N°. 9226. Maandas; 17 Maart. A0. 1890. De Leidsche grensverplaatsing. Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 15 Maart. feuilleton. Het Roode Testament. PRIJB DUMB COURANT. ▼•or Leid«s p8 ousln.l.it. Franco per poxilit. ▲fMnderltfk* NoMxaen.0.08. De geschiedenis van het gemeentewezen in Nederland klimt op tot de middeleeuwen, toen in den strijd tusschen de als souvereinen optredende groote leenmannen en de aan bun oppermacht weerstand biedende lagere adel lijken de eersten het in hun belang achtten, zich den steun te verzekeren van de vrye handwerkslieden en handelaarsdeze, gevestigd in dichter bevolkte centra, waarvan de ligging voor hun bedrijf gunstig was, en wier getal voortdurend toenam door de komst dergenen die onder de werking van ten hunnen bate uit gevaardigde landsheerlijke beschikkingen zich van bet juk der lijfeigenschap of hoorigheid wenschten te bevrijden, vormden weldra een macbt, welke die der in aanzien verminderende leden der adellijke geslachten over het hoofd groeide. De politiek-maatschappelijke bewo ging, gewoonlijk aangeduid als de „opkomst •van den derden of vrijen burgerstand", be paalde zich niet tot de lage landen langs de Noordzee; men ontmoet haar in geheel wes telijk Europa, ofschoon de omstandigheden, onder welke zy plaats greep, en de uitbreiding, tot welke zij aangroeide, niet overal dezelfde waren. De gemeenten, met haar uiteenloopende, dikwijls tot den prijs van zware offers ver kregen rechten, waren verplicht haar zelf standigheid zoo noodig gewapend te hand haven, en dat is oorzaak dat haar grenzen gewoonlijk bepaald waren door de eischen der verdediging. Meestal strekte haar rechtsgebied zich niet verder uit dan haar wallen en grach ten wat daarbuiten lag vormde niet een andere gemeente, maar behoorde tot het platteland, onder de jurisdictie van den edelman, wiens geslacht daar oorspronkelijk de heerschappij had uitgeoefend. Er waren geen andere ge meenten dan de steden; zelfs in de dagen van de republiek der Geüniêerde gewesten kan men niet spreken van plattelandsgemeen ten, want wat men thans onder dien naam verstaat, werd in de provinciale vergaderingen door de ridderschap vertegenwoordigd. De nieuwere orde van zaken, door de om wenteling van het eind der vorige eeuw voor bereid en door de staatsinstellingen van 1814 bevestigd, liet de bevoorrechte positie der steden varen en paste gelijke staatkundige rechten als deze bezaten op het platteland toe. Dat hieruit een onevenredigheid ontstond tusschen bevolkingscijfer en grondgebied, is duidelijk; de groote uitgestrektheid lands,tot dusver buiten de kringen der stedelijke ge meenten vallende, werd eenvoudig over de landelijke gemeenten verdeeld, terwijl de eer sten het met haar oude grenzen voor lief moesten nemen. Alleen zijn hier en daar, waar de open, niet voor de landsverdediging ingerichte plaatsen, men noemde ze ook vlekken door aanbouw in haar onmid dellijke nabuurschap feitelijk eenige meerdere uitbreiding hadden gekregen, die grenzen verlegd geworden; hetzelfde geschiedde, als de stedelijke gemeente op de eene of andere wijze eigenares was geworden van een aan grenzende heerlijkheid, welke dan ook binnen haar grondgebied werd getrokken. Het spreekt vanzelf dat hierdoor de oude vestingen in de ongunstigste conditie geraak ten; zelfs nadat z(j, door de veranderingen in de wijze van oorlogvoeren, haar strategische waarde verloren hadden en de wallen waren geslecht, ontmoette hare