feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Het Roode Testament. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S maasden1.10. Franoo per post1.40. Afzonderlijke NommersB 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 16 regels f 1.05. leiloro rogol meer 0.17 J. Grootero lettorB naar plaatsruimte. Voor het in- casseeren buiten do stad wordt 0.10 borokend. Onieieele Kennisgevingen, Burgemeester en Wethouders der gomeento Leiden Gezien art. 10 der wet van den 4den Juli 1850 (Staatsblad No. 87) zooals die iB gewijzigd bij het Ylldo additioneel artikel der Nieuwe Grondwót, Brengen tor algemeene kennnis, dat do lijsten der personen, die tot het verkiezen van leden van de Tweede Earner der Staten-Generaal, van de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad bevoegd zijn, op heden zijn vastgesteld en gedurende de eerstkomende veertien dagen voor een ieder ter inzage nedergelegd zijn op de Plaatselijke Secretarie, terwijl een exemplaar van elk der lijsten is aangeplakt op de kleine pers van het Itaadliuis en iedor persoon, bevoogd tot uitoefe ning van het kiesrecht, gerechtigd is bij ongezegeld verzoekschrift tegen die lijsten bezwaren in te dienon binnen den tijd van veertien dagen. Voorts wordt bekend gemaakt dat eono opgave van de personen, die van de lijsten zijn geschrapt, mede op de kleine pers van het Raadhuis is aange plakt met vermelding van do oorzaken waarom zij daarop niet meer voorkomen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTEIt, Burgemeester. 15 Maart 1890. E. KIST, Secretaris. MHIdc. De Regeering heeft by de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend, dat gevolg geeft aan haar reeds by de algemeene beraadsla gingen over de Staatsbegrooting voor 1890 aangekondigd voornemen, om tijdig een voor stel te doen tot het in dienst houden na 1 Mei 1800 van zeven lichtingen der militie te land en van zes lichtingen der zeemilitie. Tot rechtvaardiging van dezen maatregel wijst zij op snel opkomende politieke ver wikkelingen, welke onverwacht verandering kunnen brengen in den meer vredelievenden algemeenen toestand in Europa; op de voort durende uitbreiding van de legersterkte bij de meeste Europeesche mogendheden en op de omstandigheid, dat de organisatie van de levende strijdkrachten in ons land in een tijd perk van overgang verkeert, nu eene betere regeling van den verplichten krijgsdienst eer lang, naar de Regeering zich vleit, zal kunnen tot stand komen. Mocht onverhoopt in dezen teleurstelling worden ondervonden, dan zal men nader moeten overwegen, welke maatregelen ter voorziening in de behoefte aan levende strijd krachten zullen te nemen zijn, en zal wel licht voorloopig tot eene herziening van de tegenwoordige militiewet moeten besloten worden. De Regeering acht het echter niet raad zaam eene zoodanige wijziging in de bestaande militiewet, door het blijvend karakter, dat zij althans schijnbaar zou dragen, op dit oogen- blik voor te stellen. Omtrent het gebruik, hetwelk de Regeering zich voorstelt van de twee beschikbaar ko mende lichtingen te makon, wordt, wat de zeemacht betreft, medegedeeld dat, moge by het in dienst houden van v(Jf lichtingen vol doende kunnen worden voorzien in het noo- dige personeel voor de verdediging te water en alsdan reed3 eenige reserve overblijven, de reservo evenwel niet toereikend is te achten, om bp een voortgezetten oorlog do geleden verliezen te kunnen aanvullen. Yoor dit doel wordt de zesde lichting aan de reserve toegevoegd. Ten aanzien van de landmacht ligt het in de bedoeling dat, indien eene zevende lichting miliciens beschikbaar komt, het personeel, dat in