer stadgenooten de vol gende waardeerende woorden De heer Kooreman is een Hollander van groote waarde. „De Kus" is een zeldzaam doek, het schildert het menscbelyk hart. De toon is donker en ik zou zeggen geheimzinnig; ik zou er kunnen bijvoegen dat het eene PRIJB DER ADVERTENTXEN: Th 16 r*gel« 1.05. Iodor» regel meer 0.174 Grootere letten neer pleeternimto. Voor het ln cneeeereD buiten de etnd wordt 0.10 berekend verheven schildery is, vol harmonie; een ge dicht, door een denker gemaakt. De collecte voor het fonds tot aanmoedi ging en ondersteuning van den gewapenden dienst in de Nederlanden heeft te Zoeter woude opgebracht f 49.02. Tot secretaris-penningmeester van den Veenderpolder, onder "Woubrugge, is benoemd de heer J. A. De Ridder, notaris te Bodegrave. De afzonderiyke jachten op waterwild in de provincie Zuid-Holland zullen dit jaar geopend worden op 1 Augustus a. s. De heer H. W. Eigeman, predikant te Nieuw-Loosdrecht, heeft na ryp beraad vrij heid gevonden voor het beroep naar de Ned.- Herv. gemeente te Hoogmade te bedanken. Aanstaanden Zondag, 29 Juni, zal de heer H. J. Van Nouhuys, predikant te Ouds- boorn, des namiddags te twee uren, de vaca turebeurt in de kerk der Ned.-Herv. ge meente te Hoogmade waarnemen. Twee heeren der feestcommissie voor de maskerade-feesten te Nijmegen zyn gisteren ten Paleize „Het Loo" gekomen, ten einde plannen te bespreken voor eene waardige ontvangst by het bezoek van H. M. de Ko ningin en H. K. H. de Prinses te Nymegen. Vier hofrytuigen zullen naar Nymegen ge zonden worden, daar H. M. naar Berg-en-Dal, Beek en Ubbergen wenscht te ryden. Eene eerewacht te paard, bestaande uit Je voor naamste heeren uit Nymegen en Ubbergen, zal de vorstelyke personen vergezellen. By koninklijk besluit zyn benoemd J. Hennes, tot burgemeester van Akersloot; C. W. Vermeys, tot id. van Zieriksee, en C. Bosman, tot ld. van Brouwershaven. Met ingang van 1 Juli a. 8., aan mr. A. C. C. Folkersma, op zyn verzoek, eervol ont slag verleend als schoolopziener in het arron dissement Hoogeveen. In den rang van eersten luitenant over geplaatst by het regiment grenadiers en jagers, de eerste luit.-adjudant L. G. A. H. Feber, van het 3de reg. inf. Met ingang van 1 Juli a. s., aan J. R. Krudop, op zyn verzoek, op grond van lichaams gebreken een eervol ontslag verleend als directeur van het post- en telegraafkantoor te Maarssen. Aan den adjudant-onderofficier, dienstdoend officier der artillerie van het leger in Ned.- Indië F. A. C. W. Hoffmann vergunning ver leend tot het dragen van de Duitsche stalen herinneringsmedaille voor den veldtocht tegen Frankryk in 1870-1871. ROMAN VAN XATIEK DE tOVTKPlV. 167) „Zoo, zoo. Wat zou hy hier in de stad hebben moeten doen?" „Hy zeide my dat hy voor particuliere zaken hier kwam." „Welke zaken?" „Dat weet ik niet. Ik durfde daarnaar niet te vragen." „Dat begryp ik, maar heeft hy u in het geheel niets gezegd?" „Neen, alleen heeft hy naar de bank van leening gevraagd." „Moest hy daar zyn?" „Ja, om een pand te lossen, dat een zuner vrienden hier beleend had, die hier in geld verlegenheid was geraakt." Raymond bedankte den logementhouder voor de gegeven inlichtingen en verliet „de Visscher Martin." „Wy hebben het wild in den neus, col lega", zei Corbier; „die dokter Thompson en zyn secretaris schynen zeer verdachte lieden te zyn. Hoe is het ook mogelyk, dat iemand, die eerst kort geleden uit Amerika is geko men, hier in Frankryk een vriend zou heb ben, voor wien hy zulk eene commissie zou willen doen." „Wy zullen gaan zien, wat hy in de bank van leening gelost heeft." Aldaar gekomen, lieten de beide politie beambten zich het register der ingeloste pan den voorleggen. In het register las Raymond „Eene medaille van zuiver goud, wegende vyf en veertig gram, drie en tachtig centi gram, waarop een datum, een volgnummer en woorden. „Beleend den 20sten Mei 1879 door Martha Grandchamp. „Ingelost den 12den Augustus 1879 door Pascal Rambert." Nu weet ik alles, wat ik weten moet. Geen twyfel meer mogelyk!" riep Raymond verheugd uit. „Dus tot welk resultaat heeft uw onderzoek nu geleid, collega?" „Ik heb thans de vaste overtuiging dat dokter Thompson en Pascal Rambert niemand anders zyn dan Jacques Lagarde en Pascal Saunier. Zy hebben het testament gestolen en de erfgenamen vermoord. Martha Grand- c'.iamp moet dan ook Martha Berthier, eene van de erfgenamen van den graaf De Thon- nerieux, zyn. Zy bevindt zich in handen van die ellendelingen. Dat verklaart hunne goed heden voor het meisje. Nu weet ik alles en zal aan hunne schelmeryen spoedig een einde maken." Zoo sprekende, hadden de beide politie beambten de bank van leening verlaten en begaven zich naar het telegraafkantoor, waar Raymond seinde: „Prefect van Politie te Parys. „Onmiddeliyk huiszoeking doen by dokter Thompson, rue de Miromesnil. Alle bewoners van het hotel arresteeren. Ik kom met den eerstvolgenden trein. Fromental." „Nu moet ik naar Parys terugkeeren, myn waarde collega", zeide Raymond tegen Corbier. Deze bracht hem naar het station. Daar zagen zy dat er eerst over een uur een trein naar Parys vertrok. „Komaan", zei Corbier, „laten wy op het goede succes eene fijne flesch drinken." „Toegestemd!" LVI. Keeren wy terug tot Pascal Saunier, dien wy verlaten hebben, toen hy, voorzien van de medaille van Martha Berthier, naar Parys terugkeerde. Jacques wachtte zyn medeplichtige met angstig ongeduld. „Eindelykl" riep hy, toen Pascal de kamer binnentrad. „Heb je de medaille?" „Ja, hier is zy." Hy wierp de medaille op het schrijf bureau van Jacques. „Ben je geslaagd by Fabien vroeg Pascal vervolgens. „Ja en neen." „Hoe moet ik dat begrypen?" Jacques vertelde zyn gesprek met Fabien De Cbatelux. Pascal zeide hierop „Toch moeten wy de medaille hebben, wy weten waar zy is, dus niets eenvoudigers haar te gaan halen. Leeft Fabien nu nog op „Le Petit-Castel?" „Ja, maar hy mag de villa niet levend verlaten." „Natuurlyk niet, want hy zou ons direct de politie op het lyf jagen." Je zei daar zoo kalm, dat wy de medaille moesten gaan halen, maar bedenk wel dat ze in het hotel der gravin ligt. Daar kunnen wy niet gemakkelyk binnendringen." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1