N°. 9188. Vrijdag 31 Januari A®. 1890. Leiden, 30 Januari. 3^<9"0.±!X©t;o:o.. Een toclit vóór zonsopgang. PRUS dezeb oorraAirr: ▼•of Loidea p«r 8 maanden.1.18. ?tjvboo peri,1.48. AÜKmdaripa Nusmon.048. Offlcieele Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders van Leiden Gezien het adres van P. KOOREMAN, houdende verzoek om vergunning tot het houden en mesten van varkens in het perceel Langegracht 154. Gelet op art. J52 der Algemeene Politieverordening van 6 November 1879; Brengen tor kennis van belanghebbenden dat op Maandag 3 Februari a. s., des voormiddags te elf uren, op het Raadhuis dezer gemeente, gelegenheid zal worden gegeven tot het inbrengen van bezwaren tegen vorongemeld verzoek. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeeottr. 30 Jan. 1890. E. KIST, Secretaris. Eerste Kamer. Na heel wat discussie ■over allerlei zaken van tameiyk ondergeschikt belang, heeft de Eerste Kamer gisteren vier hoofdstukken van de Staatsbegrooting, he nevens de Vestingbegrooting en de bekrachti ging van de voorgestelde ruiling met de gemeente Amsterdam voor de verbetering der rechtsgebouwen, goedgekeurd. Evenals in de Tweede Karaor is over de overeenkomst met Amsterdam, alsmede de hoofdstukken Justitie en Binnenlandsche Zaken, niet gestevid. Togen de Marine-uitgaven verklaarden zich vier leden, geiyk ook tegen hot beleid van den minister van Financiën. In beide gevallen de heeren Van .Swinderen en Van der Breggen met den Groninger afgevaardigde Welt, terwyi de heer Van Royen, die tegen het Vide (Marine) hoofd stuk stemde, by het Vilde (Financiën) ver vangen werd door zjjn collega voor dezelfde provincie, den heer Alberda. De Vestingbe grooting werd op drie na met algemeene stemmen goedgekeurd. Strijdlustig is de Eerste Kamer dus zeker niet. Om kwart vóór vieren reeds kwam het hoofdstuk Oorlog aan de orde, en de heer Van Royen, dia wil, dat de minister op alle verrassingen zai zyn voorbereid, was zelf niet voorbereid op deze verrassing, waarom hy verdaging tot heden voorstelde. Aldus werd besloten. Het vraagstuk zoowel der levende als doode weermiddelen deed zich ook by het onderwys voor. De quaestie van het Utrechtscho aca demiegebouw begint eene treurig lange ge schiedenis te krggen, die ook onder het tegen woordig Kabinet nog niet zoo spoedig haar einde scbynt te kunnen bereiken. En. of Lei den binnenkort eene voldoende inrichting zal hebben voor eene passendo berging en ten toonstelling van de schatten, die het tegen woordig museum voor natuurlyke geschie denis uitmaken, daaraan scheen de heer Ver- hoijen wel eonigszins te twyfolen. fes» fëourant mrdt dagelijks, mei mimndertsg vos ,§pa- ta feestdagen, uitgegeven. 23, „Gy zoudt u nog wel eens bedenken als het er toe kwam. Dag In dag uit denzelfden kinderen, met vieze gezichten, te moeten in pompen tweemaal twee is vier en niet drie of vyf. Daar behoort veel geduld toe en nog meer liefde!" Onder het spreken was zy zeer ernstig ge worden. Karei sloeg do oogen neer. „O aan liefde ontbreekt het my nietl" zei hy met een zucht. Nelly glimlachte weer, Blaar zy zweeg, terwyl de knaap voortging „Het isik weet niet hoe ik het u zeggen zal, alsof ik de heele wereld zou kunnen om armen 1 Kent gy dat gevoel? Dat moet toch wel liefde zyn, nietwaar?" De jonge vrouw schudde het hoofd en ant woordde eigenwys: „Dat iykt maar zoo, als men jong is. Ieder een beminnen is zoo goed als niemand bemin nen. Er zyn slechte, ongevoelige menscben geweest, die in hunne jeugd net zoo'n teerge voelig hart hadden als gy. Ja, kyk my maar