N°. 9178. ]>Iaaiidag 20 Januari. Aa. 1890. feze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van <gon- en feestdagen, uitgegeven. LANDBOUW. Leiden, 18 Januari. euilleton. Een tocht vóór zonsopgang. I DAGBLAD. PRJJfl DEZXR COURANT foor Leid*» por 8 m**nd«l./l. Fr&Eoo por poot1.4t. Afscfif^rl^ko No mm or*0.08. PRIJS DMR ADTBRTENTIBN: Tu 1—8 rtgol* 1.88. Iodor* rtffol bm?/8.1T|. Or*oiore loUor* nut pbutaraint*. foor bot la« ouNtris bui ton do *t*d wordt 0.18 borokond. Mei de maat, waarmede gij meet, enz. 't Is een oud gezegde, waarvan we de eerste delft als opschrift voor onze beschouwing kozen, maar desniettemin handhaaft het nog, in 't algemeen, z()n beteekonis. Laten we, om ons daarvan te overtuigen, eenige oogen- blikken stilstaan bij de verzorging, die som- wijlen (of vaak?) ons vee geniet. Zoolang het in de weide rondloopt, stelt het zelf z(jn rantsoen vast, nl. als het er is. Geen wonder dan ook, dat het melkvee in den weidetijd zelden reden tot klagen geeft. Maar niet zoo dra betrekken de koeien hare winterkwartie ren, of de bordjes worden verhangenZe moeten nu afwachten wat ze krijgen en zijn geheel afhankelijk van haren eigenaar. Niet zelden stelt een veehouder meer zijne eer in veel, dan in alleszins deugdzaam vee en dat is waarlijk te betreuren, omdat het eene onomstootbare waarheid is, dat één koe, die het in alle opzichten goed heeft, meer voordeel geeft dan twee, die het maar zoo-zoo hebben. Kracht, vleesch, melk, wolze moeten alleen uit hot voedsel komenhoe beter dat dus is, hoe zekerder zal ook het gewin zjjn. Is een goede voeding niet de eerste voor waarde voor ons bestaan? Schenkt ze geen levenslust, energie, een goeden wil en wat dies meer zij? En vlooien uit een armelijk bestaan niet voort zwakte, traagheid on levensmoeheid? Ook bij onze landbouwdieren heeft de voe ling de eerste stem in het kapittel. Als ze »even zullen, moeten ze van ons eerst rntvangen en met de maat, waarmede wij meten, zullen zij terugmeten. Een dierlijk ichaam Is als eene machine. Wordt deze goed jestookt, dan doet ze haar werk ook naar .vensch; wordt bet dierlijk lichaam goed restookt, d. i. wordt het dier goed gevoed, lam zal het ons over het algemeen in :yne diensten niet teleurstellen. Laten we ons ?ee evenwel fatsoenlijk armoe-ljjden of geven ve 'het wel veel, maar toch weinig voedenden :ost, dan brengt het noodwendig weinig op. Armoede leidt dus tot armoede. Veel vo6ren, :ost dubbeltjes, maar weinig voeren, kwartjes. Us ge naar de gesteldheid uwer melk gingt ordeelen, zou het kunnen gebeuren, dat het chadeüjke van oen kommerlijk bestaan er 'ij U niet zoo grif in wilde, want beesten, ie het slecht hebben, geven doorgaans vette nelk. Maarlaten we ons niet doen verblin den I De verbazende hoeveelheid vet, die in het bedoelde geval aanwezig is, komt niet uit het voedsel, maar uit het lichaam't is het vet uit de weefsels. "Wilt ge 't verschyosel te voorschijn roepen, laat dan één uwer koeien maar eens een paar dagen vasten en melk haar evengoed. Ge zult dan eens zien, wat een room ge op de melk krijgt. Heeft het uwe aandacht wel eens getrokken, dat, tijdens eene koe aan tongblaar lijdt, haar melk zeer vet is? Is dat verschijnsel nu een verblijdend teeken? We hebben de verzuchting wel eens ge hoord „Als het beest meer melk gaf, kreeg het wel een koek!" Maar is dat nu redenee ren? De woorden in dien zin staan niet goed ze moeten aldus geplaatst wordenAls het beest een koek kreeg, gaf het wel meer melk. Ziet ge, precies dezelfde woordjes, maar anders gerangschikt. Nu