uitbreiding hinder palen. Liet zich aanvankelijk dit bezwaar niet sterk gevoelen, hot werd anders, toen z(j meer en meer een deel der plattelandsbevol king naar haar naaste omgeving zagen ver huizen. De gemeenten, welke het gunstigst zijn gelegen voor handel en nijverheid, of die door bijzondere inrichtingen, door de samenwer king harer burgers tot stand gebracht, velen tot zich trekken, kregen min of meer uitge breide aanwassen, bewoond door personen in geen enkel opzicht onderscheiden van het geen men den kern der bevolking zou kunnen noemen. Alleen konden dezen, als wonende buiten het gemeentelijk grondgebied, niet ge noodzaakt worden deel te nemen aan de lasten, die uit den aard der zaak de ge meenschap oplegt aan allen, die er deel van uitmaken; zij bleven behooren tot de aangren zende gemeente, waarvan het middelpunt op vrij grooten afstand ligt, en in welker veel geriDger behoeften het hun gemakkelijker viel voor hun deel te helpen voorzien. B(j de handhaving van het beginsel der gemeentelijke autonomie met betrekking tot do voorziening in gezamenlijke behoeften, werd een dergelijke wanverhouding tusschen bevolkingscijfer en grondgebied een bron van moeieiykheden. Men moest niet zelden een keus doen tusschen twee op zichzelf niet aan nemelijke stelsels: öf de feitelijk tot dezelfde, in naam en wettelijk tot een andere gemeente behoorende burgers zooveel mogelijk uitsluiten van de voordeelen der gemeenschap op grond dat zij de daaraan verbonden uitgaven niet mede hielpen bestrijden, óf er eenvoudig in berusten, dat slechts het binnen de oude grenzen wonende deel der burgerij Toor de betaling was te vinden. In de meeste gevallen werd het laatste gekozen. Zoo moest men ook lijdelijk toezien, dat een deel der burgers zich vestigde buiten die grenzen, niet om dat zij zich aan de gemeenschap onttrokken,— integendeel, zy bleven in werkelijkheid daartoe behooren, maar omdat zij er fmantiöel voordeel in zagen, op die wijze vrijstelling te erlangen van gemeentelijke belastingheffing tot bestrijding van uitgaven, ook in hun belang gedaan. Vandaar dan ook dat in den laatsten tijd de aandrang sterker is gewordon om tot een verlegging van grenzen over te gaan, ten einde degenen, die door samenwoning rondom een gemeenschappelijk middelpunt tot de zelfde burgerlijke gemeenschap behooren, in gelijke verhouding te brengen. Voor onze gemeente is dit vraagstuk sinds lang aan de orde, en een plan tot oplossing bevindt zich thans in het stadium van voorbereiding. "Wy hebben tot dusver gesproken van het algemeen beginsel en wenschen ons daarby te bepalen, zonder ons party te stellen vóór of tegen de byzonderheden der voorgestelde regeling. Het is ons aangenaam te mogen constateeren dat hier, te Leiden, wat men gewoon is „de politiek" te noemen, naar alle waarscbynlykhoid buiten de quaestie zal blij ven. Zoo behoort het ookhet besef van het algemeen belang moet uitsluitend de maat staf van beoordeeling blyven. Hot is een dwaling te onderstellen, dat voor de uitvoering van het plan de toestem ming van al de betrokken gemeenten noodig is. Haar vertegenwoordiging in duplo geeft advies, dat in handen van de Gedeputeerde Staten wordt gestelddit college adviseert op zyn beurt aan de Hooge Regeering, op wier voordracht de "Wetgevende Macht heeft uit te maken, of het algemeen belang do voorgestelde grensverandering billijkt. Het ontwerp daartoe wordt dus als een gewone wet behandeld, en na eventueele goedkeuring