niet zoo ongdoovig aan 1 Als gy eenmaal aan het hoofd dor fabriek staat, zullen wy eens Hy herinnerde, in 1872 krachtig in de Tweede Kamer te hebben geyverd voor de oprichting van een afzonderiyk Museum van Natuurlyke Historie aldaar. Hy werd toen gesteund door den heer Mackay (lord Reay) en den heer Van Reenen. Er werd dra een plan opgemaakt, op 7 ton geraamd, maar er kwam tevens een plan voor eeD geheel nieuw Academiegebouw, dat op de Ruïne zouwer- rüzon. Thans, 17 jaren later, zyn wy nog niet verder. Hier is geene overyling; want reeds by Souverein besluit van 1815 werd gelast, dat zoodra mogeiyk een nieuw gebouw zou worde» gesticht. En wat nu het Museum van Natuurlyke Historie betreft, dit is óénig; het wordt misschien geëvenaard door 't Britsch museum, maar overtreft alle andere musea van dien aard. Thans bestaat deze eenigo verzameling nog ongeschonden, maar als men de handen niet aan 't werk slaat, gaat zy misschien weldra voor de wetenschap verlo ren. Daartegen wake deze minister. Hy zal er roem door vorwerven, ook op dit gebied, gelyk op dat van 't Lager Onderwys. Is de minister overtuigd van de wenschelykheid om in deze aan 't werk te gaan? De minister schynt er toe geneigd. Ook voor 't Ethnographisch Museum is de minister bedacht op maatregelen tot verbe tering. Moge hy daarby grooten spoed be trachten 1 De heer Van der Breggen drong uiede aan op maatregelen in 't belang van het Museum van Natuurlyke Historie en van het Ethno graphisch Museum te Leiden en hy hoopte dat de minister het laatstgenoemde te Leiden zal laten bestaan, waar het by de academie behoort. Verder zette spr. uiteen dat de maatregelen tegen de vlekziekte onder de varkens niet behosren te worden gehandhaafd, omdat ze niet blyken van nut te zijn. De minister van binnenlandsche zaken her innerde dat by het optreden van dit Kabinet verschillende gebouwen by de academies ver betering eischten. De laboratoria hadden het dringendst voorziening noodig, maar de musea zyn daarom niet uit het oog verloren. Te Leiden is het meeste gedaan voor de gebouwen, die in verband met het onderwijs voorziening eischentoch is te Groningen en te Utrecht ook het een on ander gedaan en de Regeering wil den geleidelyken weg blyven bewandelen. De beurt zal ook op die wyze komen aan het Museum voor Natuurlyko Historie te Leidenreeds nu is da Regoering begonnen met eene betere inrichting door zien, wat gy voor de school en don meesier doet!" „O, al het mogeiyke, juffrouw Walul, maar „Nu?" „Ik zal wel nooit aan het hoofd der fabrek komen I" „Waarom niet? Gy zyt toch de eenige zoon 1" „Ja zeker, maar ik meen dat ik niet zoo lang Hy bleef steken en keek de straat in. Nelly volgde zyn blik en riep: „O, daar komt Clara van hare wandeling terug. Xryg maar niet zoo'n kleur, mynheer Karei, anders raad ik uw geheim nog. Hoe is het liedje ook weer „Kein Feuer, keine Kohle Kann brennen 60 heiss, Als heimliche Liebe Zy hield eensklaps op en liep lachend in huis. Clara, die in gep9ins veraonken aankwam, had niet gezien dat er iemand in den tuin was en keek eerst op, toen zij Nelly hoorde lachen. Zij zag eene lichte japon In huis verdwynen on Karei sloeg het pad in, dat van de school naar de fabriek voorde en groette baar bedeesd Zy zag hem na; wat droef hem op de vlucht? In het schoollokaal zongen de kinderen bij oprichting van een afzondoriyk museum voor geologie. Een geheel nieuw museum zou waar- schynliik meer dan 7 a 8 ton kosten. Er moet cok worden voorzien in een nieuw Ethno graphisch Museum en do Regeering is reeds bezig te