is 't goed Hollandsch, maar die aangehaalde verzuchting? Wel neen, 't was onzin. Zóó redeneert een flinke boer niet. Maar het voeren kost gold. Juist I En daar heb je nu de wonde plek. Als de voedings middelen om niet waren te bekomen, dan zouden de zaken op stal beter gaan. En toch is en blijft goed voeren de eenige voorwaarde om winst met het voo te behalen. En hoe zou het mot de qualitoit van den mest van slecht onderhouden vee gestold zijn? Slecht en nog eens slecht! Ge kunt het ge rust gelooventrouwens, uw verstand zegt het al. Mest is ook eens voêr geweest en als dat laatste nu te wenschen overlaat, hoe kan de eerste dan goed z(jn! Of is most, mest? 't L(jkt er niet naar! De uitwerpselen van een mestos ztjn beter dan die van eens goed onderhouden koe, en oneindig veel meer waard, dan do mest van een rund, dat een slecht kwartier heeft gehad. Ergo: die de zuinigheid op stal betracht, brengt eerstens weinig en tweedens slechten mest naar het veld. Maak nu de rekening maar op. Het land ontvangt te kort mest en bovendien is deze niet veel waard. Zouden de bewijzen daarvan niet spoedig voor den dag komon? Wel zeker, het koren groeit op don schralen akker ook, maar of het er zoo goed op staat als het gewas op een vruchtbaren grond? Wat dunkt u? Het slaat yi en mist de kracht om flink uit te stoelen, dat is: om breed uit te groeien en daardoor veel stengels te maken. En nu de oogst? Een enorm verschil, nietwaar? Dat kan toch niet van 't weer komen, want de zon gaat op over boozen en goeden en het regent over rechtvaardigen en onrechtvaardi- gen. 't Is de gesteldheid des akkers, die hier den doorslag geeft. En waar het koren slecht staat, behoeft men ook niet op veel stroo te rekenen. Dat is jammer, want stroo is een artikel, dat een boer zoo best kan gebruiken. Niet om te verkoopen, maar in z(jn stal, om later weer, verrijkt met de uitwerpselen der dieren, terug te keeren naar de plaats var. waar het kwam: naar het bouwland. Waar dus de voeding van het vee slecht is, daar is alles slecht: het vee, zijne voort brengselen, zijn mest enhet land, met wat het opbrengt. Dat komt omdat in de bouwerij alios met elkaar in het nauwste verband en tot elkaar als oorzaak en gevolg staat. Armoede verwekt armoede! Op een slechten stal moet het vee ontaarden, d. i. zijne deugdzaamheid verminderen. Winst ligt alleen in best vee en in.voldoend voêr. Onderhoudsvcör richt een boer ten gronde, voortbrengingsvoér houdt hem staande, zelfs te midden van drukkende tijden. Als de omstan digheden niet meeloopen, wie kan 't helpen maar ze nog te verergeren, zie, dat is eene gewetenszaak. Als ge koud zjjt en behoefte gevoelt om u te warmen, ga dan niet zitten b(j eene koude kachel, want heusch, zij zal u niet verkwikken. Maar als ge boer zyt en ge wilt naar stofïelijken vooruitgang streven, zoek dan geen heul by middelmatig vee en schrale voedering, want b6ide begraven u finantiöel. Kudelstaart, Januari 1890. G. Dnos. De kapitein W. P. Veeren, van het 2de rog veld-art. te '3 Hage, is overgeplaatst te Leiden en aldaar belast met het bevel over de 5de batterij ter vervanging van den kapitein J Van Lelyveld, die overgeplaatst is naar Bergen-op-Zoom, als commandant van de 2de afdeeling van het 3de reg. veld-art. Hot aantal bezoekers dor Rijksverzamo lingen 011 monumenten, gedurende het jaar 1889, bedroeg: Koninklijk kabinet van schilderijen te 's-Hage 29,365, museum Moermanno Westreenianum te 's-Gravenhago 157, Koninklijk penningkabinet te 's-Gravenhage 183, Rijks-Museum te Am sterdam 