DAGBLAD. N». 9204, Woensdag 19 Februari. A". 1890. fese {jouraat wordt dagelijks, mot uitsondering ran <§pnen feestdagen, uitgegeven. Feuilleton. Het verhoor op 's-Gravenstein, FKIJa DXXXB OOTJBJJTTl (M IMAm pu I umlUaUt Fnaoo par poati.i.Ttii. LH. Afteadutgk* Ma raus cm ADvitETi_, i-rawi Ta» 1—1 rafala /l.H. Iadara ratal aaar/t.lTfc Iraolan laHara naar plaatarmlmla. Toor bat ta- aaaaaaran baltaa da atad rordt barakand. INGEZONDEN. Fanfare- of Instrumentale- muziek gezelschappen. In België en het noorden van Frankryk treft men in een aantal dorpen en dorpjes gezelschappen aan van dilettant-beoefenaars van instrumentale muziek. Zy benuttigen de lange winteravonden tot het instudeeren van muziekstukken, waarmede ey by de talrijke wedstrijden in den zomertijd een pr(js trachten te veroveren. Bovendien gebruiken zy hunne talenten om het leven in hunne dorpen door vrjj veelvuldig voorkomende publieke uitvoeringen op te vroolijken en de saaie eentonigheid daarvan te breken. Want niet alleen geven de publieke uitvoeringen aan jong en oud gratis, of voor een minimum-entréeprtjs, eenig amusement hetzij dan van groote of kleine keur maar ook de aanstaande wedstrijden en de kansen op een prijs, welke men daarbij hoopt te behalen, geven reeds lang vooraf eene zekere spanning, eenig publiek leven, dat niet enkel tot inspanning van alle krachten leidt, maar bovendien den medewerkers eene nuttige en opwekkende bezigheid in hun vrijen tijd ver schaft. En men moet niet onderstellen dat deze musici geen hooger peil bereiken dan dat der zoogenaamde (Duitsche) muzikanten die maar al te dikwijls onze rustige straten on veilig makenintegendeel brongen zij het dikwijls tot eene hoogte, welke verwondering wekken moet als men de omstandigheden in aanmerking neemt, waaronder zij zich vormen moeten, en de elementen, waaruit de gezel schappen zijn samengesteld. Zou het nu niet mogelijk zjjn deze buiten- landsche plant op Nederlandschen bodem over te brengen en zoodoende het „vorsteiyk- vervelend" leven van de meeste onzer dorpen eenigen gloed, eenige afwisseling bij te zetten, iets, dat ook aan het vrouwelijk gedeelte der bevolkingen ten goede komen zou, en welk levensgenot, welke variatie in het leven wordt daaraan thans in onze dorpen aangeboden? Al de hoofden der scholen hebben ook onder hunne studievakken de muziek-theorie beoefend. Zou het nu niet op den weg dier heeren liggen hun landgenooten den dienst te bewijzen, deze m. i. zeer nuttige vereeni- gingen ook bij ons tot stand te brengen en te leiden? Ik geloof niet dat ons volk minder voor ontwikkeling vatbaar is dan Belgen of Fran- schen en twijfel dus niet aan de mogelijkheid van slagen. Wie van die heeren wil zich verdienstelijk maken door het initiatief te nemen? Men weetIs er één schaap over de brug. De heer Mann en andere orkest-directejiren zullen ongetwijfeld door hunne noodzakelijke adviezen de goede zaak, de verspreiding van hunne edele kunst, wel willen steunen. Het aanschaffen van de instrumenten zou wellicht voor enkelen een bezwaar kunnen zijn, doch dat bezwaar bljjkt voor oplossing vatbaar, want ook in het buitenland zijn de leden der vereenigingen volstrekt niet altijd bemiddeld. Masque de (er. Mijnheer de Redacteur! Beleefd verzoek ik u het onderstaande in uw veelgelezen blad te willen plaatsen. Naar aanleiding van de uitgebreide ver handeling in uw nommer van gisteren, aan gaande de vergrooting van Leiden, waag ik het volgende onder de aandacht uwer lezers te brengen. Van algemeene bekendheid is, dat het met