overwegen hoe daarin te voorzien. Het behoud der collection zal intusschen ook op den tegenwoordigen voet geen gevaar loopen. De 10-jarige volkstelling is naar eene nieuwe methode gehouden. Aan de vroegere waren bezwaren verbonden. De Regeering hoeft zich afgevraagd of er niet meer nut van ware te trekken. Zy heeft het advies ingewonnen van specialiteiten op 't gebied der statistiekdezen hebben aangedrongen op 't verzamelen van de beroepsstatistiek en op het invoeren van persoonlyke kaarten in stede van gezinkaarten. Dit had bezwaren, maar ook in Duitsch- land had men er goefa resultaten van ver kregen; voor de ingezetenen mogen do tel- kaarten eenig ongemak opleveren, voor hen, die de resultaten der volkstelling hebben op te maken, zal de nieuwe methode van groot nut zyn. Intusschen zal de Regeering zeker party trekken van de ontvangen wenken; zy erkent dat er gebreken zyn aan 't licht gekomen en enkele vragen misschien bezwaar opleveren; het geldt hier een voor de Re geering vreemd terrein. Men moet de resul taten thans afwachten, alvorens een oordeel te vellen. Het vragen van opgaven omtrent blinden en doofstommen moge vroeger moei- ïykheden hebben gegeven, de Minister meende dat thans eene nieuwe poging gerechtvaardigd was en geen bezwaar kon opleveren. Ten opzichte van de wet op het lager onderwys en de vraag nopens de toepassing van art. 16 merkto de minister op dat dit artikel eene geschiedenis heeft en dat daarin elke Regeering een leiddraad voor de toe passing kan vinden. De beperkte kostelooze toelating op de Rykskweekscholen is niet een maatregel van bezuiniging; het is 's ministers beginsel dat de kweokelingen zooveel mogeiyk in hun onderhoud zullen moeten voorzien. Afschaffing van de toelagen heeft de minister niet inge voerd, maar er zyn toch nu reeds kweeke- lingen, die in eigen onderhoud voorzien. De minister verdedigt nader de overgangs termijnen voor het aanvullen van hot onder- wjizend personeel en het verschil in dit op zicht ton aanzien van openbare en bijzondere scholen, waar do bestuurders der laatste niet beamen dat zy de onderwyzers van de Ryks kweekscholen kunnen aanstellen. SSE do kryschende viool van den meester. Zy begaf zich naar de hulskamer, waar Nelly heen en weer dribbelde om de tafel voor hot middag maal te dekken, maar steeds het liedje neu riënde, dat zy Karei voorgezongen had. „Dat malle lied hangt my maar altyd in het hoofd", zei zy lachend en liep naar de kauken, om naar het eten to zien. „Hebt gy Karei weggezonden?" vroeg zy door de open deur. „Jammer, dat hy niet een paar jaar ouder en gfzoidis; dan zou hy een uitstekende man voor jo zyn. Verliefd is hy genoeg, en als een man verliefd is, kunt gy hem om uwe vingers winden. Ik moet altyd lachen als ik denk aan hetgeen de dominee ons gezegd heeft. Het huwelyk is heel anders dan wy ons voorstellen. Als ik huwelyken moest inzegenen, zou ik den jongen vrouwen wel zeggen, wat zy doen moesten - Zoo babbelde zy voort, terwyl hare handen druk in de weer waren. Eensklaps gaf zy een gilletje en liet den lepel, dien zy in de hand hield, op den grond vallen. De school was uit en haar man was ongemerkt achter haar ge komen. Hy hield zyne beide handen voor hare oogen on zoi met oene gemaakt grove stem „Wie is daar?" Toen zy niet dadeiyk antwoordde, kuste hij haar dat het klapte, ofschoon zy zich ver- PBUS DEE ADVEBTENTTHNi T«a l—l ngtls/l.SS. Iedtra rtftl bmt/0.17J, Srostare Uttari naar plaatsraimW. Ycor bat la- Auaaano buitea it iUd Wftrdt 1.19 banbauL Het onderscheid tusschon mannen en