N'. 9283. Dinsdag 27 Mei. A°. 1890. <§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. JK.ikeriki. Leiden, 24 Mei. Feuilleton. Het Roode Testament. LEIDSCH DAGBLAD. PEUS DEZEE COUEANT: ▼oor Leidaa per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. A£eonderlijke Nommers0.05. PEIJS DEE ADVEETENTIE2F: Van 1—0 regels 1.05. Iedere regel meer/0.17J. Grootere letters naar plaateroimto. Yoor het in- casseeren bniten de stad wordt f 0.10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 35 van Kikeriki. Officieele Kennisgevingen. Inschrijving Schutterij. Burgemeester en Wethouders van Leiden herin neren bij deze nogmaals den belanghebbenden (den geborenen in 18C5 en, voor zoover zij zich tussehen- tijde in de gemeente hebben gevestigd en alhier nog niet voor de schutterij mochten zijn ingeschre ven, ook de geborenen in 18561864) hunne ver plichting oeu zich voorden Schutterlijken -dienst te doen inschrijven. De gelegenheid bestaat daartoe dagelijks (Zon- en feestdagen uitgezonderd) ten Raadhuize, tusschen 1012 en 24 uren, terwijl op den lsten Juni •a a b 8 t. de registers van inschrijving worden ge sloten en zij. die zich niet vóór dat tijdstip hebben doen inschrijven, bij ontdekking, ambtshalve ingeschreven en door den Schuttersraad tot eene geldboete verwezen zallen worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 22 Mei 1890. E. KIRT, Secretaris. Voor het literarisch-mathematisch examen, dat alhier wordt afgenomen, hebben zich niet minder dan 69 candidaten aangemeld. Aan 's Ryks Ethnographisch Museum te Leiden zijn door mevrouw Grobbee Wilier, te 's Grav9nhage, uit de nalatenschap van wijlen den heer Wilier, in leven resident in Nederlandsch-Indié, ten geschenke gegeven 40 gekleurde beeldjes, hoog 10 cM., een 40-tal jaren geleden door een Chinees uit deeg vervaardigd, voorstellende een Javaansch regent en diens echtgenoote (Rader Ajoe) met hun gevolg, bestaande uit drie Pono- kawans, vyf Magaugs, twee Poro-njai's, een gamelang-orkest met twaalf muzikanten, be nevens vier ronggengs. Een aanzienlijk Javaan, een Bengalees, een Europeaan en een Chinees nemen deel aan den dans. Tot de toeschouwers bebooren een Arabisch koopman, een Maleier, twee Alfoeren, een Bengaalsch goochelaar en een Hollandsch officier met zijne dame en hare slavin. Aan mevrouw Grobbee, geboren Wilier, is de dank der Regeering betuigd. Ter gelegenheid van den Die's Nataiis van het Utrechtsch studentencorps had in den feestelijk verlichten tuin van „Tivoli", gelijk reeds gemeld werd, een Harmonie-Concert plaats door het stafmuziekcorps van het 4de regiment infanterie uit Leiden, onder leiding van den kapelmeester Joh. Gottfr. Hendr. Mann. Het „Utr. Dbl." schrijft daaromtrent het volgende„Over dezen muzikaal zeer begaaf den leider van het gunstig bekend corps schreven wij herhaalde malen, o. a. na uit voering vaD zijne ouverture „Freia" en ge deelten eener nog onvoltooide opera. „Ook op dezen feestavond prijkte het pro gramma met composities en arrangementen van den heer Mann, welke alle getuigden van zfine groote bekwaamheid. De energie, welke hij het geluk heeft boven zoo vele anderen te bezitten, te bewaren en in praktyk te brengen, is oorzaak dat het muziekcorps, hetwelk het voorrecht heeft hem als direc teur te hebben, boven vele andere uitmunt. De schoone eenheid van toon en gelijkheid van toonontwikkeling van cresc. of