N°. 9201. Zaterdag 15 A°. 1890. Dit nommer toestaat uit TWEE Bladen. (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgageven. Leiden, 14 Fetoruari. JP®vi±XX@to>:ou Een tocht vóór zonsopgang. DAGBLAD. PRIJS DEEER COURANT. T«or Leidczj par 8 m**nd*n1./V. Franco per port.1.48. AfzondorUjke Nommert....jfe 0.05. i*1 1 'I a— Prinses Wfllhelmina der Nederlanden. Van (le onlangs gemaakte photographieën ▼an de Prinses zyn er maar twee, die werkelijk van haar een zoo aanminnig beeldje geven als zy inderdaad voorstelt en van die twee pliotographteën zyn thans afbeeldingen ge maakt, die beide even uitstekend geslaagd zijn. Op 't eene staat de Prinses met een hoed op naast haren trouwen Tiras, den fraaien hond, die haar op het Loo overal volgt; op 't andere is de Prinses blootshoofds en ligt de hond aan hare voeten. Beide deze portretten zyn in eene omlijsting f gedrukt en worden onzen lezers naar aanleiding van 'sKonings verjaardag dezer dagen als premie aangeboden. Daartoe zal in ons blad Maandag-avond een bon worden geplaatst, tegen afgifte waar van, met bijbetaling van éénen stuiver, op Dinsdag 18 Februari de twee portretten in één rand aan ons Bureol zullen kunnen worden afgehaald. Da eerste, gisteravond hier gehouden ver gadering van het Genootschappelijk jaar 1890 T.m de te dezer stede gevestigde afdeeling der Maatschappij van fraaie kunsten en weten schappen, mocht zich verheugen in eene bui tengewoon talrijke opkomst. De avond was geheel gewijd aan zang en oordracht. De heer Spieksma, uit 's-Graven- liage, gaf ons eerst eene Ballade van Theodor 'ontane, compositie van Carl Loowe, ten beste. Deze zanger kon roem dragen op een zuiver, krachtig ontwikkeld en sympathiek baiiton- geluidhjj accentueert uitstekend en i3 daar bij zijne stem volkomen moester. De ver schillende intonaties, de overgangen kwamen rij eene zeer gemakkelijke stembuiging vol- fomen tot hun recht; alles verried bij hem >ene goede school, eene" uitstekende leiding. Vooral bij het „Da wollen wir fischon und jagen frob, Als wie in alter Zeit," spreidde by al deze gaven overvloedig ten toon. De luide, langdurige bijvalsbetuigingen, welke den zanger bjj het einde van dit lied 11-n deel vielen, bewezen voldoende dat de toehoorders zijne welwillende medewerking op hoogen prjjs stelden. Dezelfde goedgunstige beoordeeling ver dient deze bard bij het weergeven der „Sap- phische Ode," van Hans Schmidt, muziek van Brahms, van Muller's „die Meere", door Heinrich Hofmann op muziek gezet, en van het ons onbekende lied, dat hy door het her haald applaus daartoe aangespoord als toegift ons schonk. Eene hernieuwde kennismaking met dezen zanger zal steeds aangenaam zyn. Mej. Aleida Roelofsen, de in ons land ba kende vertolkster van Ibsens „Nora", deed ons eerst „Myn eerste liefde" Van Frederik van Eeden hooren. Niettegenstaande het grillige, het wufte, dat deze meester der nieuwe school in zyne dichtregelen legt, kwam alles, door eene uitstekende dictie, volkomen tot zgn recht. Het by lezing dikwyi3 onbegry- pelyke was thans voor allen duideiyk en ver staanbaar. Daarna vergastte zjj ons op „De Rooie", een dier karakteristieke zeeschetsen van Weruméus Buning. Hierby gaf zp ons juweel tjes van hooge, diepgevoelde kunst. Stippen wp slechts aan de scène van den bootsman, als deze het steegje