de nieuwe grensregeling ernst is, dat vóór 1891 de zaak afgedaan moet z(jn, dus dat er gang in de reeds lang hangende zaak gebracht wordt, en dat men zelfs te Zoeterwoude reeds eene verkiezing van eene commissie of zooge- naamden „dubbelen raad" heeft uitgeschreven. Dit kan dus eveneens in onze gemeente Lei derdorp niet lang meer uitblijven, deze ge beurtenis mag men veeleer in de naaste toe komst verwachten. Eenigen tyd geleden nu kon men in uw blad eveneens opmerken een ingezonden stuk van een Zoeterwouder, in wiens toestand ik mij zeer goed kon verplaatsen. Gezegde Zoe terwouder slaakte daarin de verzuchting, waarvan de inhoud ongeveer overeenkwam met dien van het bekende refrein„Wist ik maar wie ik kiezen kon" enz. Dit zal ook in onze gemeente met velen het geval zijnmen wordt plotseling voor het feit gesteld: op dien en dien datum wordt ge uitgenoodigd elf bekwame mannen uit uw midden aan te wijzen, die de verantwoordelijkheid van den Gemeenteraad in deze materie gedeeltelijk op hunne schouders zullen moeten nemen; mannen, die een zelfstandig oordeel over de aanhangige zaak hebben, en daarvan zullen doen blijken als het er op aan komt; kortom: mannen, die de belangen der gemeente ijverig en trouw zullen behartigen. Nu doet zich in onze anders zoo kalme gemeente het eigenaardige geval voor, dat er twee met elkaar strijdige meeningen heerschen; de ééne beweert b. v. dat het in het belang der gemeente zal z(jn, wanneer de voorgestelde annexatie plaats hebbe, terwijl de andere volhoudt dat het der ge meente tot nadeel zal strekken. Ieder voert hier op zijne wijze gronden voor aan. Een gewoon mensch nu, die niet zoo in gewijd is in de geheimen van gemeente-in komsten en uitgaven, wordt hierdoor het spoor bijster. Men kan dus veilig aannemen dat er kiezers in onze gemeente zullen worden gevonden, die werkelijk moeten be kennen, dat zfj niet weten of zij vóór of tegen de annexatie moeten zijn; en dat wijl zy consciëntieus genoeg zijn om niet eene meening te durven voorstaan, terwijl ze de gronden daarvoor missen. Maar dat is nog niet het eenige: Gesteld, iemand heeft zich eene meening gevormd, en zich, op welke gronden dan ook, geschaard aan de zijde der vóór- of tegenstanders van de annexatie. Dan staat h(j nog voor dezelfde moeilijkheid, daareven genoemd. Men kan toch ieders opinie niet weten omtrent zekere zaak, ook zelfs in eene kleine gemeente als de onze niet. Men zou zich dus deeriyk kunnen vergissen, wanneer men meende zijne stem uit te brengen op een persoon, die gelijke gevoelens koesterde, terwijl later misschien zou blijken, dat die persoon eene geheel tegenovergestelde richting was toe gedaan. Zou het daarom niet hoogst wenschelijk zijn, zoo er vóór dien tijd, dus zoo spoedig mogelijk, eene openbare, algemeene ver gadering van kiezers plaats had, ten einde eene nadere bespreking omtrent deze quaestie uit te lokken, en de gelegenheid open te stellen, om het vóór of tegen hiervan in het licht te plaatsen en te overwegen? Is er niet iemand in onze gemeente, die hiertoe het initiatief wil nemen, en eene dergelijke vergadering beleggen? U, Mijnheer de Redacteur, bij voorbaat dankzeggende voor de welwillend verleende plaatsruimte, heb ik de eer te zijn, Hoogachtend, Leiderdorp, Uw bestendige lezer 17-2-'90. A. v. L. Jz. Gemengd Nieuvvis. Te Hazerswoude brak des nachts brand uit in een tijdelijk met stroo en takken bossen gevulden hooiberg, staande op het erf van den heer Muller. Door spoedig aangewende hulp en het flink werken der nieuwe brand spuit