330,610, Rijks Museum van Oudheden te Leiden 5215, Rjjks-Ethnographisch museum te Leiden 3637, Ryks-kabinet van prenten en pleisterbeelden te Leiden 172, Govangenpoort te 's-Gravenhage 22,228, Muiderslot 2004, Ruïne van Brederode 8919, Monument te Heiligerloe 2600, historische zaal in het Prinsenhof to Delft 7973. De lange hulponderwijzer, een blonde jon en, .met een goedig, blozend gelaat, - hoorde eduldig alle plagerijen aan en zei ton slotte eel li bescheiden dat hij hoopte het er een olgenden keer beter af te brengen; alle be- in was moeilijk! Toen Nelly vrij snibbig zei at hij de edele schaatsonrijkunst nooit zou lerdn, omdat hem de ware aanleg ontbrak, nikte hij onderworpen en durfde niets meer 1 het midden breDgen. Ja, hy lachte zelfs lede - als een boer, die kiespijn heeft - >en-Nelly, onder het drinken van hare warme offie, allerlei grappige verhalen van zijne ïgelukken deed. Clara was dicht by hare riendin gaan zitten; hare oogen hingen aan 3 lppen van Kelly de vriendelyke doctor r zijn boek waren voor het cogenblik geheel 31 ge:en en dat scheen Raimond te ergereD. y »cbraapte zich een paar maal, doch <en juffrouw Wendelin niet eens naar hem o.znp. alhoewel zij het voor hom bestemde ■as' water nog altyd in de hand hield onste hy do wenkbrauwen, nam zyn bock ider den arm en koorde naar zyno kamor Van de Boterwet is by den heer N. Samsom te Alfen eene uitgaaf met aantee- keningen en toelichtingen verschenen van de hoeren H. A. Musquetier, burgemeester van Schipluiden, en J. Rinkes Borger te Leiden. Deze bewerking, met de beknopte inleiding en de uitvoerige registers, munt door byzon- dere duidelykheid uit. De bevolking der gemeente Oegstgeest beBtond op 31 December 1888 uit 1907 man nen en 1822 vrouwen, te zamen 3729 per sonen. In 1889 werden aldaar geboren 140 kinderen, als 76 jongens en 64 meisjes. Er vestigden zich in de gemeente 400 mannen en 653 vrouwen, totaal 1053 personen. Over leden zyn 38 personen van het manneiyk en 35 personen van het vrouweiyk geslacht, totaal 73. Naar elders vertrokken 595 mannen en 369 vrouwen, totaal 964 personen. De bevolking der gemeente bedroeg dus op 31 December 1889 1750 mannen en 2135 vrou wen, te zamen 3885 zielen. Er werden 27 huwelyken gesloten. Leven loos werden aangegeven 6 kinderen, waarvan 5 van het manneiyk en 1 van het vrouweiyk geslacht. De bevolking der gemeente Voorhout bestond op 31 December 1888 uit 724 man nen en 546 vrouwen, te zamen 1270 perso nen. In 1889 werden aldaar geboren 44 kin- deron, als 20 jongens en 24 meisjes. Er ves tigden zich in di9 gemeente 89 mannen en 25 vrouwen, totaal 114 personen. Overleden zgn 17 personen van het manneiyk en 12 personen van het vrouweiyk geslacht, totaal 29. Naar elders vertrokken 67 mannen en 34 vrouwen, totaal 101 personen. De bevol king dier gemeente bedroeg dus op 31 De cember 1889 749 mannen en 549 vrouwen, te zamen 1298 zielen. Er werden 7 huwelyken gesloten. Leven loos werden aangegeven 2 kinderen, waarvan 1 van het mannoiyk en 1 van het vrouwe iyk geslacht. Te Sassenheim zyn in 1889 geboren 29 ra. en 27 v. en vestigden zich 42 m. en 53 v., torwyi overleden zgn 14 m. en 13 v. en de gemeente hebben verlaten 43 in. en 75 vrouwen. De bevolking vermeerderde aldus met 14 m. en verminderde met 8 vrouwen. Zy bestond op 31 December 1889 uit 700 m. en 722 v., totaal 1422 zielen. De hoogbejaarde heer H. C. Refers, sinds ruim 10 jaren hulpprediker te Hekendorp, heeft zyn emeritaat aangevraagd. Hy behoort onder do oudste nog dienstdoende prodikanten in or.s