geval van mobilisatie niet wordt vereischt voor het op voet van oorlog brengen van de onderdeelen der corpsen, alsdan, in 't alge meen, aanvankelijk bij de depots zal worden ingedeeld, en wordt het verder noodzakelijk geacht dat al dadelijk maatregelen worden genomen tot het verkrijgen van het kader, dat voor het doeltreffend gebruik van voor meld personeel onmisbaar wordt geoordeeld. Aangezien de ten deze te treffen voorzie ningen hoofdzakelijk op het wapen der infan terie betrekking hebben, wordt dat wapen volgens do memorie van toelichting in de eerste plaats in beschouwing genomen en zal daarna achtereenvolgens hetzelfde geschieden met de artillerie en de genie. "VVat de cava lerie aangaat, zal het beschikbaar stellen van zeven lichtingen miliciens geen invloed hebben op den toestand bjj dit wapen, dewyi de derde lichting en de oudere lichtingen voor den trein zijn aangewezen, zoodat de sterkte der regimenten huzaren geene vermeerdering ondergaat. Ofschoon de bedoelde maatregelen eene wijzi ging in de raming van onderscheidene arti kelen der oorlogsbegrooting voor 1890 zullen ten gevolge hebben en de minister van oorlog, nadat omtrent het in dienst houden van zeven lichtingen zalzjjn beslist, een daartoe strekkend wetsontwerp zal indienen, zal eene verhooging van het eindcijfer der begrooting voor het loopende jaar uithoofde van die maatregelen niet worden vereischt. KOLONIËN. BATAVIA, 10-12 Febr. Vervolg Een door de regeering van den resident van Palembang ontvangen telegram, gedag- teekend 8 dezer, meldt het volgende: „Gisternamiddag via Tebing Tinggi tele- graphisch bericht ontvangen, dat établisse- I mest te Soerolangoen in nacht 2 op 3 dezer door bende circa 150 Djambiurs onverhoeds is aangevallen; slechts dak gevangenis door schoten ligt beschadigd." De „Deli-Crt." ontving 13 Febr. uit Batavia het volgende telegram: „Atjeh openkappen terrein Pakankroëng Tjoet drie minderen gesneuveld tweede luitenant infan terie Ferguson, (officiêele telegram meldt laatste echter niet). Kapitein staf Van Heutz eerste berichten doodeiyk gewond, latere toestand iets beter." Nadere bijzonderheden omtrent het ge beurde bjj het openhakken van het terrein om Pakankroëng Tjoet, over Penang door de „Deli-Ct." ontvangen en welke het blad onder reserve mededeelt, vermelden eveneens het overlijden van kapt. v. Heutz. Het aantal gewonden bedroeg 17 minderen. Zoowel v. Heutz als Ferguson waren gehuwd. Mevrouw v. Heutz was op Atjeh, mevrouw Ferguson te Batavia. De begrafenis heeft op Kotta- Radja plaats gehad. Met deelneming verneemt het „Bat. Nbl." het plotseling overlijden te zijnen huize te Menteng van mr. G. J. Keiser, president van den Raad van Justitie te Batavia, een hoogst bekwaam jurist, oen humaan en al gemeen geacht man in den bloei van het leven. Eene zeer kortstondige ziekte rukte hem weg uit zijn werktwee dagen geleden presideerde hy nog den Raad van Justitie, waartoe hy benoemd werd op 30 April 1883. Van den resident van Timor en onder- hoorigheden is het volgende telegram ont vangen Koepang, 2 Februari. „Op politiek gebied niets bijzonders voorgevallen. Gezondheids toestand minder gunstig." Blijkens b(j het gezondheidsambt te Djeddah (Arabië) ingekomen mededeelingen van de in bijzondere zending in Assyr aan wezige geneesheeren, schijnt de pest aldaar als geweken te mogen worden beschouwd. Ten, gevolge van de in Mesopotamië heer- schende cholera en van den hongersnood in de binnenlanden van den Hedjaz kan het niettemin als zeker geacht worden, dat ook gedurende dit jaar de deelnemers aan de bedevaart naar M9kka door groote gevaren worden bedreigd. (./.