bleef de brand by zijn oorsprong be paald, zoodat aan de gebouwen niet eenige schade kwam, hoewel de brand zich eerst dreigend deed aanzien voor den naast wonen den landbouwer M. J. Langhout, wiens erf en hooiberg met vuurvonken overdekt werden. Te Lisse ontstond een begin van brand in de gemeente-secretarie. Hetzij door het vallen van roet, lietzjj door eene onvoldoende verbinding van schoorsteen en kachelpijp, Lad de zoldering vuur gevat, en zeker ware het nog gedeeltelijk nieuwe raadhuis in vlammen opgegaaD, waren niet aanstonds eenige hulpvaardige en zaakkundige personen toegesneld, die met vereende krachten aan 't gevaarlijk element paal en perk stelden. Te Hilversum zijn op den Ooster spoorweg Zondag-morgen twee goederentrei nen tegen elkander gereden. Het materiëel heeft veel geleden. Persoonlijke ongelukken hebben niet plaats gehad, doch de dienst ondervond vertraging, zoodat de meeste treinen 1 a l'/j uur te laat aankwamen. De Engolsche stoomboot „Pen guin" is in den nacht van 13 op 14 Februari in de Noordzee verbrand. De boot kwam van Harwich en was op reis naar Hamburg. De passagiers en de bemanning redden zich in de booten en worden opgenomen door de Duitsche stoomboot „Viola," welke hen be houden naar Antwerpen bracht. Alle opvaren den verloren hunne geheele have. De oorzaak van den brand i3 onbekend. De lynchwet. Te Crandfordsville, in Arkansas, is iemand, die een jong meisje vermoord had, door de buren gevat, die hem op de plaats der misdaad met eene bijl armen en boenen en eindelijk het hoofd afhieuwen. De „Sheffield Telegraph" meldt dat de vulkaan Zoo, in Japan, is gaan werken. Er werden 35 huizen vernield. De schade be draagt f 8,400,000. Het geheele universiteitsgebouw te Toronto, in Canada, is eene prooi der vlam men geworden. De brand was ontstaan door onvoorzichtigheid der dienstboden, toen dezen 's avonds voor de lessen het licht wilden aan steken. Eene der lampen viel eD de brandende olie verspreidde zich spoedig door de zaal. Ten gevolge van den feilen wind, was blusschen onmogelijk, hoewel de brandweer spoedig ter plaatse was. De geheele bibliotheek, bestaande uit 33,000 boekdeelen en geschat op eene waarde van 100,000 dollars, is vernield. Het geheele ge bouw vertegenwoordigde eene waarde van 1,500,000 dollars. Van dit geheele verlies is niet meer dan 160,000 dollars door verzeke ring gedekt. of de zwartjes-bende. Eeiie geschiedenis uit de lijfstraffelijke rechtspleging. 1) Vóór ruim vijftig jaren woonde er in de Brugstraat te Nieuwerbrug, een gehucht, be- hoorende tot de gemeente Bodegrave, onder het voormalig baljuwschap der stad en lande van Woerden, een paar echtelieden; de man was Jacob Doesburg genaamd en timmerman van beroep; zijne vrouw heette Gerrigje Groenelk en oefende het bedrijf van wolle- naaister uit. Beiden waren hupsche en nijvere menschen, die vlijtig hun best deden voor hun dagelijksch brood en in huislijke eendracht vergenoegd en vreedzaam leefden. Op een Woensdag in het begin der maand December des jaais 1804 vervoegde vrouw Doesburg zich reeds vroeg in den morgen te Woerden bij den baljuw, destijds mr. J. Meulman, en gaf aan dozen overheidspersoon kennis, dat er in dien afgeloopen nacht ten haren huize, door middel van inbraak, eene aanmerkelijke hoeveelheid gemarkte vrouwen kleederen en nog onopgemaakte stukken katoen was gestolen, Z(J wae door droefheid en schrik hevig ontsteld, zoodat zij nauwelijks in staat was, hetgeen z(j verder nog te zeg gen had, verstaanbaar uit te drukken. Geen wonder! Onder het