dim., is opmerkelijk in dit corps heerscht eene muzi kale discipline, welke navolging vordient; het is een genot daarop te kunnen wijzengaarne brengen wij dank aan het bestuur van het Utrechtsch studentencorps, dat ons daarmede deed kennis maken. „De tuin was zeer bezet. De aandacht liet van enkele zijden wel wat te wenschen over. Hulde werd bewezen aan het „Tó Vivat", dat schoon geharmoniseerd gespeeld werd, niet als een deuntje, maar als een lied, dat het studentenhart bekoort." Na mededeeling van het programma vestigt het blad de aandacht nog op de cavatine van Raff en de Prélude van Bach voorblaas- orkest. „Het 12-tal clarinettisten," zegt het, „zijn doorkneede musici, en den reeds eenigszins bejaarden trombonist en den jonger in leeftijd zijnden pistoni3t en hobonist mogen wij niet vergeten hier nog loffelijk te vermelden." By koninkiyk besluit zyn met ingang van 1 Juli 1890 by de Koninklyke Bibliotheek te 's-Gravenhage benoemd: a. tot bibliothe caris, dr. Th. L. Wynmalen, thans onder bibliothecaris by die Ryksinstelling; b. tot onder-bibliothecarissen, dr. W. P. C. Knuttel, thans tydeiyk ambtenaar, en mr. J. H. D. Kraeutler, thans amanuensis by die Ryks instelling. By koninkiyk besluit is: lo. aan dr. L. C. Van Goudoever, met ingang van 16 Sep tember 1890, eervol ontslag verleend als hoogleeraar in de faculteit der geneeskunde aan de Rykauniversiteit te Utrecht, met dank betuiging voor de door hom gedurende vele jaren den lande bewezen diensten; 2o. benoemd tot hoogleeraar in de faculteit der geneeskunde aan die universiteit, om onderwys te geven in de heelkunde, dr. E. A. Salzer, te Weenen. Naar wy vernemen, zal de hoogleeraar Hubrecht weldra voor een deel van het geld, op de Indische begrooting voor wetenschap- peiyke doeleinden uitgetrokken, voor zoölo gische onderzoekingen naar Indié vertrek ken. Het beschikbare kapitaal moet echter niet voldoende zyn voor het bekende diepzee- onderzoek. {Minsrva.) De Staatscourant van heden bevat: lo. de ,wet van 10 dezer (Staatsblad No. 83), tot hadere wyziging der wet van 14 Sept. 18S6, houdende bepalingen betrekkeiyk de inkwartieringen en het onderhoud van het krygsvolk enz.; 2o. de wet van 22 dezer (Staatsblad No. 84), tot vaststelling van het tiende hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1890. Bij koninkiyk besluit is de heer Ferdinand Leenhoff, thans te 's-Gravenhage, met ingang van 1 October 1890, benoemd tot hoogleeraar by de Ryks-Academie van Beeldende KuDsten te Amsterdam. Sir Charles E. Lewis Bart, lid van het Engelsche Parlement, is met familie in de residentie aangekomen en heeft zyn intrek genomen in het „Hotel Paulez." De heer J. J. A. Kuys, te 's Gravenhage, heeft by adres aan de Staten van Noord- Brabant eene bydrage uit de provinciale ka3 gevraagd van f 12,000 's jaars, voor den aanleg en de exploitatie van de sectie Eind hoven—Reuzel—Belgische grens van den ge- conce8eioneerden stoomtramweg van Vecbel over St.