vrou wen wordt niet door de Rogeering gemaakt, maar 't bestaat sedert jaren. Er is nooit eene Rykskweekschool voor onderwyzeressen voor gedragen het Ryk ondersteunt alleen de ge- meonte- en particuliero kweekscholen voor onderwyzeressen, en de minister acht dit het best. Er is trouwens geen gebrek aan onder wyzeressen, wyi do normaallessen ze in over vloed afleveren. De verschillende toepassing van art. 49 ontkent de minister, al geeft by too dat de maatstaf van bevolking en inkomsten niet alleen wordt in 't oog gehouden. Elke aanvraag wordt opzichzelve onderzocht on zooveel moge- ïyk wordt naar gelykheid over 't geheels lar.d gestreefd. Vandaar dat nogal eene van de adviezen der Gedep. Staten wordt afgeweken. Het ver schil tu8Schen Opsterland en Smallingeriand wordt o. a. gerechtvaardigd door 't verschil in de schoolgeldheffing. De toepassing van art. 49 moet uitzondering blyven. Ten aanzien van de Academie te Utrecht zeide de minister dat hy wegons andere werk zaamheden van de schoolwet en de begrooting zyne aandacht nog niet gezet heeft kunnen wyden aan de in October ingekomen stukken, maar dat de minister zich thans zoo spoedig mo- geiykmetde beantwoording zal bezig houden. Omtrent de vlekziekte onder de varkens zeide de minister dat hy met de deskundigen nogmaale zal nagaan of en, zoo ja, welke andere maatregelen tot beteugeling der ziekte moeten aangewend worden. Welke maatre gelen de heer Van der Breggen zou willen nemen, heeft de minister niet vernomen. Na repliek van den heer Alberda kwam de heer Rengers nog kortelyk terug op do zaak van het Museum van Natuurlyke Historie te Leiden en gaf hy in overweging de etbno- graphische verzameling over te brengen daar, waar zy voor de wetenschap meer dienstbaar kan zyn, b. v. naar Amsterdam of de residentie. De heer Van der Breggen bleef echter van oordeel dat die verzameling te Leiden moet blyven. De minister beantwoordde nog kortelyk de verschillende sprekers en verklaarde o. a. dat de Regeering nog geene beslissing heeft genomen omtrent de plaats voor het Ethno graphisch Museum. Per se behoeft het niet te Leiden te zyn; het behoort niet onafschei delijk by de Academie. Verder zou de minister over deze zaak niet uitweidon, want hy weet o ik niet, of er to Leiden wel plaats zal zyn voor een nieuw Ethnographisch Museum. weerde en fluisterend op Clara wees, die in do huiskamer zat en alles zag. Walzl keek verlogen en ging Clara begroeten. Intusschen deed Nelly de soep op on haar man nam heel deftig zyne plaats aan tafel in, doch het duurde niet lang, of hy schoof zyn stoel wat dichter bij die zyner vrouw, trachtte onder het tafel laken hare hand te vatten of haar op den voet te trappen, voortdurend met een onschul dig gezicht over koetjes en kalfjes pratende, om da aandacht van Clara af te leiden. Nelly fronste wel het voorhoofd en gaf hem allerlei wenken, maar hy schudde het hoofd en sloeg eindelyk zyn arm om haar heen. Nu werd Nelly boos, rukte zich los en trachtte Clara in het gesprek te mengeD, doch die sprong eensklaps op, liep naar de deur en zoi „Wat is het hier warml' In de gang drukte zy de hand tegen haar hart. Wat was dat voor een gevoel, dat haar de tranen in de oogen bra^ft afgunst, verlangen, toorn - In de kamer was het jonge paar aan het kibbelen. Nelly zei dat men zich niet meer zoo dwaas mocht aanstellen tegenover Clara, waarop do schoolmeester geraakt antwoordde dat een meisje, dat des nachts alleen rond doolde, niet zoo preutsch behoefde te zyn. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 1