betreedt, waar vroeger zpne trouwe gedurende zyne afwe zigheid diep gevallenvrou w woonde, den mono loog van den Rooien, als hp zyn bescherme ling, het kind van zyn vroegeren makker, gestolen heeft, het tooneel van den dood van den Rooien. Dit alles deod mej. Roelofsen ons niet hoo ren, zy deed het ons zien en gevoelen, zy deed ons als het ware leven in en met de door haar geteekende individuenvooral toen zp het sterven van den Rooien teekende, was haar dictie subliem. En toch was alles zóó eenvoudig, zóó by uitstek sober, maar het was juist in dit eenvoudige, in dat sobere, dat de natuur, de werkelykheid zich zoo moosteriyk uitte. Voorwaar, het kleine Nederland mag trotsch zgn op oene tooneelspeelster als Aleida Roelofsen 1 Haar wacht eene schoone toekomst; op hare schouders rust reeds thans de plicht om de vaan van ons vaderlandsch tooneel hoog te houden en wy twyfelen niet of zy zal deze taak volbrengen. Nog enkele dichtregelen „Het luimige Brei stertje", van Nic. Beets, „Als 't kindje bin nenkomt", aan de geniale schepping van Victor Hugo ontleend, en ten slotte: „Het sterfbed van een kind", van onzen groot6ten dichter, van Joost Van den Vondel deed zp ons hooren en ook daarmede oogstte zy dezelfde lauweren in. Wp houden ons daarom overtuigd de tolk van alle aanwezigen te zyn, indien wy hier een woord van oprechten dank brengen aan het bestuur dezer afdeeling voor den werkelyk genotvollen, avond, welken het ons gisteren heeft gegeven. Reeds zeer lang werd hier de wensche- lykheid botoogd van eene uitbreiding van de grenzen onzer gemeente, door bijvoeging van gedeelten van de aangrenzende gemeenten Leiderdorp, Zoeterwoudo en Oegstgeest. Leiden is door die gemeenten zoodanig om geven, dat geen enkel nieuw perceel buiten de bebouwde kom kan worden opgetrokken, of 't moet op grond worden gebouwd, be- hoorende onder een der drie bovengenoemde gemeenten. Zelfs het stationsgebouw van de Hollandsohe Spoorwegmaatschappy staat op Oegstgeester bodem.. Die toostand is met den tpd verergerd en langzamerhand byna ondraaglijk geworden. Honderden personen genieten alle voordeden die de gemeente Leiden biedt, zonder in het minste by te dragen in hare lasten. Hadden te voren Gedeputeerde Staten voor eene uitlegging der grenzen geen ooren, thans zien ze meer on meer de billijkheid daarvan in en hebben zp drie ontwerpen van wet gereed gemaakt omtrent den afstand van grondgebied aan Leiden, door de gemeenten Oegstgeest, Zoeterwoude en Leiderdorp. In elk dezer drie ontwerpen luidt arti kel 2De overgang van grondgebied, die het gevolg is van deze grensveranderng, heeft plaats op 1 Januari 1891. Van dien tyd af worden ook (in ontwerp) de ingezetenen in de aangetrokken gedeelten, ten opzichte van kiesrecht en verkiesbaarheid, beschouwd als te zyn ingezetenen van Leiden. Burgemeester en wethouders dezer ge meente stellen nu aan den gemeenteraad voor, aan Gedeputeerde Stalen kennis te ge ven dat hy zich over 't algemeen met de ontwerpen kan vereenigen en aan genoemd college dank te zeggen voor hetgeen in deze is verricht, ten einde te bevorderen dat in den bostaanden toestand eene gewenschte verbetering worde gebracht. Er bestaat gelegenheid tot verzending dor correspondentie naar Noord-Amerika, door middel van het stoomschip „P. Caland", van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore al hier moeten de brieven enz. uiteriyk heden-, Vrydag-nacht, om 12 uren bezorgd zpn. F RUB DER AD VERTEN TIEN: ▼sa 1—regtls/l.H. Isi*r* rtfel mur «.lTf Droston letton «au plaatorointo. Tooi hot ia- oosooona bolton do otod wordt 0.11 bonkond. Mejuffr. A. Dubbeldam, thans te Amster dam, benoemd tot onderwijzeres te Wassenaar en te Katwijk aan den Ryn, hoopt den lsten April a. s. hare betrekking aan de Christelyke school te Katwyk aan den Rpn te aanvaarden. De volgende vereenigingen zyn erkend, krachtens de wet van 22 April 1865 (Staats blad Nr. 32)lo. sohermvereeniging „Wil- helmina," te Amsterdam; 2o. Christelijke jongelingsvereeniging „Soli deo Gloria," te Oude-Wetering, gemeente Alkemade; 3o. ver- eeniging tot stichting en instandhouding van Scholen met den Bijbel, te Waarder en Lange- ruigeweide. In het „Vad." kwam dezer dagen het volgende „In Memoriam" voor: Petrus Godefridus Johannes Vogelpoel 1849-1890. Het corps officieren van gezondheid bij de Nederlandsche Marine heeft een gevoelig verlies geleden door den dood van den in den bloei der jaren overleden Vogelpoel. Een eerbiedig kort woord, aan zyne nagedachtenis gewijd, moge hier zpne plaats vinden. Als student aan de Leidsche Academie stond Vogelpoel als een der beste leerlingen bekend, terwijl ieder, die met hem in aan raking kwam, genoodzaakt was de helderheid te erkennen, waarmede hy niet alleen de zaken, welke zyn vak betroffen, maar ook die daarbuiten gelegen waren, besprak. Wat karakter aanging, zp slechts gemeld dat hy op de rechte plaats was onder de officieren onzer marine, om hunne onbekrom, penheid en flinkheid, rondborstigheid en kor daatheid in ons land geëerd en daarbuiten gevierd. In Nov. 1877 in dienst getreden, vervulde hp zyn plicht op verschillende oorlogsschepen, zoowel in Indiè als in Nederland, en kwam zpne heilzame werkkracht niet alleen ten bate der schepelingen, want ook door de burgery werden zyne diensten op de ondub- belzinnigste wyze op prys gesteld en naar waarde geschat. Toen dan ook in do eerste dagen van April des vorigen jaars deze officier naar Batavia vertrok, voorspelden wy dien krachtigen man esne schitterende toekomst. Helaas, het was anders beschikt I Na vier maanden werkzaam heid op het wachtschip te Soerabaia, eischte de Aziatische cholera in hem een offer. Het verlies, dat de geneeskundige dienst der zeemacht lydt, zal hersteld worden, maar die? gevoeld. B(J zijne talrijke, hem ten zeersts waarderende vrienden heeft zyn heengaan '47) „Wat is er? Waar ben ik?" vroeg hy ver schrikt, toen hy het ernstige gelaat van Rai mond zag en kwam eerst tot bedaren, toen hij Clara's stem hoorde. Hy keerde zich met een droeven glimlach naar haar toe en zei: 1 „Ach ja, ik weet het wel, dat is hy, hy wien ik u brengen móest, dien gy lief- hebt Nu hebt gy hem zelve gevonden, térwyl ik sliep. Owat zult gij gelukkig zijn hoe gelukkig, nietwaar?" Daarop zonk hy machteloos in de armen tm Raimond achterover en eerst na een ge- bimen tyd kon hy, tusschen hen beiden ge leund, den korten weg naar het hotel afleg- fn. Raimond bracht hem voorloopig op zyne f nier en gelastte den nieuwsgierigen kellner, 1 den bleeken jongeling en dat mooie meisje Jet open mond aanstaarde, om onverwyid een fktor te gain halen. Toen die kwam, lag rel reeds in eene ylende