-Oedenrode, Eindhoven, Eersel, Reuzel, Belgische grens. De minister van waterstaat, handel en nyverheid heeft benoemd tot buitengewoon opzichter bij de opneming der kleine rivieren in Noord-Brabant, in verband met bet onder zoek naar den waterstaatkundigen toestand des lands, de civiel-ingenieurs J. P. H. De Man, te Breda, en W. F. Druyvesteyn, te Haar lem, ieder op eene msandeiyksche belooning van f 100. De heeren mr. P. W. Alstorphius Grevelink, oud-hoofdinspecteur by bet minis terie van justitie, te EllekomB. W. Wttewaall Van Wickenburp-h, oud-vrywillig jager van 1830, te Utrecht; J. C. Gysberti Hodenpij), kapitein der genie, te Haarlem, en A. J. Meerburg Snarenberg, predikant te Heumen, Malden en Mook, hebben tot hunne landge- nooten eene oproeping gericht om gelden by- een te brengen voor de oprichting van een gedenkteeken op de Mookerheide, gewyd aan de nagedachtenis van de graven Lodewyk en Hendrik van Nassau, die in den bloedigen slag van 14 April 1574 het leven lieten. Van ieder, die met hun denkbeeld instemt, vragen zy slechts eene bydrage van één gulden. Reeds mochten bovengenoemde heeren de voldoening smaken de mededeeling te ont vangen, dat Z. M. de Koning zyne inge nomenheid met hun plan betuigd heeft. Weldra zullen alle muziekliefhebbers in Nederland tot deelneming worden uitgenoo- digd om de pogingen te steunen van eenige invloedryke mannen, liefhebbers van goede muziek, beschermers van toonkunst, ten einde eene Nederlandsche muziekvereeniging, over geheel het land, op te richten, die be doelt Nederlandsche toonkunstenaars tot nieuwe scheppingen aan te moedigen en de opvoering hunner werken gemakkeiyk te maken. Het initiatief daarvoor gaat uit o. a. van de heeren Gerlach te Utrecht, D. H. Joosten, mr. N. J. Van Hall, M. J. Waller, Joan Schmitz, Dan. De Lange, J. G. De Groot, directeur der Nederlandsche Opera, en enkele anderen uit Den Haag en Dordrecht. De vereeniging zal heeten„Vereeniging ter be vordering der muzikaal-dramatische muziek in Nederland." De 75ste herdenkdag van den slag van Waterloo zal te Borger o. a. door een school feest worden gevierd. Ds. B. Ten Kate, predikant te Aalten, heeft het beroep naar de Ned.-Herv. gemeente te Rotterdam aangenomen. De toelatingsexamens voor den cursus 1890/91 aan de Rykslandbouwschool te Whge- ningen zullen omstreeks half Juli plaats heb ben. Aangiften van nieuwe leerlingen worden vóór 1 Juli ingewacht. Aan hen, die teer lingen wenschen te plaatsen, wordt aange raden, by den directeur, den heer L. Broekema, tydig inlichtingen in te winnen. Programma's, waarin ook de eischen van toelating om schreven zyn, worden, op verlangen, gratis toegezonden. Z. M. heeft, met ingang van 1 JuK 1890, aan L. Beyerinck, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als commies by het departement van binnenlandsche zaken, be houdens aanspraak op pensioen. Benoemd in Zuid-Hollandtot dijkgraaf van den Heerenpolder, J. Van Schouwentot gezworen van den polder Kraayenisae, H. Van Rosum; tot id. van den polder Diedorik, D. Van Rosaumtot heemraad van den polder Katendrecht, D. Vermaat; tot id. van den polder de Hiile, M. Groenenboomtot gezworenen van den polder Dirksland, J. Zaayer Pz. en W. Zaayer; tot hoogheem raad van Schieland, P. Van der Breggen. ROMAN VAN XVVIKR DE nOVTFPIX. 117) „En wat heeft u hem geantwoord?" hernam hy. „Ik heb hem gezegd dat hy nog minder jarig is en' dat het in stryd is met myn plicht als voogdes, om thans reeds aan zyn eisch te voldoen." „Uitmuntend gesproken Hoeveel bedraagt zyn erfdeel? Vyf en twintigduizend franken." „En u heeft dit kapitaal niet?" „Ik heb het ten minste reeds voor een groot gedeelte gebruikt. U ziet, dat ik open hartig met u spreek. Voor het oogenblik heb ik nog het recht, René elke verant woording te weigeren, maar wanneer hy meerderjarig