gestolene was veel het eigendom van anderenzjj moest dus vreezen, tot vergoeding hiervan te worden aangespro ken of, zoo z(j deze niet geven kon, nog boven dien het vertrouwen en de gunst van hare klanten te zullen verliezen. Volgens de opgave van vrouw Doesburg, bestond haar huis uit een klein voorvertrek en eene keuken, waarachter een kleine tuin was, die te midden van andere tuintjes der belendende huizen lag. Er was nog een kamertje boven het voorvertrek en voorts over het huis een zolder. In het voorkamertje had zij haren winkel en de winkelgoederen; een gedeelte dezer laatste was in eene kast geborgen, een ander gedeelte hing aan een kapstok, en het overige, waaraan gewerkt werd of dat nog ongemaakt was, lag gewoon lijk op de tafel en op stoelen. Men had in dit vertrek het uitzicht op de straat door twee kruisramen, welke naar binnen geopend wer den en van buiten toeslaande luiken hadden. Het eene luik en raam was opengebroken; daardoor waren de goederen naar buiten ge bracht en waarschijnlijk den weg naar den Rijn langs »n over de brug gedragen, omdat hier en daar den dieven iets ontvallen en op dien weg gevonden was. Er waren nog eenige stukken katoen uit de kast genomen, doch op den grond vóór deze blijven liggen; uit welke omstandigheid scheen te blijken, dat de dieven in hun bedrjjf gestoord moesten zjjn, daar zij anders ook dezen buit wel zou den hebben medegevoerd. Nadat de baljuw geruimen tijd had door gebracht om deze opgave stuksgewijze te vernemen, trachtte b(j de bedroefde vrouw, wier aandoeningen onder het spreken gedurig werden opgewekt, door opbeurende toespraak tot meerdere bedaardheid te stemmen en ging, toen dit scheen te gelukken, er toe over om te onderzoeken wie de huisgenooten waren. Haar huisgezin, zeide zij, bestond uit geene andere personen dan haar man, haarzelve en nog een jong kind. Dien nacht had b(j hen een goed vriend op het bovenkamertje gesla pen. Die brave man, welke zeer met haar lot was begaan, was bij de ontdekking dade lijk in zyne onderkleederen van boven geko men, had haar in hare ontsteltenis getrouw bijgestaan en haar geraden, dat zij zich moest doen aderlaten. Hjj had wel tienmaal gezegd en herhaald dat hjj wel om vier dukaten wenschte de dieven gehoord te hebben, want dat b(j gerust drie man zou hebben durven staan, of anders wel om dezelfde som te willen, dat hy dien nacht niet ten haren huize was geweest. Over dit laatste was hy zelfs zóó begaan geweest, dat hy gezegd had, voor de buren niet te willen weten dat hy in huis had vernacht, en blyde te zyn, dat hy des avonds te voren in het donker was gekomen, en nu ook in stilte maar wilde vertrekken; weshalve hy niet vóór de deur uit, maar door den tuin en over de heining klimmende, vertrokken was. Op des baljuws vragen die angaande ver haalde vrouw Doesburg, dat die goede man was genaamd Jan Hendrik Himmelgarden en een zoogenaamde bovenlander was, die des zomers hier te lande en des winters in Mun sterland woonde. Hy was van beroep koe- en paardenmeester (veearts) en had eene groote behendigheid in het genezen van breuken, vooral by kinderen, die hy gewooniyk alleen met zwachtelen en in een korten tyd hielp. Hp had ook haar kindje op die wyze geholpen en daardoor ten haren huize toegang verkre gen, waar hy te voren meermalen had ver nacht en nu juist om die reden nog eens was gekomen, waarschijnlyk voor het laatst, dewyi zy hem des avonds te voren met drie Zeeuw- sche ryksdaalders had afbetaald. (TVordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1