vaderland. terug, waar hy zich gramstorig opsloot. Den volgende morgen vond hy op zyne ont- byttafel een brief, met eene ongeoefende kin derhand geschreven en vol taalfouten, die hem de haren ten berge deden ryzen. Clara Olbrich verzocht den doctor om het beloofde boek. Hy zond het haar door Nelly en kreeg het reeds den volgenden dag onder dankbetuiging terug. Clara was dien dag niet gekomen, zooals Rai mond gemerkt had, toen hy een paar maal binnen was geweest om naar den brievenbe steller te vragen, naar wien hy byzonder scheen te verlangen. Toen het nu weer donker begon te worden, nam hy een ander boek, dat hy in den loop van den dag uit een anderen hoek te voorschyn gehaald had, en bracht het in de huiskamer, waar hy Nelly hoopte te vinden. Zy was evenwel weer niet thuis en de moeder was er ook niet, zoodat hy juist weer onver- richterzako terug wilde keeren, toen hy het bekende tikken aan het keukenvenster hoorde. Zou hy het meisje in die koude gang tever geefs laten wachten? Hy ging naar de keuken en het haar in. Nu was Clara volstrekt niet verlegenzy zei hem vriendeiyk goeden d ig en kwam bedaard binnen, ondanks zyne mede- deeling dat er niemand thuis was, zeggende dat zy we! zou wichten totdat Nelly kwam. Raimond bleef besluiteloos voor zyne deur staan, terwy! Clara haren mantel, welken zy ditmaal behoorlyk omhad, afdeod en ongege neerd in den leuningstoel plaats nam. „Heeft Nelly u myn dank voor het boek overgebracht?" vroeg Clara eensklaps; „het was zoo mooi!" Raimond knikte en gaf haar het tweede boek, dat hy nog in de hand had. Zij greep er gretig naar en wilde dadolyk beginnen te lezen, met de ellebogen op de tafel en do vingers in de haren verborgen. Hy sloeg haar eene poos gade, dacht aan het ongelukkige schrift en de wanhopige spelling van haren brief en vroeg of zit van het eerste boek alles begrepen had. „Niet alles", zei zy, hem onbeschroomd aan ziende. „Maar Nelly heeft my de woorden verklaard, die ik niet begreep." „"Wat? En Nelly is jonger dan gy „Ja, maar Nelly is op school geweest." „En gy?" Zy schudde het hoofd. „Wij zyn te dikwyls van de eene stad naar de andere verhuisd, en tante vond altyd dat het niet de moeite waard was om met eene school te beginnendaar zy nooit wist, hoe lang wij zouden blyven." „Maar te Woonen? Hoe lang zyt gy uu reeds hier?" „Met Kerstmis wordt het een jaar," „Dan luidt gy toch kunnen schoolgaan?" „Neen nu wil ik niet meer." „Zoo, en waarom niet?" Clara keek somber voor zich. „Omdat ik my niet door kleine kinderen wil laten uitlachen, die meer weten dan ik." „En waarom laat uwe tante u geone privaatles geven?" „Dat weet ik niet. Ik heb er nooit om ge vraagd." „Ziet go wel; dat hadt gy moeten doen!" „O, neen, ik vraag nooit iets aan tante, niet zóóveel!" zy knipte als een jongen met hare vingers en hare donkere oogen fonkelden, zoodat haar bleek gezichtje eene eigenaardig woeste uitdrukking kreog, te moer, toen zy een weorbarstigen haarlok, die haar op het voorhoofd gevallen was, met eene driftige be weging van het hoofd naar achteren wierp. Raimond antwoordde vorder niets, maar het zonderlinge schepseltje hield hem den geheelen avond bezig, totdat hy het ernstige besluit genomen had om zich die verwaarloosde aan te trekken. Dat was zyn plicht - zyn plicht jegens zijne naaste herhaalde hy gedurig by zichze'.ven. Hoe hij het moest aanloggen, dit was hom nog niét duidelyk on hy dacht er zóó lang OYOT na. totdat de slaap hem overviel. [Wordt ïcrvafgd.j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1890 | | pagina 5