koorts. De dokter onderzocht hem nauwkeurig, schreef oen kal- njeerend middel voor en wenkte Raimond hem 111 eerie andere kamer te volgen. Toen deze terugkeerde, zag Clara hem angstig vragend aan. Hy wenkte slechts zwygend en nam naast haar plaat3. Zonder een woord te spre- keD, sloegen zy den onrustig slapende gade; slechts af en toe ontmoetten hunne blikken elkaar. Dan boog Clara het hoofd en streek zenuwachtig de dekens glad en verschikte iets aan de kussens. Eindeiyk stond Raimond op, zei hardop: „Wy moeten zyn vader waarschu wen," en ging naar de tafel om eene depeche te schryven, die hy aan haar oordeel onder wierp. „Is het zoo goed?" vroeg hy, schynbaar onverschillig, maar zyne blikken waren vol spanning op haar gevestigd, terwyl zy het bericht doorlas en hevig bloosde. „Het is niet goed!" mompelde zy wees zoo goed de onderteekening te veranderenmyn naam is Clara 01- brich1" Zy drukte vooral op het laatste woord. De oogen van Raimond schitterden. Hy nam het papier, dat zy hem met bevende vingers toestak, aan en las den inhoud nog eens door: „Uw zoon ligt ernstig ziek. hotel „Tegethoff". Kom teratoid! Claka Roll Hy streek het laatste woord zóó ha?'* -r, dat de pen brak, veranderde het in Oh-rch en ging met een glimlach op het gelaat de depeche zelf bezorgen. Toen hy terugkwam, lag Karei woest met de armen om zich heen te slaan; alleen wanneer Clara hare hand op zyn hoofd hield, werd hy iets kalmer en glimlachte somtyds even; het was alsof hy zag, wie hem verpleegde, ai waren zyne oogen gesloten. Opeens fluisterde hy: „Ik weet wel dat ik sterven moet en dat is goed. Ik heb eens gelezen dat de natuur niets ziekeiyks duldt; dat verstoot zy onbarmhartigIk ben ziek, dat was ik reeds als kind nooit ben ik gezond geweestdaarom wil de natuur dat ik sterfGy moet niet schreien, juffrouw Clara Gy zyt gezond en gelukkig. Den gezonden be hoort het leven, het geluk, de liefde Hy zweeg, en viel weer uitgeput achterover. Raimond keek beurtelings den zieke aan en het jonge meisje, dat zyne koortsig gloeiende hand vasthield „Hy sterft om mynentwill" fluisterde zy. „Die reis in de vroegte kost hem het leven, cat vreeselijke denkbeeld zal my altyd vervol gen, waarheen ik ook vlucht Er rolden dikke tranen over hare wangen en vielen op de hand van den zieke, die nu een oogen blik stillag en scheen te slapen, Raimo d ging langz^m naar Clara (ge? tilde zacht haar hoofd op en zag haar in de betraande oogen. „Den gezonden behoort het leven, het geluk, de liefde," zei hy ernstig. „Hoe vreeseiyk wreed 1" stamelde zy. „Ik zal dit nooit van my kunnen afzetten I" en met eene rilling sloeg zy de handen voor de oogen. „Wy zullen elkaar liefhebben, en de liefde zal ook dit overwinnen," hernam hy plechtig, nam hare handen weg en drukte een kus op haar voorhoofd. Door het venster viel de eerste zonnestraal in het stille vertrek, op het bleoke gelaat van den knaap, wiens lippen zich met een matten, glimlach voor altyd gesloten hadden. De heer Florian liep in het tuir voor het schoolgebouw op en neer met dat in witte doeken en kanten gehuld *"on me^ blauwe lin ten omwonden was, vri^ onhandig in de armon, en deed zyn uitere L0 begj- ora dat pafcje nu eens tegen do zop'iiesj-rai0r]j dan weer tegen den tocht te besc^Qj-j-flon. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1