door de beide Kamers door den Koning be krachtigd. Het is zeer moeilyk, een quaestie als deze, zuiver objectief te beschouwen. A. zal by- voorbeeld zeggen Ik betaal thans 25 gulden belasting, wordt de grens verlegd dan heb ik 40 gulden to betalen, derhalve ben ik er tegen. B. redeneert aldusWanneer de grens wordt verlegd valt het huisje, dat ik bewoon, in de termen van vermindering voor den aanslag in de personeels belasting wegens de huurwaarde; ik zal dus by de veranda- FBI» DMB ADTBBÏBNTUM! Tu 1—1 ngds l.N. Man ngtl BMT/riT). Mm Ut tan HU flMfcnlate. Toar bat la. aaaaaaia» trattm da ital wordt a.ia banktnd- ring 5 of 6 per jaar profiteeren, derhalve ben ik er zeer voor. C., eigenaar van huizen, buiten de grens, vreest dat zoo de voornaamste reden is weggenomen waarom menig Leide- naar zich daar vestigt, de huurders minder gretig zullen zjjn, en hy dus vermindering van huurpryzen zal te vreezen hebben, schaart zich onder de tegenstanders. Een Leidenaar, die meent dat de gezamenlyke lasten, over meer personen dan tot heden toe verdeeld, minder zwaar zullen zyn voor ieder afzon- deriyk, zal desgevraagd vóór stemmen. Een ander, het oog vestigende op de vele uitgaven, die de gemeentelyke kas in de eerste jaren zullen drukken ten einde in de buiten- wyken toestanden te verbeteren die daaraan dringend behoefte hebben, ducht integendeel verhorging van omslag in de inkomstenbelas ting en zou het plan liever in den doofpot zien verdwynen. Het oordeel wordt ook niet zelden beheerscht door de vraag, of men per soonlek eenig voordeel zal hebben by de te verwachten verbeteringen, die de annexatie zullen volgen, en in hoeverre deze opwegen tegen vermeerdering van belastingaanslagen. En zoo beziet elk de zaak van zyn eigen standpunt, haar bepleitende of bestrydende met argumenten, over welker waarde het moeieiyk valt uitspraak te doen. Wenschelyk is het zeker, vraagstukken als deze wat breeder op te vatten, en zich daarby op het standpunt van het algemeen belang te plaatsen. Hoe moeieiyk dit ook zyn moge, wy vertrouwen dat het gemeenschaps gevoel van allen, die by het noemen van het „hun dierbaar plekje grond" niet uitsluitend het oog richten naar den dorpstoren in het verschiet, ook eenig gewicht in de schaak zal leggen. Aan de universiteit alhier is het oendidaats- examen in de rechten afgelegd door den heer B. J. Lycklama a Nyeholt; het aanvullings examen in plant- en dierkunde door den heer J. J. L. Van den Hom van den Bos. Het tekort der Christelyke scholen voor on- en minvermogenden te dezer stede is ruimschoots gedekt, dank zy de aanbieding van vele gaven, zoo groote als kleine. Aan 's Ryks kleedingmagazyn te Am sterdam zyn aanbesteed paardendekens, waar voor werd ingeschreven door de firma Gebrs. Van Wyk, alhier, voor f 12.10, en halve paardendekens, waarvoor werd ingeschreven door dezelfde firma, voor f G.60 per stuk. ROMAN VAN X1TIER DE MONTÉPIJf. 9) „Eene maand na de geboorte van Mane heb ik de vaders der zes kinderen by my ontboden en heb hun eene gouden medaille gegeven; elk van deze medailles draagt een nummer en den datum der geboorte. Ik heb zeven medailles laten maken, ééne bevindt er zich nog in myn bezit. Op vertoon van deze medailles zal het bedrag door my of myn notaris worden uitbetaald. „Als by de opening van myn testament één of meer van de erfgenamen overleden zyn, zal hun deel gelykelyk onder de anderen worden verdeeld. „Ten einde te voorkomen, dat dit vermogen in verkeerde