N°. 9306.
Maandag: 33 Jmxi.
A". 1890.
<§eze gourant wordt dagelijks, met uitzondering
van t§pn- en feestdagen, uitgegeven.
RECHTS! MASKERADE!
In het belang eener geregelde
passage binnen Leiden op den
dag der Maskerade raden wij
stadgenoot en vreemdeling aan
den 24sten Juni overal op liunne
wandeling steeds de rechter
zijde van de straten of grach
ten te honden.
Met het oog op de groote
drukte zal ieder er wèl bij
varen.
Een dag van groote beteekenis.
Leiden, 21 Jnni.
Feuilleton.
Het Roode Testament.
LEIDSCE
DASBLAD.
PBIJ0 DEZER COURANT:
Too* Leiden per 8 meenden.1.16.
Franco per post1.40.
Atfconderlipce Nommere.0.06.
PRUS DER ADYERTENHEN:
Ten 1—6 regels ƒ1.06. Iedere regel meer/0.17J,
Grootere letters neer pleeternimte. Yoor liet in-
eeeeeeren buiten de ated wordt 0.10 berekend.
(Ingezonden.)
Evenals er in het huiselijk leven blyde en
droevige herinneringsdagen zyn, zoo vinden
wy in de geschiedenis van elk volk ook van
die vreugde- en sombere dagen, waarvan de
herdenking een lach of een traan opwekt. En
is het niet, dat, wanneer een bl(jde feestdag
in den huiseltjken kring gevierd of een treurige
herinneringsdag herdacht wordt, vooral by 't
klimmen der jaren de herinnering opnieuw
leeft, het gebeurde ons weer helder voor oogen
staat, de kleinste byzonderheden by ons op
komen en met zekere geestdrift, dat alles nog
eens verteld wordt aan een opkomend en aan
dachtig luisterend geslacht!
Evenals het huiseiyk feest onder familie
leden den band, die hen bindt, hechter maakt
en men opnieuw gesterkt wordt den levens
lost met levenslust te dragen; evenals eene
droevige herinnering aan een smarteiyk ver
lies ons wyst op de broosheid van ons bestaan....
zoo is het ook met onze nationale feest- en
herinneringsdagen. Zy brengen het volk onder
ling tot elkander. Ryk en arm, aanzieniyk
en gering, geleerdheid en eenvoud, allen
voelen zich getrokken, verbonden, omstrengeld
door één band: Liefde tot den geboortegrond.
Gelukkig het volk, dat zyne geschiedenis
kent, dat zyne helden eert, dat zpne gedenk
dagen viertvoor zulk een volk is eene schoone
toekomst weggelegd. Maar zal die toekomst
inderdaad schoon en gelukkig zyn, zullen
die herinneringsdagen altyd opgewekt wezen,
dan moeten partyschappen, die verdeelen,
haatdragendheid, die liefdeloos maakt, het
varen onder valsche vlag vermeden en zoovele
andere slechte praktyken overboord geworpen
worden en plaats maken voor eendracht, die
sterk maakt, deugd, die adelt, en kennis, die
ons voert tot zelfbewustzyn en macht.
Een dag van groote beteekenis, een herin
neringsdag, hebben wy deze week herdacht,
den 18den Juni, waarop het vyf en zeventig jaren
geleden was dat het groote pleit beslecht werd,
waarby Frankrijk, teruggebracht tot zyne gren
zen, voorgoed afgedaan had met den verove-
ring8kryg, die geheel Europa in rep en roer
had gebracht.
Het reeds in deze courant in byzonderheden
medegedeelde heeft verdienste, omdat de her
innering nog eens is opgefrischt en meu gaarne,
al is men met de zaken bekend, nog eens
een overzicht wil hebben van wat óns inte
resseert.
Het zy my thans echter vergund meer be-
paaldelyk te wyzen op het aandeel, dat de
Nederlanders by die groote gebeurtenis heb
ben gehad. En mocht dit u niet voldoen,
mocht gy iets meer en iets beters er van
verwacht hebben, dan wys ik u op de weinige
ruimte, die beschikbaar is om zulk een on
derwerp breedvoerig te behandelen en het
hier de plaats is in korte trekken te wijzen-
op het beteekenisvolle van het feit.