is, zal ik hem rekenschap moe ten geven van het beheer over zyn vaderlyk erfdeel." „En dat verontrust u?" „Niet weinig; dat kunt u, dunkt my, licht begrypen." „Ik heb u gezegd, dat ik uw vriend ben, en ik zal dat bewyzen, zoowel met raad als met daad. U moet René volle vryheid laten, hy moet aan al zyne hartstochten kunnen voldoen, dat is het beste middel om ze ras te doen bekoelen." „Maar het geld, dokter?" „Dat moet u hem uitkeeren. „Maar, beste dokter, ik heb u zooeven ge zegd dat ik het voor het grootste gedeelte gebruikt heb!" „Die vyf en twintigduizend franken zal ik u geven. Stil, geene tegenwerpingen, lieve mevrouwik ben immers uw vriend, en dan, het is slechts eene leening, welke ik met u sluit." „Ik zal u dat geld nooit terug kunnen geven." „Zeker, u zult dat wel kunnen, want ik zal u het middel er toe aan de hand doen. Ik sprak u daarstraks van eene overeen komst, welke u René moet voorstellen. Ik bedoel namelyk ditu geeft René het geld, waarop hij nog geen recht heeft, maar daar entegen mset hy eene verbintenis teekenen, dat hy, zoolang u leeft, afstand doet van de rente zyner erfenis. Het kapitaal blyft zyne erfenis, maar u heeft er gedurende uw ge- heele leven het vruchtgebruik van-." „O! dokter, wanneer daarin eens wilde toestemmen, wat ik my evenwel niet kan voorstellen, dan. „Dan ia u ruimschoots in staat, uwe schuld aan my af te doen." „Althans myne geldelyke schuld, maar myne schuld van dankbaarheid nooit, goede dokter", zei mevrouw Labarre. „Maar", ging zy een oogenblik later voort, „wanneer het testament eens niet gevonden werd, dan zou ik u die vyf en twintigduizend franken nooit terug kunnen geven „Maak u daaromtrent niet ongerust, lieve mevrouw Ik ben ryk genoeg en uwe vriend schap is my meer waard dan alle aardsche goederen. Geef my slechts een weinig hoop, dat de vriendschap later plaats zal maken voor een inniger gevoel, en ik zal de geluk kigste aller mannen zijn." De behaagzieke weduwe bloosde. Van het eerste oogenblik af had zy dokter Thompson een schoon man gevonden, en het denkbeeld dat deze ryke en beminnelyke geleerde haar het hof maakte, deed haar beven van vreugde en trots. Jacques Lagards had weer, zooals aityd, zyn doel bereikt. Hy greep de band der weduwe en deze beantwoordde zacht zyn handdruk, terwfjl zy daarby een diepen zucht loosde. „Waar is Renu op het oogenblik?" vroeg Jacques na eene pauze. „Hy wilde zoo spoedig mogelyk het gees- teiyk gewaad afleggen, dat hem als een juk op de schouders drukt. Hy is naar een kleer maker gegaan om een pak kleeren te be stellen. Hy moest oek een kostuum hebben voor uwe soirée." „Myne soirée", herhaalde Jacques, „daar moet hy niet komen." „Waarom niet?" vroeg mevrouw Labarre verbaasd. „Ik heb daartoe eene zeer ernstige reden. Ge herinnert u het meisje, dat u gisteren ten mynent gezien hebt?" „Zeker. Eene dergeiyke schoenheid vergeet men niet licht." „Welnu, uw zoon René heeft baar ook niet vergeten." „Gelooft u, dat hare schoonheid hem ge troffen heeft?" „Ik ben er zeker van. De gewoonte om voortdurend met verschillende menschen om te gaan, heeft my gelaatkundige gemaakt, en ik vergis my zeldendat kan ik zonder grootspraak zeggen. De uitdrukking van het gelaat van René, toen hy Mariha zag, zei my dat, zoo hy nog niet verliefd op haat te, hy het weldra worden zou." yr - f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 9