N°. 9254,
S.1 .A.pr-il.
A8. 1830.
Bit nommer bestaat uit YIElt
Bladen.
jKikeriki.
(geze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 19 April.
i
E'eullloton.
Het Roode Testament.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per S maanden1.10.
Franco per postn 1.40.
Afzonderlijke Nommérso.05.
plv TJS DER AD VERTEN TIEN:
Van 1-6 rcga.V1'05- Moro 10861 »6™/0-17-
v plaatsruimte. Yoor hot in-
Grootero lettors naw.
cassceren buiten dc sfjv.
1 wordt 0.10 berekend.
Aan de Abonné's daarop, wordt bp dit
nommer verzonden No. 30 van Kikeriki.
Wy ontvingen heden het verslag van
hot Höpital Wallon, Rapenburg 12 en 14,
alhier, over het jaar 1889.
Al dadelijk wordt er daarin op gewezen
dat de inrichting niet alleen geheel aan haar
doel beantwoordt, maar ook hoe langer zoo
meer bewijst in eene werkeiyk bestaande
behoefte te voorzien.
Tot het opnemen van patiënten tegen zeer
laag tarief of geheel kosteloos waren rogenten
gedurende het eerste anderhalf jaar niet in
staat, door de groote uitgaven, verbonden
aan de meubileering van het gesticht en
het aanschaffen van het benoodigde voor de
behandeling van zieken. Dit jaar echter
hadden zy do voldoening verscheidene patiënten
tegen veel verminderden prijs te kunnen
verplegen. Door stoffelijken steun aan de
inrichting te schenken, stelt men haar in
staat, om. nog meor dan tot nu toe het go-
val kon zijn, onbemiddelde zieken te hulp
te komen.
Men heeft ook meer ruimte noodig, niet
tegenstaande de uitbreiding, welke het hos
pitaal reeds verkregen heeft door den aan-
koop van het perceel No. 14. Immers zyn dit
jaar meer dan eens patiënten, die wenschten
opgenomen te worden, moeten wurutm ull
gesteld tot na het vertrek van hersioia.
zieken. Dit gebrek aan ruimte doet zich nog
meer gevoelen door het ontbreken van vol
doende lokalen voor de huisvesting der pleeg
zusters en voor het bergen van huishoude
lijke artikelen. Het is dan ook het blijvend
streven van de regenten hierin verbetering
te brengen.
In het Hospitaal werden verpleegd in:
1887.
1888.
1889.
27
91
145
Nederd.-Herv.
H
3
9
Walen.
2
4
10
Evang.-Luth.
1
3
Doopsgezinden.
2
7
Remonstranten.
5
1
3
Christ.-Geref.
10
17
41
Roomsch-Kath.
3
3
3
Israëlieten.
~48~
124
220
patiënten.
Dezo, zoowel manroijjko ais vrouwelijke
patiënten, waren over de drie klassen als
volgt verdeeld:
In 1837. In 1888. In 1880. Klasse.
57 72 lete
21 38 75 2de
23 29 73 3de
Mot genoegen constateeren regenton, dat
door de lijders meer en meer van de 2de en
3de klasse gebruik wordt gemaakt.
Het isoleerstation werd twoemaal in gebruik
genomen voor patiënten, die vooraf niet in het
hospitaal verpleegd waren.
Gedurende het bestaan der inrichting zijn
tien personen daar overleden.
Voor rekening dor Waalsche Diaconie wer
den, volgens art. 5, alinea 2 van het reglement,
2 patiënten verpleegdterwijl voor anderen,
voornamelijk van de 3de klasse, de verplegings-
kosten door particulieren werden betaald.
Van de bevoegdheid van regenten om per-
sonen tegen verminderd tarief in de 3de klasse
op te nemen, werd vooral in de zomermaanden
gebruik gemaakt, wanneer het academisch
ziekenhuis zoo weinig mogelijk patiënten op
neemt. Op die wijze werden 16 patiënten
toegelaten.
Euitenverpleging werd verleend aan 11
patiënten binnen deze gemeente en 5 daar
buiten; meermalen moesten verzoeken daartoe
worden afgewezen, daar geene pleegzuster be
schikbaar was.