By de groote worsteling vóór vyf en zeven
tig jaren hebben de Nederlanders zich ver-
diensteiyk en kranig van hnn plicht ge
kweten, zóó, dat er woorden van lof te over
zyn uitgesproken.
Noemen wy in de eerste plaats het ge
vecht by de herberg Quatre-Bras, aan den
kruisweg, die daar zyn naam aan heeft ont
leend. Daar had post gevat de Prins van
Oranje (later Willem II) met eene kleine
macht van 3500 man, meestal miliciens van
één jaar (zooals het geheele Nederlandsch-
Belgische leger uit 20,000 man samengesteld
was), waarvan enkelen met de Bondgenooten
vroeger meegevoohten hadden en alleen som
mige officieren en onderofficieren eenige oor
logsondervinding hadden opgedaan. Aanvanke-
ïyk met deze kleine troepenmacht, later ver
sterkt met hulpbenden, bestaande uit Engel-
schen, Hannoveranen e. a., weerstond hy een
aanval van 20,000 man onder aanvoering van
„den dapperste der dapperen", generaal Ney.
Daar werd met waren leeuwenmoed ge
streden. Ik wps o. a. op de artillerie, aan
gevoerd door Byleveld en Stevenaar, die het
vuur van twee division met twee batteryen
beantwoordden en stand hielden; op de
Huzaren van Boreel, die de beroemde cava
lerie van het keizerryk durfden weerstaan;
op het Bataljon van den luitenant-kolonel
Westenberg, sterk 500 man, meestal onge
oefende soldaten (miliciens), die geen oogen-
blik aarzelden, toen de Prins met den steek
hoed in de hand hun de& weg tot den aanval
wees.. Dat bataljon, het 5de bataljon Nationale
Militi.c heet thans 2de bataljon 7de regiment
Infanterie. Hier kan nog bygevoegd worden
dat de Jagers onder luitenant-kolonel Groe-
nenbosch en het bataljon Voetvolk van Linie
onder luitenant-kolonel Van de Sande won
deren van dapperheid verrichtten.
Wy kennen den uitslag. De Prins, onder
steund door versterking, houdt stand, en waar
de stryd met woede wordt voortgezet, en er
heel wat op het veld van eer het leven laten,
wordt de post behouden. De Franschen worden
teruggeslagen en trekken af. De Viersprong,
door de Nederlanders behouden, redde Blücher's
leger en maakte het mogelyk, dat twee dagen
later de verbonden legers, 72,000 man, tegen 't
Fransche leger, 80,000 man, konden optreden.
18 Juni 1815. Een regenachtige dag. 't
Schynt of de hemel treurig is over de wor
steling, welke plaats zal hebben en waarin
het lot van Europa zal beslist worden.
Daar dreunt het eerste kanonschot en de
worsteling vangt aan. Verwoed is de aan
val, hardnekkig de tegenweer, afwisselend
de kans. Alles vertoont de ellende van een
stryd, welke met verwoedheid uitgevochten
wordt. Tegen den avond wordt de toestand
der Bondgenooten hachlyk. Napoleon laat
zyne garde aanrukken de beroemde garde,
„welke zich niet overgeeft, maar sterft."
Daar klinkt muziek; 't is het Pruisisch leger,
door den Franschen keizer vernietigd ge
waand, dat den stryd beslist. Een laatste
aanval wordt afgeslagen; het Fransche leger
wordt vernietigd en verstrooid. Napoleons
heerschzucht heeft afgedaan.
Ook aan deze worsteling hebben de Neder
landers deelgenomen; hun aantal dooden is
2075, het aantal gekwetsten 2041, waar
onder de Prins van Oranje, van wien Wel
lington, de IJzeren Hertog, verklaarde dat
hy geen lof groot genoeg voor hem had.