handen valt, heb ik het op eene geheime plaats geborgen. By myn overlyden begeeft de notaris zich naar de Nationale Bibliotheek en vraagt daar een werk, getiteld „Het roode Testament, gedenkschriften van „den heer Do L-.ffémas, om te dienen tot de „geschiedenis van Zyne Eminentie den kar- „dinaal De Richelieu, eersten minister van Zyne i des Granges 1 do Mer la Fontaine scptième dalle noire de la chapelle 1 comptant 1 partir du coin 1 gauehe „Christeiyke Majesteit koning Lodewyk XIII. „Uitgegeven te Amsterdam. Anno Domini „1674." In dit boek zal hy bladzyde 20 op- zeeken, waarop eenige woorden met rooden inkt zyn onderlynd. Deze woorden schryft hy op en zy zullen hem zeggen, waar het kapitaal verborgen is. Legt men de zeven medailles naast elkan der, dan zullen ook deze de plaats aanwy- zen en wel Chatoai Dix En „Op den dag hunner meerderjarigheid, of anders na myn overlyden, zullen de zes kin deren zich aanmelden met hunne medaille en de papieren, waaruit zal moeten blyken, dat zy degenen zyn, die ik hieronder beschryf. „No. 1. Graaf Fabieu De Chatelux, zoon van graaf Jean De Chatelux, overleden, en van Georgine De Graves, rue de Tournon 19. No. 2. Deze medaille is by het testament gevoegd. No. 3. Renier Didier Lébarre, zoon van Di- dier Lébarre, advocaat, overleden; on Marie Thérüse Touvel, ruo du Cherche-Midi 52. No. 4. Amedée Duvernoy, zoon van Nicholas Fulgenée Duvernoy, scheepsschilder en Cele- stine Virginie Baudoin, rue de Vaugirard 25. No. 5. Prosper Jules Boulenois, zoon van Gratiën Boulenois, schrynwerker, en Joanne Dupuis, rue dos Récollets 17. No. 6. Martha Emilie Borthier, dochter van Jean Berthier, overleden, en Marie Périne, weg van Losanne No. 49, te Genève. No. 7. Albert Paul Fromental, zoon van Raymond Fromental, kantoorbediende, en Marie Tourny, overleden, rue Saint-Louis- en-l'Ile 34. „Gedaan te Parijs, den 22sten Mei 1879." „Philippe Armand, graaf De Thonnerieux." Het blad papier was geheel volgeschreven. De graaf De Thonnerieux vouwde het dicht, sloot het in eene enveloppe en schreef daar weder op: „Dit is myn Testament." Vervolgens drukte hy op eene veer in zyn schryfbureau, waardoor eene geheime lade openschoof, waaruit hy eene gouden medaille nam, waarop aan beide zyden gegraveerd was 2 1860 10 Maart Deze medaille sloot hy by het testament in de enveloppe, welke hy mot zwart lak verzegelde, en borg toen alles in een yzeren kis'je, waarvan hy den sleutel by zich droeg. Daarop viel hy, uitgeput van vermoeienis, achterover in zyn fauteuil. Er werd aan de deur geklopt. „Binnenriep de graaf. Jétöme verscheen aan de deur. „Ik hoop dat mynheer de graaf nu ge reed is met zyn werk." „Ja, ik ga slapenhet moet reeds laat zyn. „Laat? Ik zou het wel denken; het ia reeds vier uren." „Zoo, dat had ik niet gedacht." „Het vuur is uitgegaanwaarom heeft mynheer de graaf my niet geroepen om hét weer aan te maken?" „Ik was niet koud. Komaan, help my naar bed." De kamerdienaar nam zyn heer onder den arm en hielp hem zyne slaapkamer te bereiken, waar hy hem uitkleedde en te bed legde. VI. Den 23sten Mei, den dag na den aanvang van ons verhaal, ongeveer acht uren in den morgen, verlieten twee mannen de gevangenis te Nimes en richtten hunne schreden naar de stad. Aan hunne vaalbleeks gelaatskleur was het duideiyk te zien, dat die twee mannen een tydlang van de vrye beweging in de open lucht verstoken geweest waren. (.Wordt verrn'od.t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5