-Cf.; By besluit van den gouverneur-generaal is het getal Europeesche veeartsen van 7 op 15 gebracht. Volgens het „Bat. Nbl." gaat mr. Cornets de Groot, lid van het hooggerechtshof, 's lands dienst met ponsioon verlaten en in Juni a s. repatriëeren. Met leedwezen vernamen wjj dat do 1ste luitenant der infanterie B. P. Engolbort van Bevervoordo, ridder der militaire Willemsorde, in garnizoen ter Sumatra's Westkust, zich door middol van een revolverschot van het levon heeft beroofd. De overledene moet aan hypochondrie goledon hebben. (Bat. Nbl.) Door den gouverneur-generaal van Ned.-Indlö zijn de volgende beschikkingen genomen Civiel Departement. Benoemd: Tot hoofdonder wijzer op do school te Bandoeng (Preangcr Rog.) Yoor zonen van inl. hoofden en andere aanzienlijke inlanders, do onderwijzer lsto kl. by het openb. lager onderwijs voor Europ. en met dezen gelijkgestelden B. Stoutjesdijktot ambtenaar bij de in- en uit voerrechten en acc. do hoofdopziener bij die middelen L. F. Longpré. Belast: Met de waarneming dor betrekking van adj.-controleur der in- en uitvoerr. en acc. te Sonia- rang M. Kuipers. Benoemd: Tot onderwijzor lste kl. de hoofd- onderv. aan de school te Bandoeng (Preanger Regents.) voor zonen van inl. hoofden en andere aanzienlijke inlanders J. G. Theunissen. T ij del ij k belast: Met do waarneming der be trekking van onderwijzer 1ste kl. de ambtenaar op non-act. J. O. L. Diicker. Belast: Met de waarnemiüg der betrekking van controleur lste kl. bij het B.-B. op de bezittingen buiton Java en Madura G. W. II. Teltzer. Geplaatst: In do ree. Oostkust van Sumatra, de benoemde adspirant-eontr. II. P. Wagner. Bepaald, dat geplaatst b 1 ij f tIn do ree. Oostkust van Sumatra, de bon. contr. 2de kl. A. L. Kamoriing. Ingetrokken; Do verplaatsing van de ros. Benkoelen naar do res. Zuidev- en Oostcrafdccling van Borneo, van den contr. 2de kl., sedert bevorderd tot lste klasse J. J. F. Scbreuc-1, met bepaling, dat bij in eerstgenoemd gewest werkzaam blijft. Verplaatst: Van de res. Benkocleu naar de ros. Zuider- en Oosterafd. van Borneo, de contr. 2de kl. G. F. M. Liebert. Benoemd: Tot bulponderwijzerea, E. A. S. Haak Bastiaanee en H. J. B. Elbcrg, boiden thans tijdelijk als zoodanig werkzaam. T ij d e 1 ij k werkzaam gesteld: Als hulp- onderwijzeres, M. A. Gla8macher, thans te Batavia. Geplaatst: Aan de openbare lagere school te Lawang (Pasooroean), de tijdelijk werkzaam gestelde hulponderwijzers M. A. Glasmaclier voornoemd. Overgeplaatst: Van de op. lag. school te (Pasoeroean) naar de op. lagere echool te Malang (Pasooroean), de onderwijzer 3de kl. F. Van der Woudc. Van de op. lste lagore school to Gombong (Bagelen) naar do op. lag. school to 8aparoea (Amboina), do onderwijzer 3do kl. N. Ketelaar. Van de op. lag. ach. te Saparoea (Amboina) naai de op. lste lag. sch. te Gombong (Bagelen), de onder wijzer 3de kl. M. J. Mcyor. Dcparlement van Marine. B e n o e m d Tot com mandeur van het vak van scheepsbouw bij het marine établissement te Soerabaia, do vioe-commandcur van dat vak bij genoemde inrichting J. P. Houtbuyscn. CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk kon, waarvan de inzenders hun naam niet aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst tor z\jde gelegd. KOMAN VAN XilVIER DE JIOSTÉPISf. 