Van de geneeskundige baden werd in dit
jaar door slechts één lijder gebruik gemaakt.
"Wederom waren de meeste verpleegden
zulke, die operation moesten ondergaan. Deze
werden voornamelijk verricht door de heeren
J- E. Yan Iterson Azn., prof H. Tre"*-
genoemde denaböhailclêliHS^uAiiriVül
De meeste andere medische profossoren en
doctoren gaven ook nu weder blijken van
vertrouwen in de verpleging, welke de inrich
ting geeft.
De directrice bleef met ijver en toewijding
hare moeilijke taak vervullen en mocht ook
dit jaar tal van bewijzen ontvangen van er
kentelijkheid wegens de ondervonden behan
deling. De zusters waren hare trouwe helpsters
in de vervulling van die taak. Eenige mu-
tatiën kwamen onder dezen voor, waardoor
echter de verpleging niet leed, daar zich
spoedig nieuwe zusters aanmeldden, ter ver-
vanging van haar, die vertrokken.
De heeren Dr. A. Nijkamp en Dr. W. J.
Van Stockum bleven gedurende een deel van
het jaar hun tijd belangloos beschikbaar
stellen tot het geven van lessen aan de
zusters, hoofdzakelijk de verpleging betreffende.
Hot personeel, aan de inrichting verbonden,
is ti\ans samengesteld als volgt: 1 directrice,
6 pleegzusters, 1 leerlingzuster, 1 huiszuster,
1 huisjuffrouw, 2 dienstboden en 1 huisknecht.
Uit den bij het verslag gevoegden staat
van ontvangsten en uitgaven blijkt, dat het
nadeelig saldo slechts met ruim f 30 ver-
minderd is.
Wederom hebben in dit Jaar vele aan-
koopen van meubilair en huishoudelijke ar-
tikelen moeten geschieden.
Aangaande de ontvangsten valt op te
merken, dat de verpleeggelden met verschotten
aanmerkelijk hooger geweest z(jn dan in
1888, een gevolg van hot grooter aantal
der patiënten. Daar, zooals reeds gezegd is,
aan de aanvragen tot buitenverpleging niet
altijd kon voldaan worden, zoo geeft de
ontvangst daarvan ook een minder cijfer aan
dan in het vorige jaar. Onder de rubrieken
„giften en bijdragen" worden duizend gulden
vermeld, ontvangen van de Waalsche Diaconie;
zy vormen de laatste storting van de f 50,000,
door die Diaconie beschikbaar gesteld om de
Inrichting in hot leven te roepen. De post
„jaarljjkscho bijdragon" bedraagt f 120. Onder
de „diverse giften", tot het bedrag van
f 741.44, z(jn begrepen eene van f 300 van
Mevr. M. geb. H., eene van f 200 van den
heer J. C. S., nog twee van f 50 elk, be-
halve verschillende kleinere. De bus, in de
gang geplaatst, bracht f 226.98r' op.
Onder de uitgaven komt voor een hooge
post voor ameublement en huishoudelijke
artikelen 3347.79); hoe hoog ook, dezo
oost onuernouQ iBooia«u»iomUM,
en moet zoo blijven, want de muren in ver
schillende kamers vorderen voor hot verven
eene groote uitgavo aan onderhoud. De post
„assurantiën" is voor het jaar 1890 ver
hoogd, omdat da waarde aan meubilair go-
stegen is. Eene nieuwe rubriek „reservefonds"
komt op de rekening voor tot een bedrag
van f 1173.18.
Regenten hebben namelijk gemeend alle
bijzondere ontvangsten, alsjaarlijksohe bij
dragen, giften, gelden uit de bus, tijdelijk te
moeten beleggen, om bij onvoorziene uitgaven
dadelijk daarover te kunnen beschikken, on
vooral om de zoo noodige verbouwing on
uitbreiding van het hospitaal voor te bereiden.