Wordt daarmee niet tevens hulde gebracht
aan het Nederlaodsche leger?
Maar niet alleen met het vergoten bloed,
ook op andere wyze hebben de Nederlanders
diensten aan Europa bewezen.
De levensmiddelen o. a. werden voor een
groot gedeelte zonder betaling aan de Bond
genooten verstrekt; voor de gekwetsten
werd uitstekend gezorgd in goed ingerichte
hospitalen, door een goed geordenden ge
neeskundigen dienst.
Daarby moet men de drukkende lasten,
die aan de Natie opgelegd waren, niet ge
ringschatten, terwyi het verwoesten en ver
nielen van den oogst, het verbranden van
eigendommen en het vermissen van zooveel,
dat slechts ten deele of nimmer terug te
krygen was, in verhouding van andere
Staten en Volken groot genoemd mag worden.
Opnieuw is dus weer gebleken dat de al
oude heldenmoed en vaderlandsliefde niet
uitgedoofd was.
Daar zyn by Quatre-Bras en op het veld
van Waterloo onverwelkbare lauweren be
haald, welke na vyf en zeventig jaren nog
niets van hunne frischheid verloren hebben.
Een traan van weemoed voor het vergoten
bloed; een glinsterend oog van geluk voor
onze herkregen onafhankelykheid.
Achttien Juni zy immer een dankbare
feestdag voor geheel ons dierbaar Vaderland 1
Juni 1890. Jan Hogenkamf.
Heden is aan de universiteit alhier de heer
P. B. J. Reeling Brouwer, geb. te Bargum,
bevorderd tot doctor in de rechtswetenschap,
met academisch proefschrift, get.„Eenige
opmerkingen over art. 125, B. W."
Aan dezelfde universiteit zyn de volgende
examens afgelegd: het voorbereidend examen
in de geneeskunde door den heer M. R. F.
Bloemers; het eerste natuurkundig-examen
door den heer H. F. W. Hanozet Gordon;
het theoretisch-tandheelkundig-examen door
den heer J. W. Roelolfs; het doctoraal examen
in de rechtswetenschap door den heer W. J. M.
Plate en C. De Witt Hamerhet candidaats-
examen in de geneeskunde door den heer
B. Boom.
Op de vergadering van de Maatschappy
der Nederlandsche Letterkunde alhier werd
o. a. de wensch uitgesproken, dat ook dames
tot lid zouden kunnen worden voorgedragen.
Dr. Ten Brink stelde daarop voor het artikel
der wet, dat dit verbiedt, een volgend jaar
gewyzigd voor te dragen.
By koninkiyk besluit is benoemd tot
hoogleeraar in de faculteit der ietteren en
wysbegeerte aan de Ryks-universiteit te Gro
ningen, om onderwys te geven in de ge
schiedenis der wysbegeerte, de logica, de
metaphysics en de zielkunde, dr. G. Hey-
mans, privaat docent aan de Ryks-univer
siteit te Leiden.
roman van
XAVIER DE UIOKTEPI3Ï.
163)
„U beleedigt my en u weet wel, dat het
onwaar is, hetgeen u daar zegt. U weet wel,
dat ik uw huis even rein verlaten zal als
ik het betreden heb."
Jacques was buiten zichzelven van woede.
„Komaan, werp het masker af, en spreek
de waarheid. Houdt je my voor een dwaas?
Denk je dat ik blind ben? Geloof je, dat ik
niet weet, waarom je myne liefde versmaadt?
Noen, neen, neen, ik laat my niet door je
huichelachtige onnoozelheid, door je schynbare
onschuld misleiden. Ik weet zeer goed, dat je
een ander liefhebt."
„Welnu ja, ik heb een masker gedragen,
ik heb myne gedachten verborgen, omdat ik
u het recht niet toekende, in myn hart te
lozen."
„Dus je bemint?"