12) „H(j zal zoker b(| een anderen zieke z(jn opgehouden en wel spoedig komon." „Ik hoop het." „Zal ik het déjeuner brengen? W(j hebben gebraden ossenvleesch met groenten." „Dank u; ik heb geen eetlust." „U moet u niet te veel aan uwe smart over geven, mejuffrouwsmart en vermoeienis zou den u ook wel eens ziek kunnen maken." „Het zou m(j nu onmogelijk wezen iets te gebruikenik ben te ongerust." „Zooals u wilt, mejuffrouw; als do eetlust kómt, moet u maar roepen. Voor huurders zooals u, fatsoenlijke menschen, die prompt betalen, loop ik door een vuur." Een treurige glimlach plooide de lippen van het meisje, de waard groette en wilde zich ver wijderen, toen zij hem terughield met de vraag: „Is de brievenbesteller reeds voorbij?" „Ja, mejuffrouw, de eerste post is voorbij." „Komen daarmee ook brieven van het bui tenland?" „Neen, mejuffrouw, die komen met de tweede post." „Hoe laat komt die?" „Tusschen tien en elf uren en het is nu nog geen tien. Verwacht u een brief uit het buiten land, mejuffrouw?" „Een brief voor mijne moeder, ja, mijnheer! Als hij komt, wees dan zoo goed hem mU dadelijk te brengen." „Ik beloof het u." De waard verliet de kamer. „Hm," mompelde hu, terwyi hy de trap afging, „die twee vrouwen wachten een brief met gelddat ken ik, die brieven komen nooit aan. Ik geloof dat het met de kas van die vrouwen treurig gesteld is. De rekening van den apotheker zal ook heel wat bodragenik moet voorzichtig zyn en mijne rekening niet te hoog laten worden." Terwijl de herbergier deze alleenspraak hield, telde Martha haar geld na. „Vyf franken en zes sous," sprak zU treu rig; „dat is alles, wat ons overblyft en die brief komt maar niet. Sedert drie weken heb ik reeds herhaalde malen geschreven om het geld, dat ons toekomt, en men antwoordt niet. Wat beteekent dit stilzwegen? Ik ben bang. Zou de bankier mUne moeder bestolen heb ben? Neen, neen, dat ls onmogeiyk, dat zou te laag, te slecht zyn. Dan stond do zwartste ellende ons te wachten; my'ne moeder ziek en geen geld, geen brood, ik mag er niet aan denken „Martha! Martha!" onderbrak eene zwakke stem hare treurige alleenspraak. Het meisje liep snel naar het bed. „Heeft u geroepen, lieve moeder?" vroeg zy. „Ja, lief kind," antwoordde de zieke; „ik heb dorst, myne keel brandt." Martha vulde een glas half met water en gaf het der zieke, die het gretig leegdronk. „Hoe gaat het vanmorgen, moederlief?" „Ik geloof dat het wat beter is, hoewel de koorts nog Z9er hevig is." Een droge hoest volgde op deze woorden on ^lartha greep de handen van de zieke. „Zy gloeien," zeide zy, „maar minder dan gisteren." „Ik geloof dat de dokter laat komt." „Een weinig, maar hy heeft het ook zoo druk; hy zal wel spoedig komen." „Met wien sprak je daar straks?" „Daar straks?" vroeg het meisje verward. „Ja, ik hoorde je stem en nog eene andere." „01 jaik sprakhet was de huis heer." „Bracht hy een brief uit Genève?" „Neen, moeder, nog -niet." „Nog niet; dat duurt lang. Waarom ant woordt mynheer Darcler ons niet?" „Hy is misschien op reis en heeft zyn ver tegenwoordiger geene orders achtergelaten." „Ja, dat zal het zyn, dat moet het zyn. Mynheer Darcier is oen eeriyk man en daaren boven was hy ons zeer genegen. Hy zal ons niet bedriegen; wy zullen geduldig wachton." „Mpn God!" dacht Martha, „als zy eens wist, dat ons geld byna verteerd is, dat wy niet wachten kunnen, welk eene smart voor haar." „Maar wat kwam de herbergier doen?" vroeg de moeder. Thans moest Martha antwoorden. „Hy kwam met zyne rekening," zoido z(|. „En heb je hom betaald?" „Het moest wel." „Maar dan zal je niet veel hebben overge houden." „Niet veel, dat is zoo, liove moeder, maar toch genoeg om het antwoord van mynheer Darcier af te wachten en de duizend franken, die wy hem gevraagd hebben." „De brief zal nu niet lang meer wegblijven maar moet go niet ontbyten?" „Ik zal later wel ontbyten, ik hob niet voel eetlu'.t, want ik heb vanmorgen reeds een kop bouillon gedronken,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5