De belangstelling in de inrichting, waarin
regenten zich in het afgeloopen jaar mochten
verheugen, bleef niet bepaald bjj het schenken
een zoor ie
et verblpf
-•e en
•r.
van geld; zij ontvingen oo*
waardeoron ziekenstool, en, om
in hot hospitaal voor do herstellen,
minder zware zieken te veraangenamen, ty>
schriften, leesboeken en soortgelijke. Dit stelde
hen in staat een begin te maken met het
oprichten van eene bibliotheek.
Aan voeding werd uitgegeven f 7146.97.
Ten slotte maken regenten meldiDg van
een legast, groot f 500, door bemiddeling
van een vroegeren patiënt vermaakt. Derge
lijke en andere schenkingen verheugen hen
zeer, omdat z(j het meest bijdragen om spoedig
den bi) herhaling genoemden wensch te ver
vullen, namelijk het Höpital Wallon meer on
meer eene philanthropische inrichting te doen
worden, alwaar onbemiddelde lijders tegen
zeer lage prijzen en zelfs voor niets eene
liefderijke en doeltreffende verpleging kunnen
ontvangen.
Dr. H. C. Rogge heeft gisteren het hoog-
leeraarschap in de algemeene geschiedenis
aan de stedelijke universiteit van Amsterdam
aanvaard met het uitspreken eener redevoe
ring over de wetenschap der geschiedenis en
hare methode. De plechtigheid geschiedde in
het Nutsgebouw. Zjj word door een aanzienlijk
en talrijk gehoor bijgewoond.
Do Pruisische regeering heeft bepaald
dat de vrjjdom van invoerrecht, welke aan
de bewoners van plaatsen langs de grens
van Nederland ten opzichte van brood en
meelwaren is verleend, voortaan alleen zal
worden toegestaan wanneer het ingevoerde
bestemd is voor het eigen gozin van een
bewoner van het grensdistrict, en wel met
dien verstande, dat de hoeveelheid niet moor
Door tussc£enlróm'ét'"vail W „ro..den
postadministratie, dcch uitsluitend via Bremen,
kunnen thans ook pakketten met aangegeven
geldswaarde worden verzonden naar Shanghai,
tot een maximum-bedrag van fr. 3750.
Het in Noderland te heffen recht bodraagt
12'/, cent voor elke f 100 of gedeelte van 100.
Naar men verneemt, zal Zondag 27 April
a. s. in de Waalsche kerk te Rotterdam het
300-jarig bestaan dier gemeente feestelijk
hordacht worden.
Hot voornemen bestaat, in de maand
September in de omstreken van Hilversum
groote manoeuvres der cavalerie en artillerie
te houden.
Het stoomschip „Prinses Wilhelmina,"
van Batavia naar Amsterdam, vertrok 18 April
van Port-Said.
ROMAN YAN
XAYIER DE MOSTÉPIS.
58)
Paul sprong in de boot, maakte ze los en
roeide de Marne op. In do restauratie op het
eiland dronk hij e3n glas melk en vroeg den
restaurateur, waar hjj het best zijne vissehers-
benoodigdheden kon koopen.
„Bij Tardif, te Saint-Maur, mijnheer," ant
woordde de restaurateur„hij woont tegenover
het postkantoor en heeft oen grooten visch
boven zijne deur hangen."
„Ik dank u wel, mijnheer."
„Wil mijnheer zijn geluk eens met de visch-
vaagst gaan beproeven?"
„Wel ja, voor tijdpasseering."
„Vang maar niet te veel, anders krijgt u
nog twist met de Bunsing!"
„De Bunsing?"
„Ja, dat is de hartstochtelijkste visscher van
de geheele rivier. Hij zit dag en nacht op het
water en maakt van de visscheri) zoo half en
half eene broodwinning. Ik koop dikwijls visch
van hem. Hij is een jongmensch zoowat van
uw leeftijd. Als u hier dikwijls komt, zal u
hem zeker wel ontmoeten."
„Als hi) zulk een behendig visscher is, zal
ik hem vragen of hij mij onderricht wil gaven."
„O! dal zal hij zeker wel doen. Voor eene
flesch brandewijn of een handvol sigaren kan
men alles van hem gedaan krijgen."