„Ja, ik bemin! Toen ik u een uitstel van
een jaar verzocht, deed ik dat alleen, om tyd
te winnen, in de hoop, dat uwe liefde zou
bekoelen. Ik bemin, zooals men slechts eens
in het leven bemint, en het voorwerp myner
liefde is Paul Fromental. Hem behoor ik toe,
met lichaam en ziel, en nooit zal ik een ander
toebehooren. Ik ben u geene dankbaarheid
verschuldigd, want uwe handelwyze jegens
my wischt uwe edelmoedige daad geheel uit.
Ik ga van hier, niet om myn minnaar maar
om myn verloofde, myn toekomstigen echt
genoot, op te zoeken. Ik heb tegen hem ge
zegd: Verberg uwe liefde, tot op het oogen-
blik, dat ik vry zal zyn; morgen zal ik tot
hem gaan en hem zeggen„Bemin my open-
lyk, Paulik ben vry."
„Dat wil ik niet, ik wil niet, versta je Ge
zult niet van hier gaan. Je zult hem "niet
toebehooren, je zult de myne zyn."
„Welk recht heeft u, my aan uw wil te
onderwerpen?"
„Ik ben je voogd."
„Dat is niet waarl"
„Je bent in myn huis; my zal je gehoor
zamen."
„Ik zal uw huis verlaten, ik ben u geene
gehoorzaamheid verschuldigd."
„Ik zal je wel dwingen, my te gehoorzamen."
„U wilt dus geweld gebruiken Maar het zal
u niet batenik zal mij weten te verdedigen."
Zy snelde naar de tafel, waarop een zilveren
vouwbeen lag, maar waarvan de punt scherp
genoeg was, om er eene doodelyke wond mee
toe te brengen.
„Ga nu heen, mynheer", gebood Martha,
met waardigheid, terwyl zy het papiermesje
opnam, „ga nu heen, zeg ik u; wanneer u
hier blyft, zal ik my voor uwe oogen doo
den, want liever sterf ik, dan my aan u te
onderwerpen."
Jacques zag haar ontsteld aan. Hy twyfelde
er niet aan, dat zy hare bedreiging ten uit
voer zou brengenhaar vastberaden toon deed
hem het ergste vreezen. Wel had hy op het
oogenblik besloten, dat Martha sterven zou,
maar nu was het nog te vroeg, eerst moest
zy hem nog dienen om Paul Fromental in
zyne macht te krygen. Ook mocht zy het
hotel niet verlaten, want dan zou zy zich
naar Paul begeven, en zy zouden, te zamen
vereenigd, niet slechts een hinderpaal, maar
een gevaar voor hem zyn.
Deze gedachten schoten hem bliksemsnel
door het hoofd.
„Martha, Martha!" zeide hy op smeekenden
toon, terwijl hy zyne handen naar haar uit
strekte, „ik was zinneloos, vergeef my, ver
geef my!"
„Ik wil wel de beleedigingen vergeten,
welke u my heeft aangedaan, maar myn
besluit is genomen."
„Je wilt dus myn huis verlaten?"
„Ja, mynheer!"
„Dat is onmogelyk!"
„Morgen ga ik van hier."
„Haat je my dan?"
„Ik haat u niet, ik beklaag u."
„Maar wanneer ik je zwoer, van dit oogen
blik af, nooit meer één enkel woord van liefde
tot je te zullen spreken
„Dan zou ik u niet gelooven."
„Als ik je vry liet?"
„Ik ben vry, niets bindt my meer aan u."
„Als ik je een onwrikbaar bewys van be
rouw gaf?"
„Hoe zou u my dat kunnen bewyzen?"
„Door te zeggen: Bemin Paul Fromental,
wees gelukkig met hem, ik denk er niet
meer aan je te scheiden."
„Wanneer u dat zeide?"
„Ja; welnu?"
„Dau, en alleen dan, zou ik gelooven, dat u
daareven in waanzin had gesproken."
„En wanneer ik er nu by voegdeWord zyne
vrouw, maar verlaat my niet. Blyf by my,
in myn huis, beschouw my als uw vader,
ik zal in u slechts eene dóchter zien. Wat
zou je dan antwoorden?"
Wordt vervolgd.)