Paul bedankte den restaurateur en roeide
naar Saint-Maur, waar hij zyn brief bezorgde
en vischtuig, hengel en wormen kocht.
Vervolgens rooide hij de Marne weer op, om
eeno geschikte plaats uit te kiezen, waar hij zijne
boot kon vastleggen en zijn snoer uitwerpen.
Hij vond een allerbekoorlijkst plekje r.abij
eene villa. Aan den waterkant stonden wilgen,
wier takken ver over het water reikten en
hem zoodoende tegen de zon konden bescher
men. Do blaasjes, die voortdurend aan de
oppervlakte van het water kwamen, deden
hem vermoeden, dat hier een goede buit te
halon was. Hy roeide er dus heen, zette met
de riemen zijne boot vast en wierp zijn aas uit.
De villa, die de aandacht van Paul getrok
ken had, heette „Le Petit-Castel".
Het bleek, dat Paul zeer gelukkig was ge
weest in het kiezen van zijne plaats, want zijn
dobber ging al spoedig onder water en hij
haalde een flinken baars op.
Dit succes moedigde Paul aan en vol moed
wierp hij opnieuw het snoer uit. De visch
liet zich niet onbetuigd en elk oogenblik haalde
onze visscher een baars of een voorn op. Hij
vergat alles om zich heon, tuurde onafgebro
ken naar den dobber en slaakte een kreet van
vreugde, telkens wanneer hij zijne buit zag
vermeerderen.
Hy was zóó verdiept in zijne visscherjj, dat
hij de jongedame niet bemerkte, die, terwijl
h(j vlschte, plaats had genomen op de bank
aan den oever.
Ook die joDgodame onze lezers begrijpen
dat het niemand anders kan zijn dan Martha
Berlhier - ontdekte den visscher niet, die
nabij den tuin het water ontvolkte. Zy las met
de grootste aandacht in een roman van Emile
Do Girardin, getiteld „Margaretha of de twee
verliefden".
De heldin van dezen roman wordt door twee
jongelieden bemint, en bemint hen beiden eveD-
zeor. Martha was juiBt aan een punt genaderd,
waar Margaretha zogt:
„Zonder Robert De la Tresnaye zal ik niet
kunnen leven",
en er terstond op laat volgen:
„"Wannoer ik do vrouw niot word van Étienne
Darnac, zal ik sterven."
Martha had nog nooit liefde gevoeld en het
gelezone stemde haar tot diep nadenken. Zy
kon zich onmogelyk verplaatsen in den toe-
stand van de heldin uit hareu roman.
„"Wanneer ik ooit beminnen zal, dan gevoel ik
wel, dat ik myn hart niet zal kunnen verdoelen.
Het zal slechts één man kunnen toebehooren."
Een vreugdekreet klonk in hare onmiddel-
lyke nabyhoid en brak haren gedachtenloop
af. Paul haalde weder een grooten baars op.
Martha zag rond en ontdekte nu den vis
scher, die nieuw aas had aangeslagen en nadat
hy het snoer weer had uitgeworpen, met de
grootste aandacht naar den dobber tuurde.
Zij naderde den oever, en zag oplettend naar
den haar onbekenden visscher. Paul was een
schoon jongmensch in den volston zin van
het woord. Hy had iets dweepends, iets droo-
merigs in zyn gelaat en vooral in zijne oogen,
zooals men dat by groote denkers en poëten
aantreft. Al meer en meer naderde zy den
waterkant, maar Paul zag niets behalve zyn
dobber, totdat een gil van Martha hem einde-
lyk verschrikt deed overeindspringen. Zy was
nameiyk den waterkant te dicht genaderd,
en op een glibberiger, steen uitgegleden. "Wei
nig had het gescheeld of zy ware naast het
bootje van Paul in het water gevallen, maar
zy greep nog intyds een tak en hield zich
staande. Haar boek was echter aan hare hand
ontschoten en in het bootje terechtgekomen.
De beide jongelieden zagen elkaar ver-
legen aan. (Wordt vervolgd.)